ECLI:NL:RBLIM:2014:960

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
C-04-126894 - FA RK 13-1733
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De man, vertegenwoordigd door mr. M.P.L.M. Buijsrogge, heeft verzocht om wijziging van de beschikking van 6 maart 2013, waarin onder andere de kinderbijdrage was vastgesteld. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat hij nu woonlasten heeft door zelfstandige woonruimte. Hij verzocht de kinderbijdrage per 1 december 2013 op nihil te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.M.J.P. Michiels, heeft het verzoek van de man betwist en zelf wijziging van de beschikking verzocht, met een verzoek om een hogere kinderbijdrage en partneralimentatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man inderdaad woonlasten heeft, maar dat dit niet voldoende is om de eerder vastgestelde kinderbijdrage te wijzigen. De rechtbank overweegt dat de man zijn draagkracht onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de eerdere beschikking niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderen over vermogen beschikken, wat van invloed is op de beoordeling van de alimentatieverplichtingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zowel het verzoek van de man als dat van de vrouw afgewezen, omdat er geen voldoende grond was voor wijziging van de eerdere beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hogere voorziening open voor de partijen.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/04/126894 / FA RK 13-1733
Beschikking van 3 februari 2014 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de man],
wonende te[woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. M.P.L.M. Buijsrogge;
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.M.J.P. Michiels,
hierna ook te noemen de echtgenoten.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 6 maart 2013 waarbij aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning is toegewezen, de kinderen aan de vrouw zijn toevertrouwd, een zorgregeling tussen de man en de kinderen is vastgesteld, een kinderbijdrage is bepaald en een verstaansbepaling is opgenomen ten aanzien van de lasten van de echtelijke woning.
1.2.
De man heeft een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen van 6 maart 2013 en heeft verzocht de kinderbijdrage met ingang van 1 december 2013 te bepalen op NIHIL.
1.3.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en verzocht het verzoek van de man af te wijzen.
De vrouw heeft eveneens wijziging van de beschikking van 6 maart 2013 verzocht in die zin dat zij heeft verzocht:
  • te bepalen dat de man met ingang van 1 december 2013 bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] met EUR 1.495,= per maand;
  • te bepalen dat de man vanaf datum verweerschrift een bedrag van EUR 5.000,= per maand betaalt in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, kosten rechtens.
1.4.
De man heeft een verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw ingediend en verzocht deze af te wijzen.
1.5.
Zowel de man als de vrouw heeft stukken ingediend.
1.6.
Op 14 januari 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. M. Buijsrogge;
- de vrouw, bijgestaan door mr. M. Michiels.
1.7.
Zowel de advocaat van de man als de advocaat van de vrouw heeft per faxbericht van 29 januari 2014 respectievelijk 28 januari 2014 de rechtbank bericht dat de echtgenoten niet tot een regeling in der minne zijn kunnen komen en de rechtbank verzocht een beschikking te geven.

