ECLI:NL:RBLIM:2015:10183

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
03/652060-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met fatale gevolgen

Op 8 december 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 17 april 2013 in Susteren. De verdachte, bestuurder van een BMW, reed met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur op een weg waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. Het ongeval vond plaats op een t-kruispunt waar wegwerkzaamheden aan de gang waren, en de verdachte kwam in botsing met een fietsster, [slachtoffer], die ter plaatse overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet roekeloos had gehandeld, maar wel zeer onvoorzichtig, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zijn schuld zouden uitsluiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen, vooral in situaties met zwakkere verkeersdeelnemers zoals fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/652060-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.B.A. Acda, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zittingen van 9 december 2014 en 24 november 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair:met zijn personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander om het leven is gekomen;
subsidiair:met zijn personenauto gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt, waarbij een ander om het leven is gekomen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde feit wordt bewezenverklaard. Er is daarbij sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), met de dood van [slachtoffer] tot gevolg. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen op de weg.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Daarbij heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – betoogd dat niet kan worden uitgegaan van de in de Verkeers-OngevallenAnalyse (hierna: VOA) genoemde gereden snelheid van honderd kilometer per uur wegens het ontbreken van een forensisch wetenschappelijke onderbouwing. Voorts kan het verweten rijgedrag van verdachte niet aangemerkt worden als roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig. Wegens het ontbreken van het causaal verband tussen het te hard rijden van verdachte en het verkeersongeval is evenmin sprake van het veroorzaken van gevaar op de weg in de zin van artikel 5 van de WVW.
Indien de rechtbank in haar oordeel afwijkt van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de officier van justitie of de verdediging, zal zij dit nader motiveren.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen:
Op 17 april 2013 omstreeks 15.57 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Oude Rijksweg Noord te Susteren. Dit betreft een voor het openbaar verkeer openstaande weg gelegen in de bebouwde kom van Susteren, in de gemeente Echt-Susteren. [2]
[slachtoffer] reed over het fiets/bromfietspad van de Oude Rijksweg Noord te Susteren, komende vanuit de richting van de Rijksweg Zuid (Echt) en rijdend in de richting van de Dieterderweg. Ter hoogte van de Handelsweg wilde zij de Oude Rijksweg Noord oversteken om vervolgens de Handelsweg op te rijden.
Verdachte reed als bestuurder van zijn personenauto van het merk BMW over de Oude Rijksweg Noord, komende uit de richting van de Dieterderweg en gaande in de richting van de Rijksweg Zuid (Echt). Ter hoogte van de Handelsweg kwam hij in botsing met de overstekende bestuurster van de fiets. [3]
Ten gevolge van het bij het ongeval opgelopen letsel overleed [slachtoffer] ter plaatse. [4]
In de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) staat vermeld dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op het t-kruispunt, gevormd door de wegen: Oude Rijksweg Noord en Handelsweg. Het ongeval vond gezien de richting van de BMW plaats op een recht weggedeelte van de Oude Rijksweg Noord. De rijbaan was door middel van een onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een vrij liggend fietspad dat door middel van een grasberm was gescheiden van de rijbaan. [5] Op het kruispunt Oude Rijksweg/ Handelsweg waren wegwerkzaamheden. De wegwerkzaamheden waren op de rijbaan van de Oude Rijksweg Noord. Op de rijstrook bestemd voor het verkeer vanuit de richting Rijksweg Zuid (Echt) in de richting van de Dieterderweg was vóór de weg-werkzaamheden, gezien de rijrichting van de BMW, een waarschuwingshek geplaatst. Op het waarschuwingshek waren de borden D2 en F5 als bedoeld in de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) geplaatst. [6] Kort voor het kruispunt Oude Rijksweg Noord/Handelsweg in de richting van de Dieterderweg was bord J37 (gevaar) als bedoeld in de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) aan de rechterzijde van de weg geplaatst. Het bord J37 (A) was voorzien van een onderbord (b) ‘(brom)fietsers op de rijbaan”. [7] Het fietspad aan de zijde waarover het slachtoffer reed in de richting Dieterderweg was afgesloten kort voor het t-kruispunt met de Handelsweg. Het fietsverkeer werd via omleidingsborden naar de Handelsweg omgeleid. Het fietspad was voorbij de Handelsweg opengebroken. Middels waarschuwingshekken was de doorgang naar het fietspad afgesloten. De Oude Rijksweg is ter plaatse ingericht als gebiedsontsluitingsweg waar vijftig kilometer per uur mag worden gereden met aan beide zijden een vrij liggend fietspad. [8] Het uitzicht van de bestuurder van de BMW op de rijrichting van de naderende fietsster werd door waarschuwingshekken met verkeersborden belemmerd. [9]
De ter plaatse aanwezige getuigen van het ongeval, te weten [getuige 1] [10] , [getuige 2] [11] , [getuige 3] [12] en [getuige 4] [13] verklaren dat een zwarte auto met rood/oranje velgen met een hoge snelheid over de Oude Rijksweg Noord reed. Door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] wordt de snelheid op ongeveer honderd kilometer per uur geschat.
