ECLI:NL:RBLIM:2014:8381

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 160u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht disciplinair ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als coördinator bij de Gemeenschappelijke Belasting- en Registratiedienst van de Stadsregio Parkstad Limburg, en haar werkgever, het bestuur van de stadsregio. Eiseres was disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim, waarbij verweerder haar verschillende gedragingen ten laste legde, waaronder grievende uitlatingen over collega's, intimidatie en het schenden van de geheimhoudingsplicht. De rechtbank oordeelde dat de gegevens die aan het ontslag ten grondslag lagen niet deugdelijk waren vastgesteld. Er ontbraken verslagen van functionerings- of beoordelingsgesprekken, en het disciplinair onderzoek was onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat het aan eiseres verweten gedrag niet voldoende was om tot ontslag over te gaan, en dat er geen gelegenheid was geboden om zich te verbeteren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de ernst van de gedragingen van eiseres in de context van de werkvloer en het gebrek aan adequate sturing door de leidinggevende(n) meebracht in haar overwegingen. Eiseres had recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 14/160

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [adres], eiseres

(gemachtigde: mr. B.H.G. Dautzenberg-Dieteren),
en

het bestuur van de stadsregio Parkstad Limburg, verweerder

(gemachtigde: mr.drs. C.A.H. Lemmens).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres met toepassing van artikel 8:13 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR-Uwo) disciplinair ontslag verleend. Subsidiair heeft verweerder eiseres met toepassing van artikel 8:8 van de CAR-Uwo ontslag op overige gronden verleend.
Eiseres heeft tegen het besluit van 7 november 2013 met toepassing van artikel 7:1a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een schriftelijke reactie op het verweerschrift ingediend bij schrijven van 29 juli 2014.
Verweerder heeft op deze brief een reactie ingezonden, alsmede aanvullende stukken, op 13 augustus 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de heer[voormalig leidinggevende], werkzaam voor verweerder en (voormalig) leidinggevende van eiseres.

Overwegingen

1.
Eiseres is sinds 1 januari 2007 in dienst bij de Gemeenschappelijke Belasting- en registratiedienst van de Stadsregio Parkstad Limburg (GBRD) als coördinator BAG/GEO. In die hoedanigheid geeft zij leiding aan medewerkers van de GBRD.
2.
Verweerder heeft eiseres primair disciplinair ontslag aangezegd wegens ernstig plichtsverzuim. Dat plichtsverzuim is volgens verweerder gelegen in de navolgende gedragingen:
  • Eiseres heeft zich in haar uitlatingen, haar e-mailverkeer en in chatsessies met interne en externe medewerkers frequent en stelselmatig grievend en kwetsend uitgelaten over andere ondergeschikten en leidinggevenden binnen verweerders organisatie;
  • Gedurende circa een half jaar heeft eiseres een onaanvaardbare claim op een ondergeschikte medewerkster, mevrouw [naam medewerker 1], gelegd door 's avonds met deze medewerker te chatten en haar te mailen over werk, met haar te lunchen en te roken en daarbij haar ongenoegen over collega’s en de organisatie te ventileren. De betrokken medewerkster voelde zich geïntimideerd door eiseres en durfde niet aan te geven van deze contacten niet gediend te zijn;
  • Eiseres heeft [naam medewerker 1] aangezet tot frauduleus handelen/ foutief registreren van eigen aan- en afwezigheidstijden via het Timetell (klok)systeem;
  • Eiseres heeft de door de directie van Stadsregio Parkstad Limburg opgelegde geheimhoudingsplicht geschonden;
  • Eiseres heeft zich op de werkvloer meermaals schreeuwend en grievend uitgelaten over medewerkers;
  • Eiseres heeft als leidinggevende medewerkers verschillend behandeld en hen onvolledige instructies meegegeven waarna deze medewerkers werden overstelpt met (achteraf veelal onterechte) kritiekpunten. Dit vergrootte de onzekerheid van de medewerkers;
  • Eiseres hanteerde een intimiderende stijl van leidinggeven en bejegening. Zij heeft mensen tot mikpunt van kritiek gemaakt en zich schuldig gemaakt aan onnodig machtsvertoon; Gebleken is dat medewerkers zich niet veilig voelen onder de leiding van eiseres hetgeen verweerder verstaat als een ernstige inbreuk op de noodzakelijke veiligheid op de werkvloer;
  • Extern heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan negatieve beeldvorming over haar werkgever zoals richting medewerkers van het Ministerie van Financiën over het project "waarderen onroerend goed BES-eilanden";
  • Eiseres heeft bewust in het e-mail postvak van [naam medewerker 1] gekeken en gezocht naar mails. Ondanks een autorisatie van jaren geleden had zij hiertoe geen enkel recht.
