In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de huurder voor huurpenningen en schadevergoeding na de diefstal van gehuurde steigers. De eiser, Bouwmachines Hollanders B.V., heeft de huurder, Wil-Dan B.V., en de directeur van Wil-Dan, [gedaagde hoofdzaak], aangesproken voor betaling van een bedrag van € 25.146,25, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelt dat de huurder de steigers heeft verduisterd en dat de directeur hoofdelijk aansprakelijk is op basis van de algemene voorwaarden. De huurder betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de eiser al schadeloos is gesteld door de verzekeraar.
De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat de huurder aansprakelijk is voor de huurpenningen tot de datum van de diefstal. De rechtbank wijst de vordering van de eiser toe, waarbij de huurder wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De directeur van de huurder wordt echter vrijgesteld van aansprakelijkheid, omdat hij de overeenkomst slechts als vertegenwoordiger van de huurder heeft ondertekend en niet persoonlijk gebonden is aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
In de vrijwaringszaak vorderen Wil-Dan en [eiser vrijwaringszaak] dat [gedaagde vrijwaringszaak] hen vergoedt voor de schade die zij lijden door de veroordeling in de hoofdzaak. De rechtbank houdt de beslissing over deze vordering aan, omdat Wil-Dan moet bewijzen dat [gedaagde vrijwaringszaak] het steigermateriaal heeft weggenomen. De zaak wordt naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling.