ECLI:NL:RBLIM:2014:8189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
2541356 CV EXPL 13-10093 (hoofdzaak) en 3225487 CV EXPL 14-7678 (vrijwaringszaak)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor huurpenningen en schadevergoeding na diefstal van gehuurde steigers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de huurder voor huurpenningen en schadevergoeding na de diefstal van gehuurde steigers. De eiser, Bouwmachines Hollanders B.V., heeft de huurder, Wil-Dan B.V., en de directeur van Wil-Dan, [gedaagde hoofdzaak], aangesproken voor betaling van een bedrag van € 25.146,25, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelt dat de huurder de steigers heeft verduisterd en dat de directeur hoofdelijk aansprakelijk is op basis van de algemene voorwaarden. De huurder betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de eiser al schadeloos is gesteld door de verzekeraar.

De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat de huurder aansprakelijk is voor de huurpenningen tot de datum van de diefstal. De rechtbank wijst de vordering van de eiser toe, waarbij de huurder wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De directeur van de huurder wordt echter vrijgesteld van aansprakelijkheid, omdat hij de overeenkomst slechts als vertegenwoordiger van de huurder heeft ondertekend en niet persoonlijk gebonden is aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst.

In de vrijwaringszaak vorderen Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] dat [gedaagde vrijwaringszaak] hen vergoedt voor de schade die zij lijden door de veroordeling in de hoofdzaak. De rechtbank houdt de beslissing over deze vordering aan, omdat Wil-Dan moet bewijzen dat [gedaagde vrijwaringszaak] het steigermateriaal heeft weggenomen. De zaak wordt naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummers: hoofdzaak 2541356 CV EXPL 13-10093
vrijwaringszaak 3225487 CV EXPL 14-7678
Vonnis van de kantonrechter van 1 oktober 2014
in de hoofdzaak van
de besloten vennootschap
BOUWMACHINES HOLLANDERS B.V.
gevestigd en kantoor houdende te Hoensbroek, gemeente Heerlen
verder ook te noemen Hollanders
eiseres
gemachtigde mr. A.L. Stegeman
tegen

1.de besloten vennootschap

wil-dan b.v.
gevestigd en kantoor houdende Heideveldweg 48
6414 XL Heerlen
verder ook te noemen Wil-Dan
2. [gedaagde hoofdzaak]
wonende [adres 1]
[woonplaats 1]
verder ook te noemen [gedaagde hoofdzaak]
gedaagden
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen
en in de vrijwaringszaak van

1.WIL-DAN

2. [eiser vrijwaringszaak]

eisers
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak]
wonende [adres 2]
[woonplaats 2]
verder ook te noemen [gedaagde vrijwaringszaak]
gedaagde
gemachtigde mr. B.M.A. Jegers.

1. Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
in de hoofdzaak:
- de dagvaardingen, met producties
- de incidentele conclusie tot oproeping van [gedaagde vrijwaringszaak] in vrijwaring
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident
- het vonnis van 11 juni 2014 waarin de incidentele vordering is toegewezen
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 29 augustus 2014,
in de vrijwaringzaak:
- het vonnis van 11 juni 2014 waarin de oproeping van [gedaagde vrijwaringszaak] in vrijwaring is toegestaan
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen
- de akte van Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] houdende overlegging van producties
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 29 augustus 2014.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald in beide zaken.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.1
Hollanders vordert de hoofdelijke veroordeling van Wil-Dan en [gedaagde hoofdzaak] tot betaling van € 25.146,25 te vermeerderen met de overeengekomen rente over de hoofdsom van € 19.614,26 vanaf 1 november 2013 en met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.982,14 vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten waaronder de nakosten.
2.1.2
Aan de vordering legt Hollanders ten grondslag dat zij bij schriftelijke overeenkomst van 24 oktober 2012 aan Wil-Dan steigermateriaal heeft verhuurd en ter beschikking heeft gesteld, welk materiaal Wil-Dan ondanks sommatie niet terug heeft bezorgd. Daarom is
Wil-Dan krachtens de overeenkomst en de daarop toepasselijke algemene voorwaarden de huurprijs tot de datum waarop de overeenkomst geacht moet worden te zijn geëindigd
(28 maart 2013) van € 8.897,84 verschuldigd alsmede de waarde van het (volgens Wil-Dan) door een derde weggenomen steigermateriaal van € 24.191,89. Op dit laatste bedrag strekt in mindering de gedeeltelijke (o.g.v. de polisvoorwarden is slechts 75% van de nieuwwaarde vergoed en het eigen risico afgetrokken) schadevergoeding die Hollanders van haar verzekeraar heeft ontvangen ad € 13.495,47, zodat de gevorderde schadevergoeding
€ 10.726,42 bedraagt. Met de voornoemde huurprijs vormt dit de hoofdsom. De hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde hoofdzaak] baseert Hollanders op artikel 13 van haar algemene voorwaarden, bepalende dat degene die het gehuurde in ontvangst neemt en daarvoor tekent, en dat was Wil-Dan’s directeur [gedaagde hoofdzaak], naast de huurder hoofdelijk aansprakelijk is voor hetgeen deze aan Hollanders verschuldigd is.
2.2
Wil-Dan stelt voorop dat Hollanders reeds schadeloos is gesteld, door haar verzekeraar. Hollanders heeft geen recht op de nieuwwaarde maar slechts op de dagwaarde van het steigermateriaal en heeft geen recht op de huurpenningen over de periode waarin Wil-Dan het steigermateriaal niet heeft kunnen gebruiken doordat het was verduisterd.
2.3
[gedaagde hoofdzaak] betwist zijn aansprakelijkheid omdat hij geen partij is bij de huurovereenkomst tussen Wil-Dan en Hollanders althans het beding in de algemene voorwaarden waarop Hollanders zijn aansprakelijkheid baseert vernietigbaar is.
In de vrijwaringszaak
2.4
Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] vorderen dat [gedaagde vrijwaringszaak] wordt veroordeeld aan hen te betalen hetgeen zij in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld aan Hollanders betalen, met veroordeling van [gedaagde vrijwaringszaak] in de proceskosten waaronder de nakosten. Aan de vordering leggen zij ten grondslag dat [gedaagde vrijwaringszaak] het door Wil-Dan van Hollanders gehuurde steigermateriaal heeft weggehaald van de bouwplaats waar het stond (beiden werkten in opdracht van de eigenaar van het betreffende pand, [naam]). Door aldus onrechtmatig te handelen is [gedaagde vrijwaringszaak] aansprakelijk geworden voor de schade die Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] lijden in de vorm van hun veroordeling tot betaling aan Hollanders in de hoofdzaak.
2.5
[gedaagde vrijwaringszaak] voert als verweer dat hij niets te maken heeft met de verdwijning van het steigermateriaal: volgens hem hebben Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] daar zelf de hand in gehad. Hij bepleit afwijzing van de vordering met veroordeling van eisers in vrijwaring in de proceskosten.

