Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 november 2015,
- de mondelinge behandeling van 3 december 2015,
- de pleitnota van de plastisch chirurgen,
- de pleitnota van de Stichting.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 21.034,00 aan [eiseres sub 1] , € 6.693,95 aan [eiser sub 2] en € € 49.628,45 aan [eiser sub 3] , met veroordeling van de stichting in de ksoten van de procedure, vermeerderd met rente.
4.De beoordeling
(1) het feit dat het bestuur van de Stichting op grond van artikel 6 lid 3 van de oprichtingsakte de Stichting niet als hoofdelijk medeschuldenaar kan verbinden, en uit (2) het feit dat [naam bestuurder Stichting] (hierna: [naam bestuurder Stichting] ) blijkens de oprichtingsakte van de Stichting alleen samen met de andere bestuurder(s) van de Stichting bevoegd is de Stichting te binden en er geen volmacht is verleend, als bedoeld in artikel 7 van de oprichtingsakte, en uit (3) het feit dat alle betalingen via de Kliniek liepen. De plastisch chirurgen hebben dan ook terecht, zo stelt de Stichting, de vorderingen bij de curator van de Kliniek ter verificatie aangemeld.
- exploot van dagvaarding € 94,19
- griffierecht € 876,00
- salaris advocaat
- totaal € 1.786,19.
€ 21.034,00,
€ 6.693,95,
€ 49.628,45,