2.De vaststellingen en overwegingen

2.1.
De man heeft gesteld dat er aan zijn zijde sprake is van een wijziging van omstandigheden die hierin bestaat dat de man thans woonlasten heeft vanwege zelfstandige woonruimte. Sinds het uiteengaan van partijen heeft de man in een stacaravan verbleven en bij zijn broer. Eind januari 2013 is de man gaan wonen in een huis van een vriend van hem in Eindhoven. Die vriend heeft medio 2013 aangegeven dat hij de huur van dat huis gaat opzeggen. De man kan niet bij zijn ouders intrekken en ook niet meer bij zijn broer.
De man kan zich niet laten uitschrijven op het adres van de echtelijke woning omdat hij geen adres heeft waar hij zich kan laten inschrijven. Hij mag zich niet inschrijven op het adres van het bungalowpark.
De man is van mening dat eventuele draagkracht aan zijn kant verdeeld dient te worden over de vijf kinderen. De beide oudste kinderen studeren, maar kunnen niet in hun eigen levensonderhoud voorzien.
De man heeft gesteld dat alle kinderen vermogen hebben. De ouders van de man hebben dat voor de kinderen gespaard. Dat geld krijgen de kinderen op hun 18e verjaardag. De twee oudste kinderen hebben dat geld al gekregen.
De man wenst niet dat het vermogen van de kinderen thans gebruikt wordt om de kosten van de kinderen te kunnen betalen.
De man heeft gesteld dat de vrouw haar behoefte aan alimentatie niet heeft onderbouwd.
Voorts heeft de man een uitvoerig draagkrachtverweer gevoerd. De man heeft gesteld dat zijn netto besteedbaar inkomen EUR 3.190,= per maand bedraagt. De man betaalt alle woonkosten en doet daarvoor een beroep op de aanvaardbaarheidstoets. De man stelt dat hij geen draagkracht heeft.
2.2.
De vrouw heeft gesteld dat de behoefte moet worden verdeeld over de drie minderjarige kinderen. De drie jongste kinderen hebben ook vermogen, maar dat komt pas vrij op hun 18e verjaardag.
Zijdens de vrouw is gesteld dat de man meer inkomsten heeft dan waarmee hij in zijn berekening rekent. De man heeft zelf altijd de administratie van het bedrijf gedaan.
De financiële stukken van het bedrijf van de vrouw zijn nog niet gereed. Door chronisch geldgebrek kan de vrouw niet meer voldoen aan de vereisten van de beroepsvereniging. Zij mag haar beroep niet meer uitoefenen.
De vrouw heeft een zeer gering inkomen en zij kan geen leenbijstand aanvragen. Doordat de man nog steeds staat ingeschreven op het adres van de echtelijke woning loopt de vrouw bovendien de heffingskortingen mis.
2.3.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Alhoewel het petitum in het verzoek van de vrouw ook een nieuw verzoek – tot het bepalen van partnerbijdrage – behelst, beschouwt de rechtbank ook dit als een wijzigingsverzoek van de eerder gegeven beschikking van 6 maart 2013. De vrouw wenst immers dat de rechtbank, aldus het lichaam van het verzoek, de alimentatieverplichting van de man in haar geheel beoordeelt, nu deze niet eerder door de rechtbank werd berekend. Beide verzoeken zijn bovendien ook in die zin met elkaar verweven, dat het verzoek tot partnerbijdrage niet kan worden beoordeeld zonder dat daarbij het verzoek tot wijziging kinderbijdrage wordt betrokken.
Artikel 824 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidt:
“ Op een verzoek van de echtgenoten of van één van hen kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822, door de rechtbank die of het gerechtshof dat de beschikking heeft gegeven, worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening der beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.”
Het verzoek van de man:
Gebleken is dat zich aan de zijde van de man een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan. Immers, heeft de man thans woonlasten die hij voorheen niet had. De rechtbank dient vervolgens ingevolge het bepaalde in genoemd artikel 824 lid 2 Rv te toetsen of de voorziening, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet in stand kan blijven.
De man beroept zich in onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure op gebrek aan draagkracht voor de eerder bepaalde kinderbijdrage. Ter onderbouwing daarvan heeft hij, in aanvulling op de door de vrouw (bij haar brief van 30 december 2013) overgelegde stukken, waaronder ook de financiële stukken van de man in de echtscheidingsprocedure, bij brieven van 10 en 13 januari 2014 financiële bescheiden in het geding gebracht.
De voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 821 Rv zien op het treffen van ordemaatregelen voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Het spoedkarakter van deze procedure brengt mee dat deze zich niet leent voor een beoordeling van de in geding zijnde jaarstukken van de ondernemingen van de man. Deze stukken zijn bovendien in het licht van de beschikking van 18 december 2013 (C/04/121183 / FA RK 13-174) in de echtscheidingsprocedure niet compleet. Daarin is geoordeeld dat de rechtbank behoefte heeft aan nadere informatie ter beoordeling van de draagkracht van partijen en heeft de rechtbank bepaald welke stukken door ieder van partijen dienen te worden overgelegd.
Tot de omstandigheden die in aanmerking dienen te worden genomen rekent de rechtbank, behalve het gegeven dat de man thans woonlasten heeft, ook het ter zitting besproken feit, dat de kinderen van partijen over vermogen beschikken. De man heeft een eerder door de vrouw gedaan voorstel om de kosten van verzorging en opvoeding respectievelijk van levensonderhoud en studie van de kinderen vooralsnog uit dit vermogen te bekostigen, afgewezen. Daarmee zou, zo het verzoek tot wijziging van de man zou worden toegewezen, het de vrouw, van wie het gebrek aan relevante inkomsten in deze procedure niet wordt betwist, aan middelen ontbreken om te voorzien in de kosten van de kinderen van wie de jongste drie aan haar zijn toevertrouwd.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen.
Het verzoek van de vrouw:
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de kinderbijdrage voor de drie minderjarige kinderen per 1 december 2013 op EUR 1.495,= per maand wordt bepaald alsmede een partneralimentatie voor haarzelf van EUR 5.000,= per maand.
De rechtbank zal ook het verzoek van de vrouw tot wijziging van de bedoelde beschikking van 6 maart 2013 afwijzen, nu zij daarvoor geen grond(slag) als bedoeld in artikel 824 lid 2 Rv heeft gesteld. Weliswaar heeft zij standpunt ingenomen omtrent de behoefte van de kinderen en van haarzelf en de draagkracht van de man, maar zij heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de omstandigheden in zodanige mate zijn gewijzigd of bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
Ook dit verzoek zal de rechtbank derhalve afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.T. Coenegracht, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van P.C.E.F. Reijnders, griffier op 3 februari 2014.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen geen hogere voorziening open.