Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
3.De beoordeling
4.De beslissing
mr. S. Schmeets, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2014. [1]
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert een werknemer, die lid is van de ondernemingsraad en kaderlid van de vakbond, wedertewerkstelling na een schorsing door de werkgever. De werknemer had meegewerkt aan de opstelling en verspreiding van een pamflet waarin onjuistheden over de werkgeversstandpunten in de CAO-onderhandelingen stonden. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer in haar hoedanigheid als kaderlid van de vakbond en OR-lid handelde, waardoor zij recht heeft op bescherming tegen arbeidsrechtelijke consequenties van haar handelen, zoals vastgelegd in artikel 6 lid 4 van de Europese Sociale Handvest. Dit leidt tot de conclusie dat het ontslagverbod van artikel 7:670 BW in de weg staat aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De overige verwijten van de werkgever aan de werknemer zijn onvoldoende zwaarwegend. Aangezien de arbeidsovereenkomst in stand blijft, is de schorsing van de werknemer onrechtmatig vanaf de datum van de beschikking. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer in kort geding toe, waardoor de werkgever verplicht wordt de werknemer weer toe te laten tot het werk. Tevens wordt de werkgever veroordeeld tot betaling van proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.