Verdachte heeft ter terechtzitting [14] verklaard dat hij de betreffende dag reed in zijn zwarte BMW met rood/oranje velgen. Op de Oude Rijksweg Noord te Susteren was er sprake van wegwerkzaamheden. Het was volgens hem een onoverzichtelijke situatie.
Deskundige ir. A.C.E. Spek van het Nederlands Forensisch Instituut heeft middels twee botsproeven onderzoek gedaan naar de snelheid waarmee de betreffende personenauto heeft gereden aan de hand van de aangetroffen schades aan de betrokken voertuigen. De conclusie van deskundige Spek uit dit onderzoek luidt: “Op grond van de schade aan de ongevalsauto is een rijsnelheid op het moment van de botsing van minder dan honderd kilometer per uur niet voorstelbaar.” [15]
In de VOA wordt op basis van deze vastgestelde snelheid van honderd kilometer per uur beredeneerd dat verdachte derhalve twee keer de ter plaatste toegestane snelheid van vijftig kilometer per uur reed. De fietsster had vanaf het aangenomen beslispunt een afstand afgelegd van ongeveer 7,10 meter. Om veilig te kunnen oversteken had zij een afstand moeten afleggen van ongeveer 8,25 meter. Indien de BMW de helft van de door het NFI bepaalde snelheid zou hebben gereden, had de fietsster twee maal de reeds door haar afgelegde afstand kunnen overbruggen (14,2 meter), wat inhoudt dat indien de BMW met een snelheid van vijftig kilometer per uur zou hebben gereden, de fietsster veilig had kunnen oversteken. [16]
Overwegingen:
Voor de vraag of de schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank merkt hierbij op dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
Verdachte reed met zijn personenauto over de Oude Rijksweg Noord te Susteren in de richting van de Rijksweg Zuid (Echt). Ter plaatse was sprake van wegwerkzaamheden, waarbij op de rijstrook van verdachte voor de t-kruising Oude Rijksweg Noord/Handelsweg het bord J37 (gevaar) als bedoeld in de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, voorzien van het onderbord “(brom)fietsers op de rijbaan” was geplaatst. Op de rijbaan van het aan verdachte tegemoetkomend verkeer was – gezien verdachtes rijrichting – een waarschuwingshek met de borden in D2 en F5 als bedoeld in de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) geplaatst. Verdachte reed met een snelheid van tenminste honderd kilometer per uur, terwijl de aldaar ter plaatse geldende snelheid maximaal vijftig kilometer per uur was. Ter hoogte van de t-kruising met de Handelsweg reed verdachte de overstekende fietsster, [slachtoffer] aan, die als gevolg hiervan is komen te overlijden.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat niet uitgegaan mag worden van de conclusies van deskundige Spek met betrekking tot de gereden snelheid, gelet op de bezwaren die de door verdediging geraadpleegde deskundigen L.J.M. Meeuwissen en G.A. van Laere in hun rapportages ten aanzien van het door Spek uitvoerde onderzoek zijn geuit, overweegt de rechtbank als volgt.
Deskundige Spek heeft zijn conclusie met betrekking tot de ondergrens van de botssnelheid gebaseerd op de resultaten van twee botsproeven, uitgevoerd vanuit een wetenschappelijk beredeneerde onderbouwing passend bij dit specifieke schadebeeld. Daarbij heeft hij zich met name gebaseerd op de redenering dat de deformatie aan de bovenregel van het rechter voorspatbord (onderbouw) pas kan ontstaan bij een bepaalde kracht en dat het al dan niet ontstaan van deze deformatie derhalve iets zegt over de snelheid waarmee de ongevalsauto gereden moet hebben ten tijde van de aanrijding, terwijl variaties in de stand van de fiets ten opzichte van de auto (de botsconfiguratie) daar nauwelijks invloed op hebben.
