In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Limburg op 23 september 2014, hebben eiseressen, wonende te Mook, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor de uitbreiding van zijn woning. Eiseressen zijn van mening dat deze vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en het Bouwbesluit 2012, en vrezen dat de uitbreiding zal leiden tot water- of vochtoverlast. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de afvoer van hemelwater niet in strijd is met de relevante bepalingen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de afwatering via het perceel van eiseressen zou plaatsvinden, geen rol speelt in de beoordeling van de vergunningverlening. Eiseressen hebben ook aangevoerd dat er een evidente privaatrechtelijke belemmering bestaat voor de uitbreiding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit geen grond is voor weigering van de vergunning. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de vergunninghouder zich aan de bouwregels houdt en dat de gestelde bezwaren van eiseressen niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft ook het betoog van verweerder over de niet-ontvankelijkheid van het beroep verworpen, omdat nieuwe gronden in beroep naar voren gebracht kunnen worden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.