Verweerder acht deze gedragingen tezamen en afzonderlijk dusdanig ernstig dat is besloten tot disciplinair ontslag wegens ernstig plichtsverzuim. Subsidiair heeft verweerder besloten tot het verlenen van eervol ontslag op overige gronden en daarbij gesteld dat door de gedragingen van eiseres het vertrouwen in haar volledig is komen te vervallen en dat er geen enkele basis meer is voor verdere samenwerking.
2.
Tot deze besluitvorming is verweerder gekomen op grond van een uitdraai van chatsessies tussen eiseres en haar ondergeschikte collega [naam medewerker 1], verklaringen van drie collegae, te weten twee ondergeschikte collega’s ([naam medewerker 1] en de heer [naam medewerker 2]) en een leidinggevende collega, de heer [naam medewerker 3], diverse anonieme verklaringen van collega’s die ten overstaan van leidinggevende [voormalig leidinggevende] zijn afgelegd alsmede eigen waarnemingen van [voormalig leidinggevende].
3.
In geschil is of verweerder op goede gronden is overgegaan tot het verlenen van strafontslag subsidiair ontslag op overige gronden aan eiseres.
4.
Eiseres heeft onder overlegging van diverse producties – kort samengevat – tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de haar thans tegengeworpen gedragingen zwaar overtrokken worden door verweerder. Zij heeft zich niet schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim nu zij altijd naar behoren heeft gefunctioneerd en dientengevolge in 2010 een gratificatie heeft ontvangen en in 2011 is bevorderd tot coördinator gegevensbeheer. Ook wijst eiseres op een recentelijk ontvangen referentie van de belastingdienst van Caribisch Nederland. Er zijn nimmer functionerings- en of beoordelingsgesprekken gevoerd met eiseres of anderszins beoordelingen verstrekt waarin naar voren is gekomen dat eiseres zich zou moeten verbeteren in haar gedrag.
De verklaringen die door verweerder aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd, zijn allen afkomstig van collega’s met wie de verhoudingen verstoord waren geraakt zoals [naam medewerker 3] en [naam medewerker 2]. Verweerder heeft zich ten onrechte beperkt tot deze collega’s. Eiseres verwijst in dezen naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) o.a. van 2 september 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN7073) waaruit volgt dat met (getuigen)verklaringen van collega's voorzichtig en terughoudend moet worden omgegaan en dat er in beginsel nader onderzoek nodig is om de inhoud van deze verklaringen te verifiëren. Dit geldt te meer nu verweerder geen objectieve bewijzen heeft aangedragen voor ernstig plichtsverzuim. Eiseres is in de schoenen geschoven een project/opdracht op privé-titel te hebben willen oppakken, maar het was [naam medewerker 3] die dat heeft geïnitieerd. Ten onrechte is eiseres ervan beschuldigd de in dezen opgelegde geheimhoudingsplicht te hebben geschonden.
Dat [naam medewerker 1], zonder eiseres op enigerlei wijze in te lichten, met een uitdraai van hun chatsessies naar [naam medewerker 3] is gegaan ervaart eiseres als een grote schending van het vertrouwen dat zij in [naam medewerker 1] had. Eiseres heeft grote twijfels over de juistheid van de inhoud van de print van de chatsessies. Er ontbreken volgens eiseres stukken of er zijn juist zaken bijgetypt. Eiseres ontkent [naam medewerker 1] te hebben aangezet tot frauduleus handelen met Timetell.
