In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 1 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlaging van de partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. de Kloe, verzocht om wijziging van de partnerbijdrage, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 836,11 per maand. Hij stelde dat hij door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op 13 juli 2014 en de daaruit voortvloeiende inkomensdaling niet langer in staat was om de alimentatie te betalen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.M. Martens, betwistte dit en voerde aan dat de man nog steeds inkomsten uit verhuur ontving en dat hij zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd.
De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende informatie had verstrekt over zijn inkomsten en lasten, wat extra zwaar werd aangerekend gezien eerdere procedures waarin hij ook al onjuiste informatie had verstrekt. De rechtbank benadrukte dat partijen verplicht zijn om alle relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien de man geen recente en relevante financiële gegevens had overgelegd, kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een verlaging van de alimentatie rechtvaardigde.
Daarom werd het verzoek van de man afgewezen en werden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten droeg. De beschikking is gegeven door mr. P. van Blaricum en kan door de verzoekende partij of belanghebbenden in hoger beroep worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.