Daartegenover staan de op algemene aannames gebaseerde rapporten van de deskundigen Meeuwissen en Van Laere.
Deskundige Meeuwissen heeft op basis van beeldmateriaal onderbouwd dat er bij dezelfde botssnelheid verschillende botsdeformaties kunnen optreden, maar dit betreft deformaties aan de bovenbouw van de auto. Dit doet echter naar oordeel van de rechtbank niet af aan de conclusie van deskundige Spek, aangezien deze in zijn rapportage ook heeft erkend dat deformaties aan de bovenbouw van de auto beïnvloed worden door veel factoren en afhankelijk zijn van kleine variaties in de botsconfiguratie.
Deskundige Van Laere geeft in zijn rapportage weer dat van de door deskundige Spek geconstateerde vervorming van de bovenregel van het spatscherm niet zo stellig kan worden uitgegaan als Spek heeft gedaan. Daartoe stelt hij dat de door deskundige Spek uitgevoerde botsproeven niet met de juiste botsconfiguratie, belading fiets (invloed van de boekentas aan het stuur) en remming van de ongevalsauto zijn uitgevoerd, zodat niet kan worden gesteld dat de ondergrens van de botssnelheid bekend is geworden. Deskundige Van Laere baseert zich (daarbij) echter slechts op algemene en niet onderbouwde aannames.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de rapporten van de deskundigen Meeuwissen en Van Laere de conclusies van deskundige Spek niet kunnen weerspreken. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de door deskundige Spek geconcludeerde ondergrens van de botssnelheid van honderd kilometer per uur.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of het rijgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de snelheid van de personen-auto van verdachte ten tijde van de botsing op zijn minst genomen honderd kilometer per uur bedroeg. Verdachte heeft de snelheid die ter plaatse was toegestaan zodanig fors overschreden dat hij niet meer kon anticiperen op het verkeersgedrag van andere verkeersdeelnemers. Van een bestuurder van een personenauto wordt verwacht dat hij in staat is om zijn auto tijdig tot stilstand te brengen binnen een afstand dat hij de weg kan overzien en deze vrij is. Dat geldt des te meer in een situatie waarin sprake is van wegwerkzaamheden. Reeds uit de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer heeft aangereden blijkt dat hij daartoe niet in staat was. Dit is verwijtbaar, tenzij bijzondere omstandigheden hieraan in de weg staan. Van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
Het feit dat, zoals door de verdediging betoogd, ter plaatse – bezien vanuit de rijrichting van verdachte – niet de juiste verkeersboden waren geplaatst, is niet een dergelijke omstandigheid. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat ter plaatse sprake was van wegwerkzaamheden en heeft de situatie bovendien beschreven als onoverzichtelijk. Voorts was er vóór de kruising in de rijrichting van verdachte een waarschuwingsbord J37 voor (brom)fietsers op de rijbaan geplaatst. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat sprake was van wegwerkzaamheden, waarbij hij bedacht moest zijn voor fietsers op de rijbaan. Fietsers zijn zwakkere verkeersdeelnemers en van een bestuurder van een personenauto mag verwacht worden dat hij de grootst mogelijke zorg in acht neemt in situaties waarin hij fietsers op of in de nabijheid van de rijbaan kan verwachten. Dat verdachte in een dergelijke situatie de fietser niet heeft gezien dan wel pas op het allerlaatste moment heeft gezien en niet meer in staat was zijn auto tijdig tot stilstand te brengen, is te wijten aan het feit dat verdachte ter plaatse toegestane snelheid fors heeft overschreden.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of hier dan sprake is van roekeloosheid als bedoeld in de WVW. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Van “roekeloosheid” als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm is volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. "Roekeloosheid" in de zin van de wet heeft een specifieke betekenis die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van “roekeloosheid” in de zin van artikel 175 lid 2 van de WVW moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. De verdachte moet zich daarvan ook bewust zijn geweest.
