ECLI:NL:RBLIM:2014:9510

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
6 november 2014
Zaaknummer
04/850322-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting binnen het huwelijk met bewezen mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft verkracht en meermalen heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die als betrouwbaar werden beschouwd, ondersteund door diverse getuigenverklaringen en medische rapporten. De feiten vonden plaats in de periode van 1 december 2010 tot en met 28 mei 2012 in Roermond. De verdachte heeft zijn echtgenote herhaaldelijk gedwongen tot seksuele handelingen tegen haar wil, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en geloofwaardig waren, ondanks de verdediging die stelde dat haar verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote bij de keel en de armen heeft vastgepakt, haar heeft geduwd en haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en mishandeling, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan 271 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de echtgenote, voor de immateriële schade die zij heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 04/850322-12
Datum uitspraak : 5 november 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats 1], [adres 1].
Raadsman is mr. W.P.G. Verstappen, advocaat te Weert.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2014.
De rechtbank heeft op 22 oktober 2014 gehoord de officier van justitie, de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman en de raadsman van de benadeelde partij [slachtoffer].

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2010 tot en met 28 mei 2012 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer], zijnde echtgenote van hem, verdachte, (telkens) heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) - onder meer - hierin dat, verdachte,
- die [slachtoffer] (gewelddadig) bij haar polsen heeft vastgepakt, tegen de grond heeft geduwd en/of aan de haren heeft getrokken,
- die [slachtoffer] op bed heeft gegooid, danwel geduwd, boven op die [slachtoffer] is gaan zitten, het ondergoed van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken, de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen,
en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt, meermalen, althans eenmaal op en/of tegen het logeerbed heeft gegooid, die [slachtoffer] de keel dicht heeft geknepen, die [slachtoffer] heeft uitgekleed en/of (vervolgens) met kracht de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan
en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 28 mei 2012 in de gemeente Roermond meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijnde echtgenote van hem, verdachte, met kracht bij de schouders en/of armen en/of de keel, in elk geval het lichaam, heeft vastgepakt, waardoor voornoemde [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan; de officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld. Zij stoelt haar standpunt op de aangifte van [slachtoffer], op de verklaring van de overburen die hebben medegedeeld dat zij diverse malen hebben gehoord dat [slachtoffer] huilde en riep dat zij pijn had, op de verklaring van de huisarts die op 29 mei 2012 blauwe plekken heeft gezien op de bovenarmen van [slachtoffer] en op de zich in het dossier bevindende foto’s d.d. 29 mei 2012, waarop deze blauwe plekken zichtbaar zijn.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer] er in haar aangifte onder meer melding van heeft gemaakt dat verdachte haar bij de keel heeft vastgepakt. Het is haars inziens een feit van algemene bekendheid dat het bij de keel vastpakken van een persoon pijn kan doen. De officier van justitie is dan ook van mening dat ten aanzien van verdachte sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van pijn door het bij de keel vastpakken van [slachtoffer].
De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster geloofwaardig, zeker tegen de achtergrond van het boekje dat verdachte heeft geschreven. Verdachte erkent in dit boekje dat er op seksueel gebied ongewenste dingen zijn gebeurd. Dit vormt onvoldoende onderbouwing dat hierbij sprake was van geweld of bedreiging met geweld. De verklaringen die door de buren zijn afgelegd betreffende het huilen en roepen van aangeefster zien niet op seksuele handelingen. De officier van justitie concludeert dat er haars inziens onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om te komen tot een veroordeling van verdachte wegens verkrachting van zijn echtgenote. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd –zakelijk weergegeven- dat de verklaringen van aangeefster betreffende de tenlastegelegde verkrachtingen tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn. Zij paste haar verklaring telkens aan wanneer zij op tegenstrijdigheden werd gewezen. Haar verklaringen kunnen aldus niet voor het bewijs worden gebruikt.
De raadsman concludeert dat er bovendien onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in het dossier voorhanden is, zodat de tenlastegelegde verkrachting niet
wettigbewezen kan worden verklaard.
De getuigenverklaringen ondersteunen de aangifte van aangeefster niet, omdat deze verklaringen zijn afgelegd nadat de getuigen contact hadden gehad met aangeefster. Al deze verklaringen komen derhalve uit één bron. De getuigenverklaringen zijn bovendien weinig concreet. Getuige [getuige 1] heeft alleen in 2011 geschreeuw gehoord, terwijl aangeefster verklaarde dat zij voornamelijk vanaf begin 2012 echt seks tegen haar wil heeft gehad. Ook is dit geschreeuw niet te koppelen aan de tenlastegelegde feiten. De huisarts van aangeefster heeft weliswaar blauwe plekken geconstateerd op de bovenarmen van aangeefster, maar hij heeft niet vastgesteld waardoor deze zijn veroorzaakt.
Evenmin kan dit feit naar de mening van de raadsman
overtuigendbewezen worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat aangeefster weliswaar bij onenigheden en/of ruzies heeft geschreeuwd, maar dit was een gewoonte van haar en zij wist dan van geen ophouden. In bepaalde gevallen was zij slechts tot bedaren te brengen als zij werd vastgepakt, hetgeen verdachte deed. Bovendien zou aangeefster volgens haar moeder aan borderline lijden en een loopje met de waarheid kunnen nemen. Verder kan niet worden uitgesloten dat haar huidige psychische problemen een gevolg zijn van eerdere trauma’s.
De raadsman acht het opvallend dat aangeefster op 29 mei 2012 naar de politie is gegaan om een melding te doen, nu dit was kort nadat haar door verdachte was medegedeeld dat hij een andere vrouw had gezoend. De raadsman vraagt zich af of zij niet slechts uit wrok of boosheid naar de politie is gegaan en daar kwaad heeft gesproken over verdachte. Hij acht het frappant dat zij eerst op 5 september 2012 aangifte heeft gedaan en heeft vermeld dat zij de aangifte nodig had voor de scheiding.
De raadsman pleit op grond van hetgeen door hem naar voren is gebracht voor vrijspraak van de tenlastegelegde verkrachting.
Ook de mishandeling kan volgens de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu het opzet van verdachte niet was gericht op het toebrengen van pijn of letsel bij aangeefster, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Hij heeft aangeefster bij de bovenarmen vastgepakt met als doel haar rustig te krijgen.
Hetgeen de raadsman betreffende de getuigenverklaringen reeds heeft aangevoerd, is naar zijn zeggen ook van toepassing met betrekking tot de tenlastegelegde mishandelingen van verdachte jegens aangeefster. Deze verklaringen dienen ook ten aanzien van de mishandelingen te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bewijs
Op 29 mei 2012 heeft er een informatief gesprek plaatsgevonden tussen aangeefster [slachtoffer] en de politie, waarin aangeefster heeft vermeld dat zij in september 2010 met verdachte is getrouwd. Zij heeft verklaard dat zij twee maanden na het huwelijk de eerste klap heeft gekregen van verdachte. Sinds de lente van 2011 heeft zij meerdere keren tegen haar wil seks gehad met verdachte. Zo moest zij hem pijpen en anale of vaginale seks met hem hebben waarbij hij haar onder meer op het bed duwde, haar shirt kapot trok en haar kneep en haar benen uit elkaar duwde. De laatste keer dat zij tegen haar wil seks had met verdachte was op 27 mei 2012. De dag erna is zij bij verdachte weggegaan en op 29 mei 2012 is zij naar de huisarts gegaan. [2]
In de aangifte van [slachtoffer] van 5 september 2012 heeft zij nader verklaard over een drietal keren dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Het eerste feit waarover ze verklaarde vond plaats in 2010, toen zij en verdachte op de [adres 2] te Roermond woonden. Verdachte wilde dat zij hem pijpte. [slachtoffer] wilde dat niet, waarop hij haar aan haar haren trok. Verdachte pakte haar polsen vast, duwde haar tegen de grond aan en trok zo aan haar haren dat zij zijn kant op moest komen. Haar kaak verkrampte waardoor haar mond een stukje open kwam te staan. Hierdoor lukte het verdachte om gepijpt te worden.