3.De beoordeling

In de hoofdzaak
3.1
In de hoofdzaak kan afzonderlijk van de vrijwaringzaak eindvonnis worden gewezen, mede omdat Hollanders dit (ter comparitie) heeft gevorderd.
3.2
De algemene voorwaarden van Hollanders zijn op de overeenkomst tussen haar en Wil-Dan van toepassing. Ze staan op de achterzijde van de door [gedaagde hoofdzaak] namens Wil-Dan ondertekende overeenkomst en er wordt op de voorzijde naar verwezen.
3.3
Het onderscheid dat Wil-Dan maakt tussen diefstal en een andere vorm van verdwijning van het gehuurde tijdens de huurovereenkomst (verduistering), in welk geval de aansprakelijkheidsbepalingen in de algemene voorwaarden toepassing zouden missen, is gekunsteld en wordt verworpen. In o.a. art. 14 van de algemene voorwaarden wordt met “diefstal” kennelijk niet slechts gedoeld op een handelen dat precies voldoet aan de omschrijving van dat delict in art. 310 Sr, maar op elk wegnemen van het gehuurde door een derde. Bovendien heeft Wil-Dan, door te stellen dat [gedaagde vrijwaringszaak] het steigermateriaal onder zich had omdat hij met sleutels toegang had tot het perceel waarop zich dit bevond, geenszins bewezen dat het wegnemen door [gedaagde vrijwaringszaak] zou moeten worden gekwalificeerd als verduistering naar de omschrijving van dat delict in art. 321 Sr.
3.4.1
Volgens artikel 14, laatste volzin, van de algemene voorwaarden zijn in geval van diefstal van het gehuurde de huurpenningen verschuldigd tot het tijdstip waarop de diefstal gemeld wordt. Een beding dat de huurder van roerende zaken die hij van de verhuurder heeft ontvangen, verplicht de huurprijs te betalen zo lang de huurovereenkomst duurt, is niet onredelijk bezwarend. Het is namelijk in overeenstemming met art. 7:212 jo. 230 BW. Dit geldt ook over een periode waarin de huurder het gehuurde feitelijk niet heeft kunnen gebruiken, tenzij dit laatste wordt veroorzaakt door een schending door de verhuurder van zijn verplichting krachtens 7:203 BW om het gehuurde ter beschikking van de huurder te stellen en te laten. Dat is hier niet het geval: de diefstal vormt uiteraard geen schending door Hollanders van deze verplichting.
3.4.2
Hollanders heeft gesteld dat zij op 28 maart 2013 bekend is geworden met de verdwijning van het steigermateriaal en dit als datum van melding van de diefstal aanmerkt. (Voldoende duidelijk) gesteld noch gebleken is dat Wil-Dan de diefstal eerder heeft gemeld en zij heeft dit niet te bewijzen aangeboden. Wil-Dan is dus tot 28 maart 2013 de huurprijs verschuldigd. De juistheid van de berekening hiervan door Hollanders is niet betwist. De vordering van € 8.897,84 wordt jegens Wil-Dan toegewezen.
3.5.1
Volgens artikel 14, voorlaatste volzin, van de algemene voorwaarden is de huurder bij diefstal verplicht de nieuwwaarde van het gehuurde te vergoeden. Partijen verschillen van mening over de interpretatie van deze bepaling in het licht van de hieraan voorafgaande zinnen in de algemene voorwaarden. Daar staat dat de huurder bij de verhuurder een Schade Afkoop Regeling (SAR) kan afsluiten tegen 8% van de huursom, hetgeen Wil-Dan heeft gedaan. De kantonrechter volgt de uitleg van Hollanders van art. 14. Kennelijk is daarmee beoogd een onderscheid te maken tussen enerzijds schade in de zin van beschadiging van het gehuurde - waarvoor de huurder zijn aansprakelijkheid of verzekeringsplicht kan afkopen door de SAR af te sluiten - en anderzijds schade die de verhuurder lijdt door diefstal van het gehuurde. Voor die laatste schade maakt art. 14 de huurder aansprakelijk tot het bedrag van de nieuwwaarde (vervangingsprijs) van het gehuurde.
3.5.2
Dit beding is niet onredelijk bezwarend, ook niet in zoverre dat het een beroep van de huurder op voordeelsverrekening (“aftrek nieuw voor oud”) uitsluit. Deze vindt immers volgens art. 6:100 BW plaats voor zover dit redelijk is. Het is niet redelijk dat Hollanders naast de kosten en moeite die zij moet besteden aan de zoektocht naar het gestolen steigermateriaal en de eventuele aanschaf van nieuw, ook nog genoegen moet nemen met vergoeding door Wil-Dan - onder wier houderschap die diefstal plaatsvond - van slechts de verzekerde dagwaarde van het gehuurde.
3.5.3
Hollanders heeft de nieuwwaarde van het verdwenen gehuurde berekend door de van de verzekeraar ontvangen vergoeding van 75% excl. BTW aan te vullen tot 100% en daar het eigen risico en de BTW bij op te tellen. Deze wijze van berekening van de schade komt de kantonrechter redelijk voor en Wil-Dan heeft de cijfermatige juistheid ervan niet betwist. De aldus op € 10.726,42 begrote vordering wordt jegens Wil-Dan toegewezen.
3.6
