ECLI:NL:RBLIM:2014:8426

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
C/03/195350 / KG ZA 14-468
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van woning na gebruiksovereenkomst

In deze zaak, die op 1 oktober 2014 door de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende de ontruiming van een woning. De partijen waren een gebruiksovereenkomst aangegaan waarbij [eiseres] haar woning aan [gedaagde] in gebruik gaf. Deze overeenkomst eindigde op 1 september 2014, maar [gedaagde] weigerde de woning te verlaten. [eiseres] vorderde in kort geding ontruiming van de woning, betaling van een boete en proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef en dat er spoedeisend belang was bij de ontruiming, omdat de huidige bewoning de verkoopbaarheid van de woning negatief beïnvloedde. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde een termijn van 14 dagen voor de ontruiming vast. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een boete van € 1.200,00 en de proceskosten. De rechter wees de gevorderde machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming af, omdat deze overbodig was. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/195350 / KG ZA 14-468
Vonnis in kort geding van 1 oktober 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. D.E.M.P.J. Reijnart,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres]
,
gedaagde,
gemachtigde mr. M.A. Ploemen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de vermeerdering van eis
  • de mondelinge behandeling op 25 september 2014
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.1.1.
Partijen zijn op en met ingang van 13 mei 2014 voor bepaalde tijd tot
1 september 2014 een overeenkomst aangegaan (“de gebruiksovereenkomst”) waarbij [eiseres] de haar in eigendom toebehorende woning aan de [adres] (“de woning”) aan [gedaagde] in gebruik gaf. De woning stond bij het sluiten van de overeenkomst al enige tijd te koop.
2.1.2.
Medio 2014 hebben partijen, om mogelijke onduidelijkheid te voorkomen, een nadere overeenkomst (“de vaststellingsovereenkomst’) gesloten, waarbij [gedaagde] erkent dat de onder 2.1.1. genoemde overeenkomst geen huurovereenkomst is en ten overvloede, voor zover haar gebruik gekwalificeerd zou worden als huur, dat deze huurovereenkomst op 2 september 2014 met wederzijds goedvinden eindigt.
2.1.3.
[gedaagde] heeft tijdens de voorinspectie van de woning op 8 augustus 2014 aangegeven deze niet per 1 september 2014 te zullen verlaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot:
ontruiming en overhandiging van de sleutels van de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom, betaling van een boete van € 2.400,00 en betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming omdat er geen potentiële koper is. [eiseres] stelt hier tegenover dat de huidige bewoning de verkoopbaarheid van de woning negatief beïnvloedt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang reeds uit de gestelde bewoning zonder recht of titel van de woning die [eiseres] van plan is te verkopen.
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] voor het gebruik van de woning geen tegenprestatie aan [eiseres] verschuldigd was of heeft voldaan. Het ter zitting genoemde (voorschot)bedrag van € 350,00 dat [gedaagde] aan de bemiddelaar 123Wonen heeft betaald, kan niet als zodanig worden aangemerkt, alleen al omdat het niet aan [eiseres] ten goede is gekomen. De omstandigheid dat partijen voornemens waren een tijdelijke huurovereenkomst op basis van de Leegstandswet te sluiten - wat geen doorgang kon vinden omdat de hypotheekverstrekker toestemming weigerde - maakt de gebruiksovereenkomst ook niet tot een huurovereenkomst.
Krachtens de aanhef en art. 10 van de gebruiksovereenkomst, bevestigd in de vaststellingsovereenkomst, verblijft [gedaagde] sedert 2 september 2014 zonder recht of titel in de woning. Het feit dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst(en) geen andere keuze had, maakt niet dat zij aan het gegeven woord niet gehouden kan worden. Dit geldt ook voor het feit dat het voor [gedaagde] vanwege haar lichamelijke beperkingen moeilijk is om een andere geschikte woning te vinden. Gesteld noch gebleken is dat zij de inhoud van de overeenkomsten, die zij bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd heeft gelezen en getekend, niet begreep. [gedaagde] was zonder meer gehouden de woning uiterlijk op 1 september 2014 te verlaten. De vordering tot ontruiming zal derhalve worden toegewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op het gebruik zonder recht of titel dat op de datum van dit vonnis al bijna een maand duurt, geen grond om [gedaagde] een langere termijn te gunnen dan de gangbare ontruimingstermijn van 14 dagen.
4.4.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is. Daarnaast heeft [eiseres] geen belang (gesteld) bij een dwangsom, zodat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
4.5.
De vermeerdering van eis met de volgens [eiseres] verbeurde boeten van € 2.400,00 is toelaatbaar want niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Ook ten aanzien van dit onderdeel van de vordering betwist [gedaagde] het spoedeisend belang. [eiseres] stelt hier tegenover dat de kosten enorm beginnen op te lopen en dat zij er aldus belang bij heeft dat [gedaagde] met behulp van een extra “prikkel” wordt bewogen tot ontruiming van de woning.
4.6.
Artikel 10 van de gebruiksovereenkomst bepaalt dat [gedaagde] de woning bij beëindiging van de gebruiksovereenkomst ontruimd aan [eiseres] ter beschikking stelt en een boete van € 100,00 per dag verbeurt indien zij, na behoorlijke ingebrekestelling, in gebreke blijft met de nakoming van de ontruimingsverplichting. [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 14 augustus 2014 verzocht een bereidverklaring tot ontruiming van de woning op uiterlijk 1 september 2014 te ondertekenen. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven. [eiseres] heeft [gedaagde] vervolgens bij brief van 20 augustus 2014 gesommeerd om de woning uiterlijk op 31 augustus 2014 te verlaten.
Aldus zijn de voorwaarden voor verbeurte van de boete vervuld, en het tot de dag van de vermeerdering van eis verbeurde bedrag heeft [eiseres] juist berekend.
De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang bij deze particuliere bruikleengever voor wie de kosten gedurende het gebruik zonder recht of titel doorlopen, aan. Nu echter niet valt te voorzien in hoeverre de bodemrechter het beroep van [gedaagde] op matiging zal honoreren, zal de voorzieningenrechter slechts € 1.200,00 toewijzen.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 282,00
- salaris gemachtigde
816,00
totaal € 1.193,77
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken aan [eiseres] toebehoren, en deze ter vrije beschikking aan [eiseres] te stellen, en bezemschoon op te leveren, en alle sleutels ervan af te staan,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.200,00 binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van iedere boete tot aan de dag der algehele voldoening van die boete,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.193,77,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: cb