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat het voor haar “ergste feit” heeft plaatsgevonden in december 2011 of januari 2012. Verdachte heeft haar toen op de slaapkamer op bed gegooid, haar op haar buik gedraaid en is daarna boven op haar gaan zitten. Hij deed haar benen uit elkaar en is met zijn penis anaal in haar gekomen. Zij krijste en sloeg en schopte om zich heen. Op een gegeven moment begon verdachte te vloeken en greep hij [slachtoffer] bij de keel. Het werd haar toen zwart voor ogen.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat het laatste feit is gebeurd op de zaterdag vóór 29 mei 2012. Verdachte heeft haar toen vastgepakt en een aantal keren tegen het logeerbed gegooid en haar keel dicht geknepen. Hij heeft haar tegen haar wil uitgekleed, haar t-shirt kapot getrokken en met zijn handen haar benen uit elkaar gedaan. Later zag zij zijn vingerafdrukken op de binnenkant van haar bovenbenen staan.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar vaak op intieme plaatsen heeft betast, hetgeen zij niet wilde, en dat verdachte ook meerdere keren geweld op haar heeft uitgeoefend. Zo heeft hij haar keel 20 tot 30 keer dichtgeknepen. Zij is daarvan tweemaal buiten bewustzijn geweest en het is haar acht keer zwart voor de ogen geworden. Verder heeft verdachte haar regelmatig geslagen en geknepen. [3]
Op 18 oktober 2012 heeft [slachtoffer] verklaard dat het alleen de eerste drie maanden van haar huwelijk leuk was en dat ze daarna veel seks tegen haar wil had. De seks tegen haar wil is de laatste vier tot zes maanden heel erg geweest. Als zij nee zei dan duwde hij haar ergens tegenaan, zoals het bed of de bank, zodat hij toch zijn zin kreeg. Zij heeft steeds tegen hem gezegd dat hij haar pijn deed en dat zij het niet wilde. Ook vroeg zij hem steeds op te houden omdat het pijn deed. Als hij haar echt pijn deed begon zij te gillen, waarop hij zei dat zij zich niet moest aanstellen. Tijdens de seks hield hij ook wel eens de handen op haar keel, wat maakte dat zij bang was voor haar leven. [4]
[slachtoffer] is op 25 januari 2013 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Zij heeft nader verklaard over dat zij op 28 of 29 mei 2012 bij verdachte is weggegaan en dat hij haar de dag ervoor heeft verkracht en veel pijn heeft gedaan. Hij heeft haar de dag van die verkrachting een aantal keren tegen het bed gegooid, haar keel dichtgeknepen en haar bij de armen gegrepen. Verder wilde hij allerlei seksuele handelingen met haar verrichten. Zij heeft op een gegeven moment niet meer tegengestribbeld omdat het anders nog meer pijn deed. Verdachte heeft haar verkracht, zij moest hem pijpen en hij heeft haar half gewurgd en anaal aangeraakt, terwijl zij dat niet wilde en dit kenbaar had gemaakt. Verder heeft [slachtoffer] toen bij de rechter-commissaris verklaard dat het geweld is begonnen in december 2010 of januari 2011, een paar maanden na het huwelijk.
De eerste keer dat zij anale seks hadden deed dit pijn en heeft zij heftig tegengestribbeld. Verdachte hield haar armen boven haar hoofd vast, kwam in haar en zij gilde van de pijn. Ook is er tijdens dit incident een moment geweest waarop hij haar de keel dichtkneep. [5]
Overbuurvrouw [getuige 1], woonachtig aan de [adres 3] te Roermond, heeft op
6 september 2012 verklaard dat zij aangeefster heeft horen schreeuwen dat de ander moest ophouden en dat het pijn deed. De eerste keer dat [getuige 1] haar hoorde schreeuwen was ongeveer driekwart jaar voordat het getuigenverhoor plaatsvond. Zij hoorde aangeefster schreeuwen: “[voornaam verdachte] hou op”, of: “[voornaam verdachte] stop je doet me pijn”. [getuige 1] heeft dit regelmatig gehoord.