Verweerder heeft niet op deugdelijke wijze vastgesteld dat eiseres de tegengeworpen uitlatingen en gedragingen daadwerkelijk heeft begaan.
Subsidiair voert eiseres aan dat onvoorwaardelijk strafontslag disproportioneel is nu zij nimmer eerder klachten heeft gehoord, op haar gedrag is aangesproken of formele waarschuwingen heeft gehad. Dit ontslag grijpt zeer zwaar in, zowel in de rechtspositie van eiseres als in haar privéleven.
Evenmin is er grond voor ontslag op overige gronden. Zo de vertrouwensbreuk met [naam medewerker 3] al een grond biedt voor ontslag op overige gronden, dan kan dit eiseres niet verweten worden, gelet op bovenstaande gronden.
Naar vaste jurisprudentie van de CRvB meent eiseres aanspraak te kunnen maken op extra ontslagvergoeding conform de CRvB-formule, zeker nu de werkloosheidsuitkering in België een stuk lager uitvalt dan in Nederland. Ook maakt eiseres aanspraak op een vergoeding voor geleden materiële schade en immateriële schade (reputatieschade). De materiële schade bedraagt thans € 8000,-. Eiseres vraagt de rechtbank verweerder op te dragen opnieuw te beslissen binnen 6 weken onder verbeurte van een dwangsom van €100,- per dag.
5.
De rechtbank komt tot de navolgende beoordeling.
6.
De in dit geschil van toepassing zijnde regels zijn neergelegd in de CAR/Uwo, houdende de bepalingen inzake rechtsposities en arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren.
Ingevolge artikel 8:13 van de CAR/Uwo kan aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Ingevolge artikel 8:8, eerste lid, van de CAR/Uwo kan een ambtenaar die vast is aangesteld eervol worden ontslagen op een bij het besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden in vorige artikelen van hoofdstuk 8 genoemd.
7.
De rechtbank ziet zich eerstens voor de vraag gesteld of eiseres de haar verweten gedragingen en uitlatingen heeft begaan. In het ambtenarenrecht geldt dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt (zie o.a. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997).
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting is enkel vast te stellen dat eiseres in het e-mail postvak van [naam medewerker 1] heeft gezocht naar mailtjes zonder dat zij hiervoor toestemming had. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres [naam medewerker 1] heeft gewezen op de mogelijkheid van het manipuleren van verweerders kloksysteem. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaringen van eiseres over hoe gemakkelijk het Timetell systeem te manipuleren was en dat in feite iedereen dit ook deed, en de uitdraai van de chatwisseling tussen eiseres en [naam medewerker 1]. De enkele ontkenning die eiseres hier tegenover heeft geplaatst en haar twijfels over de inhoudelijke juistheid van de in de uitdraai weergegeven chatsessies, overtuigen de rechtbank niet.
Voor wat betreft de overige verweten gedragingen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van deugdelijk vastgestelde gegevens. De volgens verweerder door eiseres begane schreeuwpartijen op de werkvloer en geuite grievende bewoordingen zijn niet of nauwelijks terug te vinden in het dossier. Eiseres bezigt blijkens het procesdossier weliswaar grof taalgebruik en doet uitlatingen die niet passend zijn voor een leidinggevende, doch blijkens de stukken is zij daarin beslist niet de enige en daar waar minder fraaie kwalificaties door eiseres worden gebruikt zijn deze bij lange na niet van het kaliber dat zij op de wijze zoals hieronder beschreven zonder meer moeten leiden tot ontslag. De rechtbank stelt in dat verband vast dat het procesdossier geen verslagen bevat van functionerings- of beoordelingsgesprekken dan wel ontwikkelingsgesprekken tussen verweerder en eiseres. Voor zover verweerder moet worden gevolgd in de stelling dat er wel gesprekken met eiseres hebben plaatsgevonden over (o.a.) haar communicatie en gedrag, overweegt de rechtbank aldus dat er nu er van deze gesprekken geen verslagen zijn opgesteld, de inhoud van deze gesprekken ongewis is.
