ECLI:NL:RBLIM:2014:7432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 augustus 2014
Publicatiedatum
25 augustus 2014
Zaaknummer
3110877 CV EXPL 14-6266
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter en achterstallig loon in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de eiser, een voorman ijzervlechter, betaling van achterstallig loon van zijn werkgever, Bautec UG, een Duitse onderneming. De eiser was sinds 31 augustus 2012 in dienst bij Bautec en had zich op 18 april 2013 ziek gemeld. De arbeidsovereenkomst was tot op heden niet opgezegd. De eiser stelde dat hij recht had op betaling van € 20.917,86 aan achterstallig loon, vermeerderd met rente en kosten, omdat Bautec zijn loon sinds juni 2013 niet volledig had uitbetaald. Bautec voerde verweer en betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de werkzaamheden van de eiser niet uitsluitend in Nederland plaatsvonden.

De kantonrechter oordeelde dat Bautec haar verweer niet voldoende had onderbouwd. De eiser had zijn stelling dat hij zijn werkzaamheden gewoonlijk in Nederland verrichtte, onderbouwd met concrete voorbeelden van projecten in Nederland. De kantonrechter concludeerde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat Nederlands recht van toepassing was. De kantonrechter ging voorbij aan het verweer van Bautec en oordeelde dat de vordering van de eiser voor toewijzing gereed lag. De kantonrechter wees de vordering van de eiser tot betaling van € 15.523,38 aan achterstallig loon en € 2.828,80 aan vakantiegeld toe, vermeerderd met wettelijke rente. Bautec werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 793,90 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 25 augustus 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3110877 CV EXPL 14-6266
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2014
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. R.W.J.L. Loonen,
tegen:
De naar Duits recht rechtspersoonlijkheid bezittende Unternehmergesellschaft BAUTEC UG,
gevestigd en kantoor houdende te 41516 Grevenbroich (Duitsland),
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bautec genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 12 juni 2014
  • de stukken betreffende de betekening van [eiser]
  • de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 14 augustus 2014
  • de wijziging van eis van [eiser] en de volledige productie 3 van [eiser]
  • de pleitnota van Bautec.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 31 augustus 2012 in dienst getreden bij Bautec als voorman ijzervlechter voor een bruto jaarsalaris van € 35.360,00 per jaar.
[eiser] heeft zich op 18 april 2013 ziek gemeld en sindsdien is hij niet meer op het werk verschenen en is bezig met revalidatie.
De arbeidsovereenkomst is tot op heden niet opgezegd.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert samengevat - na vermeerdering van zijn eis veroordeling van Bautec tot betaling van € 20.917,86 vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] heeft daartoe het volgende gesteld:
  • omdat zijn arbeidsovereenkomst niet is opgezegd dient Bautec zijn achterstallig loon te betalen;
  • sedert juni 2013 heeft Bautec zijn loon niet (volledig) uitbetaald, hij verwijst daartoe naar de door hem ter terechtzitting van 14 augustus 2014 overgelegde specificatie van zijn loon en vakantiegeld over de maanden juni 2013 t/m juli 2014 (tot een totaalbedrag van € 30.418,78), waarop in genoemde periode een bedrag van € 11.899,54 door Bautec aan hem is voldaan, zodat een bedrag van € 13.622,69 resteert;
  • daarnaast heeft hij recht op de wettelijke verhogingen over te laat betaalde bedragen tot een totaalbedrag van € 7.295,16;
  • in totaal heeft hij derhalve een bedrag van € 20.917,86 van Bautec te vorderen.
3.2.
Bautec voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bautec heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat aan de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht toekomt, omdat [eiser] zijn werkzaamheden niet gewoonlijk (alleen) in Nederland verrichte, maar in België, Duitsland en Nederland.
4.1.1.
Ter terechtzitting van 14 augustus 2014 heeft [eiser] zijn stelling dat hij zijn werkzaamheden gewoonlijk in Nederland verrichtte nader onderbouwd met het noemen van de werken waarop hij in de periode voor zijn ziekte in Nederland werkzaam was in dienst van Bautec (o.a. Heerlen, Geleen en Nijmegen voor (hoofd)aannemer BAM).
Daartegenover staat slechts een "blote" betwisting van Bautec.
4.1.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van Bautec gelegen haar verweer nader te onderbouwen met het overleggen van een lijst met de werken waarop [eiser] volgens haar werkzaam zou zijn geweest. Als werkgever moet Bautec ook in staat worden geacht een dergelijke lijst van werken over te leggen.
4.1.3.