Toen [getuige 1] aangeefster in het ziekenhuis heeft opgezocht, heeft aangeefster haar verteld dat zij thuis werd geslagen en onder dwang seks heeft gehad. Ook heeft zij verteld dat zij heel erg bang was voor verdachte.
Verdachte heeft haar verteld dat hij altijd zijn zin kreeg en kreeg wat hij wilde hebben. [6]
Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat zij aangeefster in het jaar 2011 heeft horen schreeuwen. [7]
Getuige [getuige 2], overbuurman, heeft aangeefster drie- à viermaal horen schreeuwen: “Je doet me pijn, auw, hou op, stop”. Al de eerste keer dat hij dit hoorde, was het voor hem duidelijk dat het niet om stoeien ging, omdat aangeefster riep ”Stop”, en vervolgens bleef schreeuwen. Hij heeft haar ook machteloos horen huilen en horen smeken dat hij moest stoppen [8] .
Getuige [getuige 3], een vriendin van aangeefster waarbij ze haar toevlucht zocht nadat ze thuis weg is gegaan, heeft verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat ze geslagen, verkracht en gewurgd werd door verdachte. Verdachte zou aangeefster wel dertig keer hebben gewurgd, waarbij zij wel acht keren “weg” is geweest. Zij werd onder het wurgen door verdachte genomen. [9]
Aangeefster is op 29 mei 2012 naar haar huisarts de heer [getuige 4] gegaan. Hij heeft geconstateerd dat zij een bloeduitstorting had aan de voor- en achterzijde van de bovenarm. [10]
[getuige 4] heeft verklaard dat aangeefster op 29 mei 2012 als patiënt zijn huisartsenpraktijk heeft bezocht. Hij heeft op die datum meerdere blauwe plekken gezien op de voor- en achterzijde van haar bovenarmen. Aangeefster heeft hem toen verteld dat deze blauwe plekken zijn ontstaan door het vastpakken door haar toenmalige echtgenoot. [11]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] vaker bij de keel heeft vastgepakt. [12]
Voorts heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] vaker bij haar schouders en bovenarm heeft gepakt en haar vaker op de bank en op het bed heeft geduwd. Hij denkt dat dat zeker een keer of vijftien is gebeurd. Als hij haar vastpakte of duwde dan deed hij dat met kracht, op een mannelijke manier. Hij denkt wel dat dat pijn deed bij haar. Soms schreeuwde zij dat het pijn deed.
Hij heeft verklaard dat hij haar de laatste zondag (
zijnde 27 mei 2012) op het logeerbed heeft neergegooid. Hij heeft haar vastgepakt en geduwd, zodat zij op het bed neerviel. Hij duwde haar ook wel eens op de bank. Dat is een keer of vijftien gebeurd.
Bij het vastpakken heeft [slachtoffer] een paar keer gezegd dat hij dit niet moest doen. Het ging dan een tijd goed, maar het ging weer mis als hij boos werd. [slachtoffer] heeft meerdere keren geschreeuwd als hij haar vastpakte en op de bank duwde. [13]
Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij en [slachtoffer] een keer hebben geprobeerd dat hij met zijn penis in haar anus kwam en dat dit pijn deed bij [slachtoffer]. [14]
Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat er regelmatig ruzie was tussen hem en [slachtoffer] en dat hij haar dan regelmatig vastpakte en op de bank zette. Indien zij voor de bank stond, duwde hij haar zodat zij op de bank terechtkwam. Zij heeft meermalen geschreeuwd wanneer hij haar vastpakte. Zij riep dat hij haar pijn deed. Het is mogelijk dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aangeefster hebben horen schreeuwen, omdat hij altijd het raam open wilde hebben. [15]
Verdachte heeft een brief geschreven aan [slachtoffer] met daarin:
“(…) je mist niet de [voornaam verdachte] die je pijn doet, ook in bed ….”
Verdachte heeft een boekwerkje geschreven voor [slachtoffer]. Daarin is het volgende vermeld:
“Voorwoord:
Zondag 27-5-2012 hadden wij een heftige ruzie en had ik je voor de zoveelste keer pijn gedaan.
Ik heb altijd een hekel gehad aan de mensen die hun vrouw slaan of überhaupt andere mensen pijn doen, en ik wil nooit zo’n persoon worden maar stiekem is het toch zo geworden.