De contractuele rente krachtens art. 12 van de algemene voorwaarden (2% per maand) wordt toegewezen als gevorderd, tot het bedrag van € 2.549,85 in de toe te wijzen hoofdsom begrepen. Tegen de verschuldigdheid van deze rente is geen afzonderlijk verweer gericht en het verzuim van Wil-Dan is, naar Hollanders terecht stelt, ingetreden door het verstrijken van de betralingstermijn van 14 dagen van de factuur van 28 maart 2013.
3.7
Gebleken is dat Hollanders kosten heeft moeten maken ter verkrijging van voldoening buiten rechte en haar berekening daarvan komt de kantonrechter, mede in het licht van art. 12 van de algemene voorwaarden, redelijk voor. Ook de vordering van
€ 2.982,14 wordt jegens Wil-Dan toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd.
3.8
Wil-Dan is hiermee de in het ongelijk gestelde partij en wordt veroordeeld in de proceskosten van Hollanders, die tot de uitspraak van dit vonnis worden begroot als volgt:
dagvaarding € 80,84
griffierecht € 923
salaris gemachtigde (2 x € 400)
€ 800
totaal € 1.803,84
3.9
De vordering tegen [gedaagde hoofdzaak] wordt afgewezen. [gedaagde hoofdzaak] heeft de overeenkomst, die ook volgens de stellingen van Hollanders is aangegaan tussen haar als verhuurder en
Wil-Dan als huurder, ondertekend na “Huurder:”, derhalve onmiskenbaar als vertegenwoordiger van Wil-Dan. Daardoor is hij niet in persoon gebonden geraakt aan deze overeenkomst en/of aan art. 13 van de algemene voorwaarden, bepalende dat degene die het gehuurde komt afhalen bij de verhuurder en tekent voor ontvangst, naast de contractant hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling. Dat dit beding in haar overeenkomst met Hollanders door Wil-Dan is aanvaard, impliceert niet de aanvaarding door [gedaagde hoofdzaak], die ten opzichte van deze partijen - ook als bestuurder van Wil-Dan - een derde is. Voor het aannemen van wettelijke aansprakelijkheid als bestuurder is onvoldoende gesteld en gebleken.
3.1
Jegens [gedaagde hoofdzaak] is Hollanders de in het ongelijk gestelde partij zodat zij wordt veroordeeld in zijn proceskosten. Nu de proceshandelingen in de hoofdzaak zowel voor
Wil-Dan als [gedaagde hoofdzaak] zijn verricht maar in omvang vooral het verweer van Wil-Dan betreffen, zal de kantonrechter deze proceskosten in redelijkheid begroten op:
salaris gemachtigde € 200.
In het vrijwaringsincident
3.11
De beslissing over de proceskosten is in het vonnis van 11 juni 2014 aangehouden. Deze worden thans ten laste van Wil-Dan als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij en worden begroot op:
salaris gemachtigde € 400
In de vrijwaringszaak
3.12
Door de afwijzing van de vordering tegen [gedaagde hoofdzaak] in de hoofdzaak heeft alleen Wil-Dan nog belang bij de vordering in de vrijwaringzaak, zodat zij in het vervolg als (enige) eisende partij in vrijwaring wordt aangemerkt.
3.13
[gedaagde vrijwaringszaak] heeft gemotiveerd betwist dat hij het steigermateriaal heeft gestolen of anderszins onrechtmatig weggenomen. Op Wil-Dan rust de last om de juistheid van deze aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling te bewijzen en zij heeft dit ook aangeboden. Wil-Dan kan zich op de hieronder te noemen roldatum en wijze over de bewijsopdracht uitlaten. Iedere verdere beslissing in vrijwaring wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter,
in de hoofdzaak:
4.1
veroordeelt Wil-Dan om tegen bewijs van kwijting aan Hollanders te voldoen
€ 25.146,25 te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand over € 19.614,26 vanaf 1 november 2013 en met de wettelijke rente over € 2.982,14 vanaf 11 november 2013, beide tot de dag van voldoening,
4.2
veroordeelt Wil-Dan in de proceskosten van Hollanders, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.803,84, bij gebreke van voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de betekening van dit vonnis tot aan die van de voldoening, en bij gebreke van volledige voldoening aan dit vonnis binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe door Hollanders te vermeerderen met de nakosten van € 100,
4.3
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident:
4.4
veroordeelt Wil-Dan in de proceskosten van Hollanders, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200,
4.5
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringzaak:
4.6
draagt aan Wil-Dan op om te bewijzen dat [gedaagde vrijwaringszaak] het steigermateriaal, waarvan
Wil-Dan in de hoofdzaak is veroordeeld de waarde aan Hollanders te betalen, heeft weggenomen van de bouwplaats waar het stond,
4.7
verwijst de vrijwaringzaak naar de rolzitting van woensdag
29 oktober 2014waar Wil-Dan zich dient uit te laten over deze bewijsopdracht, in het geval dat zij getuigen wil doen horen onder opgave van hun namen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor enquête te houden in december 2014 of januari 2015;
4.8
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.