De kantonrechter gaat derhalve aan dit verweer van Bautec voorbij. Daarmee staat ook de (relatieve) bevoegdheid van deze rechtbank vast, alsmede - op grond van de Europese verordening 80/934 EEG 1980 - de toepasselijkheid van Nederlands recht, nu door partijen - kennelijk - geen andere rechtskeuze is gemaakt.
4.2.
Voorafgaand aan dit kort geding heeft [eiser] aan de kantonrechter en aan Bautec als productie 3 bij dagvaarding een overzicht van zijn vordering toegezonden, waaruit een vordering bleek over de maanden september 2013 t/m mei 2014 (incl. vakantiegeld mei 2014) van € 20.031,14, alsmede een bedrag aan wettelijke verhogingen van € 3.878,60, waarvan een bedrag van € 3.146,55 betaald zou zijn, zodat [eiser] een bedrag van € 20.763,19 van Bautec te vorderen had.
4.2.1.
Ter terechtzitting van 14 augustus 2014 heeft [eiser] dat overzicht echter vervangen door een nieuw overzicht over de periode juni 2013 t/m juli 2014 (incl. vakantiegeld mei 2014) en heeft zijn eis vermeerderd tot de in dat overzicht genoemde bedragen.
4.2.2.
Tegen de uitbreiding van de vordering van [eiser] met de maanden juni, juli en augustus 2013 heeft Bautec ter terechtzitting van 14 augustus 2014 bezwaar gemaakt, nu zij eerst ter genoemde terechtzitting daarmee geconfronteerd werd en zich daartegen thans niet (voldoende) verweren kan. De kantonrechter acht dit bezwaar van Bautec terecht, zodat de maanden juni, juli en augustus 2013 in deze zaak buiten beschouwing zullen worden gelaten.
4.2.3.
Tegen de uitbreiding van zijn vordering door [eiser] met de maanden juni en juli 2014 heeft Bautec geen bezwaar gemaakt, zodat deze maanden wel zullen worden meegenomen bij de beoordeling van deze zaak.
4.3.
Uit het door [eiser] ter terechtzitting van 14 augustus 2014 overgelegde (en door Bautec inhoudelijk niet weersproken) overzicht van zijn vordering blijkt het volgende:
  • over de maand september 2013 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.043,38. In deze maand is echter door Bautec niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.043,38 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 2.043,38 toe. Ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 1.021,69) ligt voor toewijzing gereed;
  • over de maand oktober 2013 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.198,40. In deze maand is echter een bedrag van € 2.554,31 door Bautec betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 355,91 teveel heeft ontvangen van Bautec. Cumulatief kwam [eiser] derhalve nog een bedrag van € 1.687,47 toe. Over deze maand is geen wettelijke verhoging gevorderd;
  • over de maand november 2013 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.043,38. In deze maand is echter een bedrag van € 4.698,40 door Bautec betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.655,02 teveel heeft ontvangen van Bautec. Cumulatief had Bautec derhalve een vordering op [eiser] van € 967,55. Over deze maand is geen wettelijke verhoging gevorderd;
  • over de maand december 2013 had [eiser] recht op een bedrag van € 984,55. In deze maand is echter een bedrag van € 2.043,38 door Bautec betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 1.058,83 teveel heeft ontvangen van Bautec. Cumulatief had Bautec derhalve een vordering op [eiser] van € 2.026,38. Over deze maand is geen wettelijke verhoging gevorderd;
  • over de maand januari 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.065,04. In deze maand is door Bautec niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.065,04 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] derhalve een bedrag van € 38,66 toe. De gevorderde wettelijke verhoging over deze maand kan derhalve slechts over 38,66 worden toegewezen, dus tot een bedrag van € 19,33;
  • over de maand februari 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 1.836,94. In deze maand is echter slechts een bedrag van € 1.000,00 door Bautec aan [eiser] betaald, zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 836,94 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 875,60 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 418,47) voor toewijzing gereed;
  • over de maand maart 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 1.912,92. In deze maand is echter niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 1.912,92 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 2.788,52 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 918,20) voor toewijzing gereed;
  • over de maand april 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 1.988,98. In deze maand is echter slechts een bedrag van € 1.000,00 door Bautec betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 988,98 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 3.777,50 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 257,13) voor toewijzing gereed;
  • over de maand mei 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.128,75. In deze maand is echter door Bautec niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.128,75 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 5.906,25 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 1.064,38) voor toewijzing gereed;
  • over de maand juni 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.128,75. In deze maand is echter door Bautec niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.128,75 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 8.035,00 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 1.064,38) voor toewijzing gereed;
  • over de maand juli 2014 had [eiser] recht op een bedrag van € 2.128,75. In deze maand is echter door Bautec niets betaald aan [eiser], zodat [eiser] in deze maand een bedrag van € 2.128,75 van Bautec te vorderen had. Cumulatief kwam [eiser] een bedrag van € 10.163,75 toe. Gelet op deze achterstand in de betalingen ligt ook het bedrag van de gevorderde wettelijke verhoging over deze maand (ad € 596,05) voor toewijzing gereed;
4.3.1.