Het rijgedrag van verdachte – het veel te hard rijden in de gegeven situatie van wegwerkzaamheden – is zonder meer te beschouwen als zeer onvoorzichtig en gevaarlijk. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zo heeft gereden, terwijl en ondanks dat hij zich ervan bewust is geweest, dat hij zeer ernstig gevaar in het leven riep. Van roekeloosheid is derhalve geen sprake geweest.
De officier van justitie heeft voor zijn standpunt over de roekeloosheid onder meer aangevoerd dat verschillende getuigen hebben verklaard over het gebruikelijke rijgedrag van verdachte. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders nu deze verklaringen op zich niets zeggen over het rijgedrag van verdachte op het bewuste moment in de gegeven specifieke situatie.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 17 april 2013 in de gemeente Echt-Susteren als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oude Rijksweg Noord, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig,
terwijl hij, verdachte, de t-kruising van de Oude Rijksweg Noord en de Handelsweg naderde - alwaar sprake was van wegwerkzaamheden, hetgeen werd aangegeven door een, gezien de rijrichting van hem, verdachte, rechts naast de rijbaan geplaatst waarschuwingsbord J37 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met onderbord luidende: "(brom)fietsers op rijbaan" en op de rijbaan van het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, geplaatste waarschuwingshek, voorzien van de borden D2 en F5 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - te rijden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, terwijl aldaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, waardoor hij, verdachte, bij nadering van een die Oude Rijksweg Noord overstekende fietser niet in staat was met het door hem bestuurde motorrijtuig tijdig tot stilstand te komen en behoorlijk uit te wijken om een aanrijding of botsing met die fietser te voorkomen,
door welk verkeersongeval [slachtoffer] , zijnde de bestuurster van die fiets, zodanig letsel had opgelopen waardoor zij is komen te overlijden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) verzocht in het kader van de strafmaat aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie betreffende ‘zeer onvoorzichtig’ rijgedrag. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de gevolgen van het ongeval voor verdachte, zijn jeugdige leeftijd, de omstandigheid dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en het onzorgvuldig optreden van de politie via Facebook. Gelet op deze omstandigheden acht de raadsman een taakstraf in combinatie met een rijontzegging voor de duur dat het rijbewijs reeds ingehouden is geweest passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het verkeersgedrag van verdachte, door de rechtbank aangemerkt als zeer onvoorzichtig, heeft zeer ernstige gevolgen gehad in die zin dat een fietsster, de 15-jarige [slachtoffer] is komen te overlijden. Voor de nabestaanden van [slachtoffer] betekent dit een tragisch en onomkeerbaar verlies, zoals door de moeder van [slachtoffer] zeer treffend verwoord op de zitting. De ouders en broertjes van [slachtoffer] moeten na dit verkeersongeval verder zonder hun geliefde dochter en zus.
De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met de ernstige mate van schuld van verdachte en de fatale gevolgen van het ongeval. Opvallend is dat verdachte - ondanks alles dat tegen hem spreekt - het niet kan opbrengen om toe te geven (of onder ogen te zien) dat hij veel te hard heeft gereden. Voorts houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte blijkens het dossier al meerdere keren met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens (forse) verkeersovertredingen, alsmede dat verdachte door kennissen verschillende malen, blijkbaar tevergeefs, is aangesproken op zijn onverantwoorde rijgedrag.
Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat ook verdachte de noodlottige gevolgen van zijn verkeersgedrag niet heeft gewild en dat het verkeersongeval ook voor hem gevolgen heeft gehad. Voorts wil de rechtbank ook niet voorbij gaan aan de jeugdige leeftijd van verdachte en aan het feit er inmiddels 2,5 jaar zijn verstreken sinds het fatale ongeval.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat, met name gelet op de ernst van het feit en de mate van schuld, niet volstaan kan worden met een taakstraf en dat slechts een gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden zijn. De rechtbank zal een gedeelte van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Nu de rechtbank tot een mindere mate van schuld komt dan aan de eis van de officier van justitie ten grondslag ligt, zal de rechtbank volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Om verdachte er nog eens extra van te doordringen welke verantwoordelijkheden een verkeersdeelnemer heeft, zal de rechtbank daarnaast de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar opleggen. Ook al heeft verdachte zijn rijbewijs nodig voor zijn werk, gelet op de aard en de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een ontzegging van de rijbevoegdheid gelijk aan de duur dat het rijbewijs van verdachte ingenomen is geweest. Ook in hetgeen overigens is aangevoerd door de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om de straf verder te matigen.

