Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
600,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 6 maart 2015 uitspraak gedaan over een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woonruimte. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Goumans, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiser stelde dat de gedaagde in verzuim was met de huurbetalingen, met een achterstand van drie maanden op de datum van dagvaarding, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde. De gedaagde voerde aan dat hij betalingsonmacht had door een arbeidsconflict en dat hij slechts één keer een afspraak met de loodgieter had afgezegd.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat dit een constitutieve beslissing zou zijn die niet in kort geding kan worden gegeven. Echter, de rechter oordeelde dat de gedaagde zodanig tekortgeschoten was in zijn verplichtingen dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De huurachterstand van drie maanden was ernstig genoeg om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen, en de eiser had een spoedeisend belang bij de ontruiming. De rechter wees de vorderingen tot betaling van de huurachterstand en ontruiming toe, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis moet ontruimen en dat hij de achterstallige huur moet betalen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.