Recapitulerend had [eiser] derhalve een bedrag van € 10.163,75 van Bautec te vorderen als achterstallig loon, en een bedrag van € 5.359,05 aan wettelijke verhogingen, in totaal derhalve een bedrag van € 15.523,38.
4.4.
[eiser] vordert verder een bedrag van € 2.828,80 (8 % over € 35.360,00 per jaar) aan achterstallig vakantiegeld, te verhogen met de wettelijke verhoging (van € 1.414,40).
[eiser] ziet daarbij echter over het hoofd dat het bedrag van € 35.360,00 een bruto bedrag betreft, zodat (ook) het gevorderde bedrag van € 2.828,80 een
brutobedrag is. [eiser] kan echter slechts recht doen gelden op het
nettoequivalent van dit bedrag en de wettelijke verhoging van 50 % over dat netto bedrag.
4.4.1.
Bautec heeft ten aanzien van het vakantiegeld als verweer aangevoerd dat naar Duits recht het vakantiegeld is inbegrepen in het maandelijkse salaris, zodat [eiser] geen (apart) recht op vakantiegeld heeft. De kantonrechter gaat echter aan dit verweer voorbij nu Bautec dit verweer op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. De kantonrechter merkt voorts op dat uit de door [eiser] in het geding gebrachte salarisspecificaties (die door Bautec inhoudelijk niet zijn weersproken) ook niet blijkt dat sprake is van een bedrag
inclusief vakantiegeld. Bovendien is op de door [eiser] overgelegde salarisspecificaties (onder "cumulatieven") telkens sprake van opgebouwde bedragen aan vakantiegeld, zodat de stelling van Bautec de kantonrechter ook om die reden onaannemelijk voorkomt.
4.4.2.
De vordering van [eiser] ten aanzien van het vakantiegeld zal daarom worden toegewezen op de wijze als hierna in het dictum te vermelden.
4.5.
Bautec heeft ter terechtzitting van 14 augustus 2014 voorts gesteld dat de vordering van [eiser] onjuist (te hoog) is, nu er nog meer betalingen zijn verricht dan in het door [eiser] overgelegde overzicht zijn vermeld en er substantiële bedragen (minimaal € 3.000,00) contant zijn betaald aan [eiser].
4.5.1.
Nu [eiser] deze contante betalingen van Bautec heeft weersproken had van Bautec mogen worden verwacht dat zij haar stellingen op dit punt met bewijsstukken had onderbouwd. Nu Bautec dat niet heeft gedaan gaat de kantonrechter aan deze stelling - als onvoldoende onderbouwd - voorbij.
4.6.
Bautec heeft voorts nog een beroep gedaan op verrekening van vorderingen die Bautec had op [eiser]. Het zou daarbij gaan om vorderingen die dhr. [naam oom eiser] had op [eiser] wegens een voorschot aan [eiser] voor de aankoop van een wasmachine en een verbouwing aan het huis van [eiser].
4.6.1.
De kantonrechter gaat ook aan dit verweer van Bautec voorbij, nu deze (verrekenings)vordering in het geheel niet is onderbouwd (bv. door het vermelden van - concrete - bedragen die dan zouden moeten worden verrekend). Bovendien gaat het in casu kennelijk niet om een vordering van Bautec op [eiser], maar om een vordering van [naam oom eiser] (de oom van [eiser])
in privéop [eiser], nu niet gesteld of gebleken is dat deze [naam oom eiser] eigenaar of aandeelhouder van Bautec is en/of dat deze bedragen door Bautec aan [eiser] zijn betaald.
4.7.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is door [eiser] ter terechtzitting van 14 augustus 2014 ingetrokken, zodat daaromtrent niet meer hoeft te worden beslist.
4.8.
De vorderingen van [eiser] liggen derhalve voor toewijzing gereed op de wijze als hierna in het dictum te vermelden.
4.9.
Bautec zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 116,90
- griffierecht 77,00
- salaris gemachtigde
600,00
Totaal € 793,90

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Bautec om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.523,38, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van de dag van dagvaarding (4 juni 2014) tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Bautec om aan [eiser] te betalen het
nettoequivalent van € 2.828,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 % over voornoemd netto equivalent en vermeerderd met de wettelijke rente (over dat netto equivalent en de wettelijke verhoging) met ingang van de dag van dagvaarding (4 juni 2014) tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Bautec in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 793,90,
5.4.
veroordeelt Bautec, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het door [eiser] meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: PZ