…..
4. Tijd voor elkaar vrijmaken:
Het spijt me dat ik je pijn heb gedaan, altijd als ik echt boos was moest ik je provoceren en pijn doen.
….
6. Onze seksuele band met elkaar:
Wat ik ook nooit meer zal doen is tegen je zin seksuele handelingen verrichten, zoals zeggen dat je mij moet pijpen of aan je kontgaatje zitten. Ik weet dat ik het je al vaker heb beloofd, maar nou zweer ik het je en ik zal me er echt aan houden.” [16]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Bewijsverweren.
De raadsman heeft betoogd dat de aangeefster – kortgezegd - een onbetrouwbare verklaring heeft afgelegd, terwijl er bovendien onvoldoende bruikbaar steunbewijs voorhanden is.
In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, acht de rechtbank de verklaring van aangeefster geloofwaardig en ook betrouwbaar. Immers, aangeefster [slachtoffer] heeft tijdens het informatieve gesprek met de politie van 29 mei 2012, haar getuigenverklaring van 5 september 2012 en haar getuigenverklaring van 25 januari 2013 bij de
rechter-commissaris, op een enkel detail na, een eenduidig en consistent verhaal verteld, dat er steeds op neer kwam dat verdachte haar herhaaldelijk heeft gedwongen seksuele handelingen uit te voeren en/of te ondergaan en dat hij haar (daarbij) diverse malen bij de keel en de armen heeft vastgepakt en haar (daarbij) regelmatig heeft geduwd en/of tegen bed of bank gegooid.
Het feit dat [slachtoffer] meteen de dag na het laatste voorval, toen voor haar de maat vol was, meteen met haar verhaal naar zowel de huisarts (die ook blauwe plekken constateert op haar bovenarmen) als de politie is gegaan, draagt aan het oordeel van de betrouwbaarheid bij. Oneigenlijke motieven zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden en evenmin dat aangeefster lijdt aan een borderline-stoornis of een andere psychische stoornis die heeft geleid tot het simuleren van het hebben moeten ondergaan van seksuele handelingen tegen haar wil en of de mishandelingen door verdachte. Echter verdachte bevestigt zelf het verhaal van aangeefster dat hij haar bij de keel heeft gegrepen, op de bank of het bed heeft gegooid of geduwd en - in zijn ‘boekwerk’ - dat hij haar pijn heeft gedaan en zij seks hadden tegen haar zin. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De getuigenverklaringen acht de rechtbank ook bruikbaar, nu met name [getuige 1] en [getuige 2] óók hun eigen waarnemingen omschrijven en voorts niet aannemelijk is geworden dat zij daarover niet eerlijk zouden hebben verklaard.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster en de getuigen bruikbaar zijn als wettig bewijsmiddel.
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het bewijs dat verdachte een aan hem tenlastegelegd feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige, bijvoorbeeld van het slachtoffer. Deze bepaling is bedoeld om de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige benoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Uit recente jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld HR
26 januari 2010, LJN BK2094) volgt dat een tweede bewijsmiddel niet altijd voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Als een bewezenverklaring van het tenlastegelegde enkel kan volgen uit de verklaringen van het slachtoffer, dienen nadere bewijsmiddelen aan die verklaringen voldoende steun te geven om tot wettig en overtuigend bewijs te komen.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte van aangeefster wat betreft de geweldshandelingen wordt ondersteund door waarnemingen van huisarts [getuige 4], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en ook door de verklaringen van de verdachte en door hetgeen hij in zijn boekwerkje heeft geschreven zoals hiervoren is aangehaald. Het verhaal van aangeefster over het seksueel geweld wordt ondersteund door hetgeen verdachte in zijn ‘boekwerk’ heeft beschreven als seks tegen de zin van aangeefster. De bewering van de verdachte dat hij in zijn brieven en zijn boekje aangeefster uitsluitend “naar de mond” heeft gepraat om haar terug te winnen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ten slotte overtuigt de verklaring van de verdachte dat hij niet in de gaten zou hebben gehad dat aangeefster niet van zijn handelingen gediend was, de rechtbank niet, nu aangeefster heeft verklaard dat zij herhaaldelijk tegen verdachte heeft gezegd dat zij de betreffende handelingen niet wilde en dat zij tegenstribbelde en schreeuwde van pijn als verdachte doorging. In dat kader overweegt de rechtbank nog dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij aangeefster machteloos heeft horen huilen en horen smeken dat verdachte moest stoppen. In dit verband acht de rechtbank niet geloofwaardig dat hij aangeefster vastpakte en op de bank of het bed duwde omdat aangeefster aan borderline leed en dit de enige manier was om haar rustig te krijgen op momenten dat ze ruzie hadden. Immers, de psycholoog die aangeefster thans behandelt stelt dat aangeefster lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en ernstige depressiviteit, maar maakt geen melding van een borderline-stoornis.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende steunbewijs en daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig voor de verkrachting en ook voor de mishandelingen.
