Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
ING BANK N.V., als rechtsopvolger onder algemene titel van Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V., gevestigd te Amsterdam,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die een restschuld had aan ING Bank N.V. na een gedwongen verkoop van haar woning. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, had op 27 oktober 2015 een verzoekschrift ingediend, waarin zij de rechtbank vroeg de bank te bevelen in te stemmen met een door haar gedaan aanbod tot schuldregeling. Dit aanbod was een poging om de restschuld van EUR 206.832,64 te verlagen door middel van een lening van haar werkgever en een familielid. De bank had echter geweigerd om op dit aanbod in te gaan, wat verzoekster als misbruik van positie beschouwde.
Tijdens de zitting op 4 december 2015 was de bank niet aanwezig, maar verzoekster heeft haar situatie uiteengezet. De rechtbank overwoog dat het verzoek tot toepassing van de gedwongen schuldregeling alleen kan worden toegewezen als de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat de bank, gezien de aangeboden regeling die een lagere uitkering dan de volledige vordering van de bank inhield, in haar recht stond om te weigeren.
Bovendien was er in deze zaak slechts één schuldeiser, de bank, en er waren geen andere schuldeisers die met het aanbod van verzoekster hadden ingestemd. Dit maakte de situatie anders dan in gevallen waar meerdere schuldeisers betrokken zijn. De rechtbank benadrukte het beginsel van contractvrijheid, wat inhoudt dat een schuldeiser het recht heeft om een aanbod te weigeren. Gezien de omstandigheden en de weigering van verzoekster om een redelijke betalingsregeling voor te stellen, werd het verzoek afgewezen. De rechtbank verwees de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling naar een nader te bepalen zitting.