In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 september 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw zwanger is van haar nieuwe partner. De rechtbank constateert dat het mogelijk zou moeten zijn dat partijen alsnog een (deel-)ouderschapsplan opstellen, maar besluit desondanks de echtscheiding op voorhand uit te spreken. Dit besluit is ingegeven door de bijzondere omstandigheden, waaronder de zwangerschap van de vrouw en de noodzaak om te voorkomen dat de man juridisch vader wordt van het ongeboren kind. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en diverse stukken en rapporten van de raad voor de kinderbescherming in overweging genomen. De vrouw heeft op 18 april 2014 een akte uitlating genomen, en de raad heeft op 23 juni 2014 een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen bij de vrouw te bepalen. Partijen hebben verzocht om de echtscheiding reeds uit te spreken, waarbij de man het niet eens is met de feitelijke gang van zaken in het kader van de omgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming is over verschillende zaken, maar dat partijen niet in staat zijn om een ouderschapsplan op te stellen. Ondanks deze constatering heeft de rechtbank besloten de echtscheiding uit te spreken, met de mogelijkheid voor partijen om later alsnog een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan voor maximaal vier weken in afwachting van bericht van partijen over hun voortgang in het opstellen van een ouderschapsplan.