Verweerder heeft het disciplinair onderzoek beperkt tot een reeks gesprekken met eiseres en een reeks gesprekken met de collega’s [naam medewerker 3], [naam medewerker 2] en [naam medewerker 1]. Zoals volgt uit de door eiseres ingeroepen uitspraak van de CRvB van 2 september 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN7073) moet met (getuigen)verklaringen van collega's voorzichtig en terughoudend worden omgegaan. In beginsel is nader onderzoek nodig is om de inhoud van deze verklaringen te verifiëren. Dat nader onderzoek is in het onderhavige geval niet verricht. De enkele verklaringen van [voormalig leidinggevende] over ten overstaan van hem afgelegde doch niet opgetekende verklaringen van anonieme collega’s zijn in dezen volstrekt onvoldoende.
8.
De rechtbank is van oordeel dat het aanzetten tot frauduleus handelen (het manipuleren van het kloksysteem) en het zonder toestemming zoeken in het e-mail postvak van een ondergeschikte, [naam medewerker 1], is aan te merken als plichtsverzuim nu dit niet het gedrag is dat van een goed ambtenaar, laat staan van een ambtenaar in een leidinggevende positie, in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Ook acht de rechtbank dit plichtsverzuim toerekenbaar nu eiseres had kunnen en moeten weten dat haar handelen niet toelaatbaar was en zij dit dienovereenkomstig achterwege had kunnen laten.
9.
Bij de (vervolg)vraag of het opgelegde disciplinair ontslag, subsidiair het ontslag op een andere grond, evenredig is aan het plichtsverzuim betrekt de rechtbank onder meer de aard en ernst van de gedraging, de functie van de ambtenaar en de staat van dienst, de vraag of de betrokken ambtenaar inziet dat hij of zij verkeerd heeft gehandeld, de houding van de dienstleiding en de cultuur in de betreffende organisatie.
In dat verband wijst de rechtbank (nogmaals) op het volledig ontbreken van enig stuk/verslag waaruit blijkt dat verweerder eiseres tijdig op haar houding en communicatie heeft aangesproken en bijgestuurd. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres in mei/juni 2013 werkzaam was voor het BES-project op Bonaire en aldaar moest ondervinden dat zij niet langer geautoriseerd was voor haar werkzaamheden omdat er een onderzoek was gestart naar aanleiding van klachten en signalen over haar functioneren als leidinggevende. Eiseres is terug naar Nederland gereisd en heeft in juni en juli 2013 gesprekken gehad met verweerder. Uit het verslag van het gesprek tussen verweerder ([voormalig leidinggevende]) en eiseres op 25 juni 2013 blijkt dat eiseres tevoren geen antwoord van verweerder heeft gekregen op haar vraag waarover het gesprek zou gaan. In het verslag van het daaropvolgende gesprek van 10 juli 2013 is opgetekend dat [voormalig leidinggevende] aangeeft in deze zaak grote zorgvuldigheid te willen betrachten. Na gesprekken tussen [voormalig leidinggevende] en [naam medewerker 3], [naam medewerker 2] en [naam medewerker 1] in juli 2013 geeft [voormalig leidinggevende] echter al in een gesprek op 23 juli 2013 aan eiseres te kennen dat voor hem onomstotelijk vast staat dat eiseres niet meer in haar functie als functioneel leidinggevende kan worden teruggeplaatst. Het voornemen tot disciplinair ontslag volgt op 22 augustus 2013. Dit alles is gebaseerd op anonieme en niet opgetekende verklaringen van collega’s en verklaringen van eerdergenoemde drie collega’s die, blijkens de door hen afgelegde verklaringen, even weinig inzicht in hun houding en communicatie tonen als eiseres en uit wiens verklaringen bovendien een volstrekt verstoord, oncollegiaal en – dientengevolge – onprofessioneel werkklimaat is af te leiden. Ook aan de eigen waarnemingen van [voormalig leidinggevende] hecht de rechtbank niet de waarde die verweerder daaraan wenst te hechten nu deze op geen enkele wijze met meer objectieve gegevens worden gestaafd en [voormalig leidinggevende] ter zitting – desgevraagd – heeft aangegeven dat hij van een heleboel scheve verhoudingen niet op de hoogte was. Ook de gestelde angst van collega’s voor eiseres die zo groot zou zijn dat zij anoniem wensen te blijven en hun verklaringen ook niet willen laten vastleggen (zelfs niet door een vertrouwenspersoon), vindt geen enkele steun in de stukken.
