In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, verweerder. Eiser had zich op 1 maart 2012 ziek gemeld en kreeg per 1 september 2012 een korting op zijn bezoldiging wegens langdurige ziekte. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 september 2014 heeft eiser aangevoerd dat de omstandigheden waaronder hij heeft gewerkt, niet als normaal kunnen worden beschouwd en dat deze omstandigheden hebben bijgedragen aan zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds november 2010 met verschillende belastende situaties te maken heeft gehad, waaronder een integriteitsonderzoek en een verbod op toegang tot de werkplek. Deze omstandigheden zijn door de rechtbank als abnormaal en excessief gekarakteriseerd.
De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 7:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO), in overweging genomen. Dit artikel stelt dat een ambtenaar recht heeft op doorbetaling van zijn bezoldiging bij ongeschiktheid tot werken als gevolg van ziekte. De rechtbank oordeelde dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ongeschiktheid in en door de dienst, en dat hij recht heeft op volledige doorbetaling van zijn loon.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.