Dat betekent ook dat de rechtbank de verklaringen van de verdachte, inhoudende dat de door aangeefster bedoelde seksuele handelingen op basis van vrijwilligheid hebben plaatsgevonden, niet aannemelijk acht.
De rechtbank acht het aan verdachte tenlastegelegde op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen dan ook wettig én overtuigend bewezen. Zij verwerpt de verweren van de raadsman.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 december 2010 tot en met 28 mei 2012 in de gemeente Roermond meermalen door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer], zijnde echtgenote van hem, verdachte, telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden - onder meer - hierin dat, verdachte,
- die [slachtoffer] bij haar polsen heeft vastgepakt, tegen de grond heeft geduwd en/of aan de haren heeft getrokken,
- die [slachtoffer] op bed heeft gegooid, danwel geduwd, boven op die [slachtoffer] is gaan zitten, het ondergoed van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken, de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan en/of die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen,
en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en tegen het logeerbed heeft gegooid, die [slachtoffer] de keel dicht heeft geknepen, die [slachtoffer] heeft uitgekleed en vervolgens met kracht de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan
en aldus telkens voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en
hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 28 mei 2012 in de gemeente Roermond meermalen opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijnde echtgenote van hem, met kracht bij de schouders en armen en/of de keel heeft vastgepakt, waardoor voornoemde [slachtoffer] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare
misdrijven:
verkrachting, meermalen gepleegd
en
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog, is omtrent de geestvermogens van verdachte een psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte. Van dit onderzoek is een rapport uitgebracht, gedateerd 3 februari 2013.
Het rapport vermeldt als beantwoording van de vraagstelling –zakelijk weergegeven- dat bij betrokkene geen ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is vastgesteld. In verband met de volledig ontkennende strafpositie van betrokkene kan op verdere vragen, zoals de mate van toerekeningsvatbaarheid, geen antwoord worden gegeven.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde. Indien de rechtbank van oordeel is dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, heeft hij verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. Hij heeft er op gewezen dat er geen sprake is van recidivegevaar en dat dit gevaar ook niet blijkt uit de omtrent verdachte opgestelde rapporten van de reclassering respectievelijk de psycholoog. De raadsman heeft verzocht in geval van bewezenverklaring aan verdachte een werkstraf op te leggen. Ten slotte heeft hij aangevoerd dat bij oplegging van een gevangenisstraf het voorarrest dient te worden afgetrokken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een straf als door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie beide tenlastegelegde onderdelen van de dagvaarding bewezen heeft verklaard.
Verdachte heeft zijn echtgenote over een langere periode herhaaldelijk mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn echtgenote gemaakt. De verkrachtingen en mishandelingen vonden steeds plaats in de echtelijke woning, waar het slachtoffer zich juist veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen en waar de echtelieden elkaar bescherming zouden moeten bieden. Het feit dat het slachtoffer als kind van ouders met een psychische stoornis mogelijk al kwetsbaar was toen zij een relatie kreeg met verdachte, maakt het bewezen verklaarde extra wrang. Zij lijdt thans aan een posttraumatische stressstoornis en aan ernstige depressiviteit, die zich in de maanden na 28 mei 2012 hebben geopenbaard en mede het gevolg zijn van de bewezen verklaarde feiten.