7.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten personenauto merk BMW, met het kenteken [kenteken auto] , dient te worden verbeurdverklaard.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het feit is begaan.
Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
  • usb-stick, Verbatim (396136);
  • computer, Sandisk (396138).
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze te worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en Wegenverkeerswet 1994 artikelen 6, 175, 179, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
  • veroordeelt verdachte tevens tot
  • bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte voor het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
Beslag
  • verklaart verbeurdhet volgende in beslag genomen voorwerp:
  • personenauto, [kenteken auto] , BMW 3ER REIHE 330i 2001, zwart (370344);
  • gelast de
  • usb-stick, Verbatim (396136);
  • computer, Sandisk (396138).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en
mr. C.J.M. van den Acker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 december 2015.
Mr. M.B.T.G Steeghs is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oude Rijksweg Noord, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte, de t-kruising van de Oude Rijksweg Noord en de Handelsweg naderde - alwaar sprake was van wegwerkzaamheden, hetgeen werd aangegeven door een, gezien de rijrichting van hem, verdachte, rechts naast de rijbaan geplaatst waarschuwingsbord J37 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met onderbord luidende: "(brom)fietsers op rijbaan" en/of (een) op de rijbaan van het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, geplaatste waarschuwingshek(ken), voorzien van de/het borden D2 en/of F5 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - te rijden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, terwijl aldaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, althans met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid en/of onvoldoende aandacht te hebben voor overige verkeersdeelnemer(s) ter plaatse, waardoor hij, verdachte, bij nadering van een die Oude Rijksweg Noord overstekende fietser niet in staat was met het door hem bestuurde motorrijtuig tijdig tot stilstand te komen, danwel voldoende vaart te verminderen en/of behoorlijk uit te wijken om een aanrijding of botsing met die fietser te voorkomen,
door welk verkeersongeval [slachtoffer] , zijnde de bestuurster van die fiets, zodanig letsel had opgelopen mede waardoor zij is komen te overlijden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Oude Rijksweg Noord,
terwijl hij, verdachte, de t-kruising van de Oude Rijksweg Noord en de Handelsweg naderde - alwaar sprake was van wegwerkzaamheden, hetgeen werd aangegeven door een, gezien de rijrichting van hem, verdachte, rechts naast de rijbaan geplaatst waarschuwingsbord J37 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met onderbord luidende: "(brom)fietsers op rijbaan" en/of (een) op de rijbaan van het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, geplaatste waarschuwingshek(ken), voorzien van de/het borden D2 en/of F5 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, terwijl aldaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, althans met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor overige verkeersdeelnemer(s) ter plaatse, waardoor hij, verdachte, bij nadering van een die Oude Rijksweg Noord overstekende fietser niet in staat is geweest met het door hem bestuurde motorrijtuig tijdig tot stilstand te komen, dan wel voldoende vaart te verminderen en/of behoorlijk uit te wijken om een aanrijding of botsing met die fietser te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Noord, District Midden-Limburg, Basiseenheid Echt-Susteren/Roerdalen, proces-verbaalnummer PL233F-2013034173, gesloten d.d. 11 maart 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 227.
2.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 februari 2014, pagina 15-16.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 155.
4.Proces-verbaal van overlijdensonderzoek en lijkschouw d.d. 5 februari 2014, pagina 225-226 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2013, pagina 46.
5.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 156.
6.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 161-162.
7.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 165.
8.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 168.
9.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 175.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 april 2013, pagina 67 alsmede het proces-verbaal verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. E.P.J. Rutten, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 16 januari 2014, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 april 2013, pagina 69-70 alsmede het proces-verbaal verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. E.P.J. Rutten, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 16 januari 2014, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 april 2013, pagina 73-74 alsmede het proces-verbaal verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. E.P.J. Rutten, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 16 januari 2014, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 april 2013, pagina 75-76 alsmede het proces-verbaal verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. E.P.J. Rutten, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 16 januari 2014, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
14.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 24 november 2015.
15.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag in de zaak contra [verdachte] , nummer 2013.04.23.125, d.d. 31 oktober 2013, opgemaakt door ir. A.C.E. Spek, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige verkeersongevallenonderzoek, pagina 197-215.
16.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 10 februari 2014, pagina 187.