In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 18 september 2014 uitspraak gedaan over een vordering tot betaling van huurachterstand en ontruiming van een winkelpand. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. van de Pas, vorderde betaling van een huurachterstand van € 1.540,- over de maanden mei tot en met augustus 2014, alsook ontruiming van het winkelpand door de gedaagde, die werd vertegenwoordigd door mr. S. Ikiz. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd, maar had deze na de datum van dagvaarding volledig voldaan. Hierdoor ontbrak het spoedeisend belang dat de eiser aanvoerde, omdat de financiële onzekerheid omtrent de huurbetalingen was weggenomen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiser niet kon worden toegewezen, omdat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen had nagekomen. De rechter benadrukte dat een voorlopige voorziening alleen kan worden gegeven bij bijzondere omstandigheden die een spoedeisend belang rechtvaardigen. De eiser had erkend dat de gedaagde zijn achterstand had ingelost, wat de noodzaak voor ontruiming en betaling van de huurachterstand deed vervallen. De rechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten van de eiser, die op dat moment € 181,80 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.