In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De man, vertegenwoordigd door mr. M.P.L.M. Buijsrogge, heeft verzocht om wijziging van de beschikking van 6 maart 2013, waarin onder andere de kinderbijdrage was vastgesteld. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat hij nu woonlasten heeft door zelfstandige woonruimte. Hij verzocht de kinderbijdrage per 1 december 2013 op nihil te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.M.J.P. Michiels, heeft het verzoek van de man betwist en zelf wijziging van de beschikking verzocht, met een verzoek om een hogere kinderbijdrage en partneralimentatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man inderdaad woonlasten heeft, maar dat dit niet voldoende is om de eerder vastgestelde kinderbijdrage te wijzigen. De rechtbank overweegt dat de man zijn draagkracht onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de eerdere beschikking niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderen over vermogen beschikken, wat van invloed is op de beoordeling van de alimentatieverplichtingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank zowel het verzoek van de man als dat van de vrouw afgewezen, omdat er geen voldoende grond was voor wijziging van de eerdere beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hogere voorziening open voor de partijen.