ECLI:NL:RBLIM:2015:1962

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
3838835 CV EXPL 15-1241
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 6 maart 2015 uitspraak gedaan over een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woonruimte. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Goumans, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiser stelde dat de gedaagde in verzuim was met de huurbetalingen, met een achterstand van drie maanden op de datum van dagvaarding, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde. De gedaagde voerde aan dat hij betalingsonmacht had door een arbeidsconflict en dat hij slechts één keer een afspraak met de loodgieter had afgezegd.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat dit een constitutieve beslissing zou zijn die niet in kort geding kan worden gegeven. Echter, de rechter oordeelde dat de gedaagde zodanig tekortgeschoten was in zijn verplichtingen dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De huurachterstand van drie maanden was ernstig genoeg om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen, en de eiser had een spoedeisend belang bij de ontruiming. De rechter wees de vorderingen tot betaling van de huurachterstand en ontruiming toe, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis moet ontruimen en dat hij de achterstallige huur moet betalen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3838835 \ CV EXPL 15-1241
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 6 maart 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres 1],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. J.J.M. Goumans,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 2],
[woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productie 1
- de brief van de gemachtigde van [eiser] met producties 2 t/m 5
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2015 en de daar door [gedaagde] overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt sinds 1 april 2010 aan [gedaagde] de woonruimte aan de [adres 2] te [woonplaats] tegen een per maand bij vooruitbetaling verschuldigde prijs van thans
€ 512,-.
2.2.
Op de datum van dagvaarding, 9 februari 2015, had [gedaagde] de huurprijs over december 2014 en januari en februari 2015 niet betaald, waardoor een schuld aan [eiser] van € 1.536,- bestond.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert ontbinding van de huurovereenkomst, veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom, betaling van € 1.536,- aan huurachterstand t/m februari 2015 alsmede een vergoeding voor het gebruik van de woning van € 512,- per maand vanaf 1 maart 2015, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] vanaf december 2014 in verzuim is met betaling van de huur en dat hij ook in de periode daarvoor de huurpenningen nimmer tijdig betaalde. Daarnaast heeft [gedaagde] in strijd met zijn verplichting daartoe geen gelegenheid gegeven om een lekkage, vanuit het gehuurde naar het daaronder gelegen appartement, te onderzoeken.
3.3.
[gedaagde] stelt dat sprake is van betalingsonmacht doordat hij als gevolg van een arbeidsconflict met zijn werkgever vanaf oktober 2014 geen salaris heeft ontvangen. [gedaagde] spreekt de door producties gestaafde verwachting uit dat de werkgever op korte termijn tot betaling van het achterstallige salaris zal overgegaan. [gedaagde] stelt verder dat hij slechts één keer een afspraak met de loodgieter heeft afgezegd, en dat hij zelf ook gebreken heeft gemeld, die [eiser] verzuimt te verhelpen.
3.4.
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser] erkend dat onlangs € 512,- is betaald, door een derde (naar ter zitting is gebleken: de moeder van [gedaagde]). [eiser] heeft evenwel geen vertrouwen meer in [gedaagde] en wijst erop dat [gedaagde] ook vóór het ontstaan van het arbeidsconflict, volgens [gedaagde] in oktober 2014, niet tijdig betaalde, dat [gedaagde] onregelmatige inkomsten heeft als gevolg van zijn 0-urencontract en dat de betalingen vanaf september 2014 telkens door een derde zijn verricht.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Dit zou een constitutieve beslissing zijn, die geen voorlopige voorziening vormt en daarom in kort geding niet wordt gegeven.
4.2.
Voor het antwoord op de vraag of in kort geding de veroordeling tot ontruiming gerechtvaardigd is, is doorslaggevend of de huurder zodanig is tekortgeschoten in zijn verplichtingen dat aannemelijk is dat de bodemrechter op die grond de huurovereenkomst zou ontbinden. Als peildatum hiervoor geldt de dag van dagvaarding. Op die datum besloeg de huurachterstand de huurprijs over drie maanden. Eerst op 20 februari 2015 is namens [gedaagde] door een derde - welke wijze van betaling een huurder overigens vrij staat - een bedrag gelijk aan de huurprijs van € 512,- betaald. Een huurachterstand van drie maanden is ernstig genoeg om de veroordeling tot ontruiming te rechtvaardigen. [eiser] heeft daarbij ook een spoedeisend belang. Mede gelet op het vaststaande betalingsgedrag van [gedaagde] sinds de ingangsdatum van de huurovereenkomst, is gerechtvaardigd dat [eiser] er geen vertrouwen in heeft dat de resterende huurachterstand op korte termijn zal worden ingelost en dat geen nieuwe achterstanden zullen ontstaan. De vorderingen tot betaling (van de huurachterstand minus de genoemde € 512,- die geacht moet worden te zijn betaald ten titel van huur) en tot ontruiming worden toegewezen. [gedaagde] blijft de huurprijs verschuldigd voor elke ingegane maand vanaf 1 maart 2015 tot aan de ontruiming; ook dit onderdeel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.3.
Nu [eiser] krachtens art. 434 jo. 555 e.v. Rv dit vonnis zelf ten uitvoer kan doen leggen, heeft hij geen belang bij oplegging van een dwangsom aan [gedaagde] naast diens veroordeling tot ontruiming. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
4.4.
In het midden kan blijven in hoeverre het gehuurde gebreken kent en of enerzijds [gedaagde] zijn verplichting heeft geschonden om mee te werken aan het herstel daarvan en anderzijds [eiser] zijn verplichting om ze te verhelpen is nagekomen. Enerzijds vormt immers de tekortkoming bestaande uit het onbetaald laten van de huurprijs reeds voldoende grond voor de veroordeling tot ontruiming. Anderzijds heeft [gedaagde] geen verband gelegd tussen (de melding aan [eiser] van) de door hem genoemde gebreken en zijn betalingsverplichting.
4.5.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de aan de zijde van [eiser] gevallen proceskosten veroordeeld worden. Deze worden tot de datum van dit vonnis begroot op:
- exploot 95,82
- griffierecht 221,00
- gemachtigde salaris
600,00
totaal € 916,82

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] binnen
twee weken na betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en
leeg en bezemschoon aan [eiser] op te leveren,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.024,-, te vermeerderen met
€ 512,- voor iedere ingegane maand vanaf 1 maart 2015 tot de dag van ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser], begroot op
€ 916,82,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.