Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 augustus 2014,
- de zijdens gedaagde ingezonden producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van gedaagde.
2.De feiten
3.Het geschil
In het geval van de ‘moeder’ en ‘dochter’ die ons vorige maand zelf telefonisch benaderden met het verzoek om aandacht te besteden aan wat zij zelf bestempelden als een oplichtingszaak, hebben wij, zoals ik u eerder probeerde duidelijk te maken, geheel te goeder trouw gehandeld. De feiten die door beiden werden aangedragen, alsmede de persoonsgegevens die in de telefonische vervolggesprekken werden verstrekt, hebben we, zoals uit mijn eerdere feitenrelaas moge blijken, uitvoerig gecheckt. Nergens in het hele traject hebben we enige aanleiding gehad om te veronderstellen dat degenen die we aan de telefoon hadden niet degenen zouden zijn die zij beweerden te zijn.”
4.De beoordeling
de mensen uitgebreid [had] gesproken”. De redacteur en de moeder van eiseres hebben na het plaatsen van het artikel over en weer nog e-mailcontact gehad over de verdere afhandeling van hetgeen zij eerder telefonisch hadden besproken, waarbij door de moeder van eiseres geen opmerking is gemaakt over het feit dat eiseres als bron is vermeld. Daarnaast acht de voorzieningenrechter relevant dat de eiseres de juistheid van de aan haar toegeschreven uitlatingen over haar persoonlijke verhouding tot de personen die hoofdonderwerp zijn van het artikel en hetgeen zich tussen hen heeft afgespeeld, niet weerspreekt.
€ 816,00,