Dit alles beschouwend stelt de rechtbank vast dat aan eiseres geen enkele termijn is gegund om zich te verbeteren. Voor zover verweerder al gevolgd zou moeten worden in de ter zitting ingenomen doch niet onderbouwde stelling dat eiseres altijd een hand boven het hoofd is gehouden, merkt de rechtbank op dat dit verweerder niet kan baten, nu dit niet getuigt van professionele sturing door de dienstleiding en gelet op de onzorgvuldigheid van de gang naar het strafontslag van eiseres.
De rechtbank betrekt hierbij nog dat een van de gedragingen die verweerder eiseres zwaar aanrekent, te weten het zonder toestemming zoeken naar mailtjes in het e-mail postvak van [naam medewerker 1], heeft plaatsgevonden op het moment dat eiseres al op het matje was geroepen, de juni/juli-gesprekken gaande waren en zij zich geconfronteerd zag met forse – niet nader onderbouwde – aantijgingen van collega’s. Dat maakt haar gedraging in dezen, zeker als leidinggevende, niet minder ontoelaatbaar doch verweerder had deze omstandigheid moeten betrekken bij de vraag naar de proportionaliteit van de op te leggen maatregel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat disciplinair ontslag noch ontslag op een andere grond evenredig is met het door eiseres gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de aard van het plichtsverzuim, de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim is begaan en de wijze waarop verweerder het onderzoek naar het plichtsverzuim heeft vormgegeven. De rechtbank keurt de gedragingen en communicatie van eiseres in haar hoedanigheid als leidinggevende niet goed, maar wenst deze te plaatsen in de context van de situatie op de werkvloer bij verweerders organisatie en het gebrek aan adequate en positieve sturing door de leidinggevende(n) van eiseres.
De rechtbank acht aldus het door verweerder gekozen ontslag onevenredig bezwarend. Het had meer in de rede gelegen om eiseres een – schriftelijk neer te leggen – waarschuwing te geven dan wel een voorwaardelijke disciplinaire maatregel. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb en komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Dit betekent dat verweerder het ontslag (zowel disciplinair als op een overige grond) zal dienen te vervangen door een andere maatregel dan wel een andere passende regeling met eiseres zal dienen te treffen.
10.
Het beroep van eiseres is gegrond. Hetgeen zij overigens nog heeft aangevoerd tegen het bestreden besluit behoeft geen bespreking meer.
11.
De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien nu niet zonder meer vaststaat welk besluit door verweerder zal moeten worden genomen, gelet op de mogelijkheden die verweerder in dezen ter beschikking staan. Voorts heeft de rechtbank onvoldoende informatie van partijen ontvangen om enige uitspraak over schadevergoeding te doen zodat ook hieromtrent nadere besluitvorming dan wel nader overleg tussen partijen aangewezen is.
12.
De rechtbank ziet geen aanleiding te voldoen aan het verzoek van eiseres een dwangsom van €100,- per dag op te leggen na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn van 6 weken nu de wet tevens voorziet in de mogelijkheid van eenmalige verlenging met nogmaals 6 weken en gesteld noch gebleken is dat verweerder een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, niet in acht heeft genomen dan wel zal nemen.
13.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag € 974,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde van € 487,00 en wegingsfactor 1) als kosten van verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.M.M. Gijselaers (voorzitter), en
mr. A.W.P. Letschert en mr. M.A. Teeuwissen, leden, in aanwezigheid van
mr. drs. P.M. van den Brekel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 september 2014.
w.g. P. van den Brekel,
griffier
w.g. R. Gijselaers,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 september 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.