Hoewel verdachte eerder, in de reflectie over zijn leven zoals hij dat heeft weergegeven in zijn boekwerkje, heeft laten blijken dat zijn handelen onjuist was, heeft hij dat ter zitting weer ontkend en schildert hij aangeefster af als borderliner en onbetrouwbaar. Hij heeft daarmee blijk gegeven de onjuistheid van zijn handelen onvoldoende in te zien.
De rechtbank matigt de op te leggen straf vanwege de omstandigheid dat verdachte en het slachtoffer op jonge leeftijd in het huwelijk zijn getreden en niet in staat waren om een huwelijkse relatie en daarbinnen voorkomende problemen op een adequate manier op te lossen. Daarbij komt dat het bewezenverklaarde al de nodige gevolgen voor hem heeft gehad, zoals de beslissing van het slachtoffer de echtscheiding aan te vragen en de omstandigheid verdachte binnen zijn geloofskring van de Jehovah’s getuigen verantwoording heeft moeten afleggen.
Vanwege het tijdsverloop tussen de gedragingen en de behandeling ter terechtzitting en omdat verdachte zijn leven weer op orde heeft en hij geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zijnde 94 dagen. Daarnaast zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 271 dagen met een proeftijd van twee jaar.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.000,- terzake van het tenlastegelegde. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 38,- ter vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij van mening is dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat verdachte moet worden vrijgesproken dan wel - in geval van veroordeling - omdat de schadevordering niet van dien (eenvoudige) aard is dat deze zich leent voor beoordeling in de strafzaak. Benadeelde dient zich tot de civiele rechter te wenden.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schadevordering dient te worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van enig handelen van verdachte.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer], p/a [adres 4] te [woonplaats 2], door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de door de benadeelde partij overgelegde medische gegevens blijkt dat zij is opgenomen op de PAAZ van het Laurentiusziekenhuis in Roermond en later in verband met een crisissituatie kortdurende gedwongen binnen het Vincent van Gogh instituut te Venray. Zij wordt daar nu ambulant behandeld. Niet is echter aangetoond dat deze psychische schade uitsluitend door het gedrag van verdachte teweeg is gebracht, nu er sprake is van een belaste voorgeschiedenis. Om die reden zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade (als voorschot) vaststellen op een bedrag van € 2.000,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De raadsman van [slachtoffer] heeft aangevoerd dat de kosten ten aanzien van rechtsbijstand, in het kader van deze procedure gemaakt, een bedrag van € 38,- betreffen, zijnde de eigen bijdrage van het slachtoffer in deze kosten.
De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar, omdat deze rechtstreeks betrekking hebben op de strafzaak.
Nu de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 242, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], p/a [adres 4] te [woonplaats 2], als voorschot te betalen een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro) aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] aan
rechtsbijstand in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 38,-,
(zegge: achtendertig euro);
  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer], tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering
niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] een bedrag van € 2.000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr F.A.G.M. Vluggen en
mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 november 2014.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2379 2012051424 d.d. 7 december 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2379 2012051424-2, ongenummerd in het dossier gevoegd.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 8 tot en met 12 van de doornummering.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 13 tot en met 15 van de doornummering, pagina 14.
5.De verklaring van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, pagina 2 en 3.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 34 tot en met 36 van de doornummering, pagina 35 en 36.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 39 tot en met 41 van de doornummering, pagina 40.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 49 tot en met 51 van de doornummering, pagina 50.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina 44 tot en met 48 van de doornummering, pagina 46.
10.Het geschrift, opgenomen op pagina 22 van de doornummering.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], pagina 42 en 43 van de doornummering.
12.Het proces-verbaal van inverzekeringstelling van verdachte, pagina 31 en 32 van de doornummering, pagina 31.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 58 tot en met 65 van de doornummering, pagina’s 59, 63 en 64.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 52 tot en met 57 van de doornummering, pagina 54
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 oktober 2014.
16.Het geschrift, bestaande uit een boekwerkje samengesteld door verdachte, opgenomen in de dossieromslag mini-instructie.