ECLI:NL:RBLIM:2014:7566

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
3250248 CV EXPL 14-7973
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een geldvordering in kort geding wegens onvoldoende aannemelijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, een voorschot van € 8.500,00 op schadevergoeding van gedaagde partij, Stichting Woonpunt. Eiser stelde dat hij schade had geleden door een onrechtmatige daad, waarbij zijn kunstgebit verloren was gegaan na een ontruiming. De voorzieningenrechter heeft op 7 augustus 2014 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij de vordering van eiser werd afgewezen.

De voorzieningenrechter overwoog dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereist is dat het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn. Eiser had een woning gehuurd van Woonpunt, maar na een vonnis van 26 maart 2014 was hij ontruimd. Eiser stelde dat zijn belangenbehartiger had verzaakt, waardoor hij niet op de hoogte was van de executiedatum en niet aanwezig was bij de ontruiming. Na de ontruiming bleek zijn kunstgebit verdwenen, en volgens de deurwaarder was het vernietigd.

Woonpunt voerde gemotiveerd verweer en betwistte zowel het verlies van het kunstgebit als de omvang van de schade. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiser zijn vordering niet voldoende had onderbouwd en dat er een restitutierisico bestond, aangezien eiser een schuld van meer dan € 10.000,00 aan Woonpunt had. De vordering werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Woonpunt, die tot dat moment waren begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en onderbouwing bij het indienen van een geldvordering in kort geding, evenals de noodzaak om het restitutierisico in overweging te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 3250248 CV EXPL 14-7973
Vonnis in kort geding van 7 augustus 2014
in de zaak van
[eiser],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.C. van Kasteren, advocaat te Maastricht,
tegen
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.L.T. Roks, advocaat te Woerden.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonpunt worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de bij schrijven van 30 juli 2014 toegezonden producties 1 tot en met 7 van Woonpunt
  • de mondelinge behandeling d.d. 31 juli 2014
  • de pleitnota van Woonpunt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van Woonpunt tot betaling van € 8.500,00 als voorschot op schade die hij ten gevolge van een onrechtmatige daad heeft geleden, althans een zodanig bedrag als door de voorzieningenrechterin goede justitie te bepalen, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[eiser] legt, kort weergegeven, het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
[eiser] huurde een woning van Woonpunt. Woonpunt heeft [eiser] gedagvaard - in verband met een huurachterstand - waarna op 26 maart 2014 vonnis is gewezen door deze rechtbank en waarbij de gevorderde ontruiming is toegewezen. Hij stelt dat zijn toenmalige belangenbehartiger heeft verzaakt het vonnis aan hem door te geleiden. [eiser] was der-halve niet bekend met de executiedatum en is niet aanwezig geweest bij de ontruiming. Na de ontruiming bleek de gehele inboedel te zijn verdwenen, waaronder zijn kunstgebit. De deurwaarder heeft [eiser] te kennen gegeven dat het kunstgebit is vernietigd.
2.3.
[eiser] stelt primair dat Woonpunt niet heeft gehandeld als goed zaakwaarnemer. Woonpunt, althans een door haar ingeschakelde derde (de deurwaarder) heeft er immers voor gekozen om zich over (onder meer) het kunstgebit te ontfermen. Woonpunt heeft dit kunstgebit verloren doen gaan (het is vernietigd). Uit dien hoofde is Woonpunt volgens [eiser] aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade. Subsidiair legt [eiser] onrechtmatige daad ten grondslag aan zijn vordering.
2.4.
Woonpunt voert gemotiveerd verweer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding slechts dan aanleiding is, wanneer het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terug-betaling (het restitutierisico) - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staat.
Deze vereisten zijn communicerende vaten. Naarmate bijvoorbeeld de vordering meer vast staat en naarmate het risico van onmogelijkheid van terugbetaling minder aanwezig is, wordt het spoedeisend belang eerder aangenomen.
3.2.
Tussen partijen is in deze procedure enkel aannemelijk geworden dat
een deel vanhet gebit van [eiser] verloren is gegaan (cursivering, ook hierna: de voorzieningen-rechter). Voor het overige wordt de vordering door Woonpunt gemotiveerd betwist.
3.2.1.
Zo wordt door Woonpunt betwist dat het
gehelegebit is vernietigd, alsmede dat sprake is van een vernietigd
klikgebit. Woonpunt stelt navraag te hebben gedaan bij de deurwaarder. Volgens de deurwaarder bevond zich tussen de douchespullen een “smerig groen uitgeslagen en uitgedroogd” kunstgebit, waar een “film van smerigheid” overheen zat en betrof het ook niet een volledig kunstgebit, maar slechts een deel daarvan, namelijk een boven- of een onderkant. Tijdens de mondelinge behandeling herhaalt [eiser] slechts zijn (blote) stelling dat zowel het boven- als het ondergebit door de deurwaarder bij de ontruiming zijn meegenomen.
3.2.2.
Verder wordt ook de omvang van de schade door Woonpunt betwist. Zo heeft [eiser] een tweetal offertes overgelegd van een boven- en onder
klikgebit, terwijl door de deurwaarder slechts één boven- dan wel onderkant van een kunstgebit heeft aangetroffen, aldus Woonpunt. Verder heeft volgens Woonpunt te gelden dat de kosten voor een kunstgebit veel lager zijn dan [eiser] stelt. Zij legt daartoe een uitdraai over van de website ‘www.eenkunstgebit.nl’ waaruit volgt dat de kosten van een kunstgebit (een zogenaamde C-prothese globaal € 1.200,00 bedragen.
Ter zitting door de voorzieningenrechter daarnaar gevraagd, stelt [eiser] dat er een medische noodzaak aanwezig is voor het hebben van een klikgebit. Ook deze (blote) stelling wordt door hem volstrekt niet onderbouwd.
Door Woonpunt wordt voorts nog aangevoerd dat van de kosten van een kunstgebit in beginsel 75% door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Hoe een en ander in het geval van [eiser] is geregeld, hangt af van de zorgverzekeraar. Volgens Woonpunt valt niet uit te sluiten, gelet ook de toestand waarin het kunstgebit door de deurwaarder is aangetroffen, dat het een afgeschreven kunstgebit betrof en dat [eiser] reeds een nieuw kunstgebit had verkregen.
Door [eiser] wordt ter zitting slechts (bloot) ontkend dat de kosten van een nieuw kunstgebit door zijn zorgverzekeraar worden vergoed. Schriftelijke stukken van zijn zorgverzekeraar op dit punt (bijvoorbeeld ook ten aanzien van een mogelijk eigen risico) worden niet door [eiser] overgelegd.
3.3.
Het is aan [eiser] om zijn stellingen, in het licht van het verweer van Woonpunt, deugdelijk te motiveren en daarmee voldoende aannemelijk te maken. De voorzieningenrechter oordeelt dat Woonpunt zodanig verweer heeft gevoerd dat niet op voorhand het bestaan en de omvang van de geldvordering voldoende aannemelijk zijn. Het had op de weg gelegen van [eiser] om zijn vordering, bijvoorbeeld aan de hand van schriftelijke stukken, nader te onderbouwen.
Daar komt bovendien bij dat sprake is van een restitutierisico, nu Woonpunt onbetwist heeft gesteld dat [eiser], alleen al aan Woonpunt, een schuld heeft van meer dan € 10.000,00.
3.4.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering dient te worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd behoeft verder geen bespreking. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van Woonpunt tot op heden worden begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de gevorderde voorziening af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van Woonpunt tot op heden worden begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.typ: SRS