ECLI:NL:RBLIM:2014:8690

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
3454662 CV EXPL 14-10392
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting huurovereenkomst na opzegging door ING Bank NV

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2014, heeft eiser, die in persoon procedeerde, een kort geding aangespannen tegen ING Bank NV, vertegenwoordigd door mr. S. van der Kamp. De procedure volgde op een geschil over de opzegging van een huurovereenkomst voor kantoorruimte, die door ING was opgezegd per 1 juli 2015. Eiser vorderde dat ING werd geboden de huurovereenkomst voort te zetten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, met een dwangsom van € 250.000,00 per overtreding en € 10.000,00 per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ING de huur op 13 november 2013 en opnieuw op 20 mei 2014 heeft opgezegd, en dat deze opzegging tijdig is betekend aan eiser. Eiser betwistte de ontvangst van de opzeggingsbrief van 13 november 2013, maar de rechtbank oordeelde dat de opzegging op die datum reeds aan eiser was medegedeeld. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang, wat een voorwaarde is voor het toewijzen van een vordering in kort geding.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat er geen redelijke mate van zekerheid bestond dat hij in een eventuele bodemprocedure zou winnen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ING tot de datum van het vonnis zijn begroot op € 400,00. Het vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3454662 CV EXPL 14-10392
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonend [adres 1],
[woonplaats],
eisende partij,
in persoon procederend,
tegen:
de naamloze vennootschap
ING BANK NV,
gevestigd te Amsterdam
gedaagde partij,
gemachtigde mr. S. van der Kamp.
Partijen zullen hierna [eiser] en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het antwoord
  • de mondelinge behandeling op 9 oktober 2014.
1.2.
Ter zitting is [eiser] in persoon verschenen. Namens ING zijn verschenen de heren [naam Asset manager 1] en [naam Asset manager 2], Asset managers, bijgestaan door mr. Van der Kamp voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ING huurt sinds 15 februari 1993 de kantoorruimte met parkeergarage staande en gelegen aan de [adres 2] voor de oorspronkelijke duur van tien jaar.
2.2.
Vanaf enig moment is [eiser] verhuurder van het gehuurde geworden, waarna partijen op 13 juli 2009 een aanvulling (door partijen “allonge” genoemd) op de oorspronkelijke huurovereenkomst zijn overeengekomen (productie 2 bij het exploot). Daarbij is een verlenging van de huur tot 1 juli 2015 overeengekomen, tegen welke datum bij deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven kan worden opgezegd met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar.
2.3.
Op 13 november 2013 heeft ING zowel per gewone post als per aangetekend schrijven de huur opgezegd tegen 1 juli 2015, waarin zij tevens [eiser] verzocht om een schriftelijke bevestiging van de opzegging te retourneren.
2.4.
Op of vlak na 7 januari 2014 heeft ING in een per gewone post verzonden brief aan [eiser] verzocht om de opzegging te bevestigen, waarop door [eiser] niet is gereageerd.
2.5.
Bij brief van 20 mei 2014 heeft ING nogmaals te kennen gegeven de huur op te zeggen tegen 1 juli 2015. Die brief is zowel per gewone post als per DHL aan [eiser] toegezonden. DHL heeft ING op 27 mei 2014 te kennen gegeven dat niemand aanwezig was om de post te ontvangen, en verzocht om het telefoonnummer van [eiser] om op die wijze een afspraak met [eiser] te kunnen maken voor de bezorging. Een medewerker van DHL heeft daarop telefonisch contact gehad met [eiser] op 30 dan wel 31 mei 2014, hetgeen niet geleid heeft tot een afspraak voor de bezorging.
2.6.
Op 19 juni 2014 heeft ING genoemde brieven van 13 november 2013 en 20 mei 2014 per deurwaardersexploot laten betekenen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert [eiser] - bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad - om, kort gezegd, ING te gebieden de uit de huurovereenkomst ook na 1 juli 2015 voort te zetten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250.000,00 “per overtreding” en van € 10.000,00 per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
3.2.
ING heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hetgeen [eiser] vordert, behelst een ordemaatregel. Het primaire verweer van ING, inhoudende dat de vordering zich niet leent voor behandeling in kort geding omdat de vordering “in feite” een verklaring voor recht behelst, faalt.
4.2.
Bij haar antwoord heeft ING onder punt 14 betwist dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser], nu de einddatum van de huurovereenkomst nog negen maanden verwijderd is.
4.3.
Gelet op die gemotiveerde betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen om de spoedeisendheid van zijn belang in ieder geval van enige concrete onderbouwing te voorzien doch hij heeft ter zitting in dit kader slechts volstaan met de opmerking dat “de tijd dringt”. Op die wijze is onvoldoende komen vast te staan dan wel aannemelijk gemaakt dat [eiser] thans een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, zodat die reeds op die grond zal worden afgewezen.
4.4.
Niettemin zal de voorzieningenrechter de vordering tevens inhoudelijk beoordelen nu ING ook inhoudelijk verweer gevoerd heeft en zij door een materiële toets in haar belang niet geschaad wordt.
4.5.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare vordering - zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren gebracht is en aannemelijk is gemaakt.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voornoemde redelijke mate van zekerheid over een voor [eiser] positieve uitkomst in een bodemprocedure niet aanwezig.
Vaststaat immers dat de brieven van 13 november 2013 en 20 mei 2014 op 19 juni 2014, en derhalve tijdig voor een opzegging per expiratiedatum 30 juni 2015, op verzoek van ING bij deurwaarders-exploot aan [eiser] zijn betekend. Dat de brief van 13 november 2013 wel van de naam van het Hoofd Local Real Estate Management, de heer [naam Hoofd Local Real Estate Management], maar niet van diens handtekening is voorzien, zoals [eiser] stelt maar ING betwist, doet niet af aan de niet voor andere uitleg vatbare inhoud van die brief, namelijk dat ING de huurovereenkomst opzegt. Bovendien is de brief van 20 mei 2014, zoals betekend op 19 juni 2014, wel van de handtekening van de heer [naam Hoofd Local Real Estate Management] voorzien. Daar komt nog bij dat [eiser], die de ontvangst van de aangetekend verzonden opzeggingsbrief van 13 november 2013 bij voortduring ontkent, ter zitting heeft gesteld dat die brief van 13 november 2013 hem wel per gewone post had bereikt. De boodschap van ING, de opzegging van de huurovereenkomst per expiratiedatum van 30 juni 2015, had [eiser] derhalve reeds in november 2013 bereikt.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van ING tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van ING tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.
type: RK