3.3Het oordeel van de rechtbank
Aantreffen en overlijden slachtoffer
Op 3 april 2013 kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omstreeks 10.33 uur de opdracht om te gaan naar de [adres] te Kerkrade. Aldaar aangekomen deelde [betrokkene 1] hen mede dat hij de zoon van de bewoonster was en dat zijn moeder, [slachtoffer], was overleden. De verbalisanten betraden daarop de woning en zagen dat [slachtoffer] op haar rechterzij op de vloer van de woonkamer lag. Er zat (gestold) bloed op dan wel in haar linkeroor. Een kussen lag gedeeltelijk onder haar hoofd. Op dit kussen zat een bloedvlek. Om de nek van [slachtoffer] zat een sjaaltje.
Verbalisanten vernamen van [betrokkene 1] dat hij die ochtend omstreeks 09.50 uur samen met [getuige 2], medewerkster van de thuiszorg, zijn moeder in de woonkamer had aangetroffen. Zij lag toen op haar rechterzij op de grond, de rechtervoorpoot van een fauteuil stond op haar linkeroor. Haar lichaam was stijf.
Een tweede medewerkster van de thuiszorg, [getuige 3], was om 10.00 uur ter plaatse. Zij zag dat het slachtoffer al wat langer dood was. Een sjaal zat vrij strak om de hals van [slachtoffer]. De knoop van deze sjaal zat aan de achterzijde van de nek.Huisarts F. Soomers heeft omstreeks 10.30 uur de dood bij [slachtoffer] geconstateerd en geconcludeerd dat het een niet-natuurlijke dood betrof. Bij de lijkschouw werd geconstateerd dat sprake was van uitgebreide onderhuidse bloedingen in het gelaat, hoog op de voorzijde van de borstkas en aan de polsen en onderarmen. Rond de hals zat een vast aangetrokken sjaaltje dat aan de achterzijde van de hals een dubbele knoop liet zien.
Letsels bij [slachtoffer]
Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is (onder meer) aan een radiologisch onderzoek en een pathologisch onderzoek onderworpen.
De radioloog, dr. P.A.M. Hofman, constateerde wekedelenzwellingen in de hals, van de tong en de wang van het slachtoffer. Ook waren de speekselklieren fors en waarschijnlijk gezwollen. Ondanks het ontbreken van diepe letsels rond het larynxskelet (noot griffier: strottenhoofd) zijn de verschijnselen het beste te verklaren door een strangulatie. Daarnaast waren er geringe vochtophopingen in het onderhuidse vetweefsel, mogelijk op basis van (posttraumatische) bloedingen boven het rechteroog, links op het achterhoofd, op de bovenbuik, aan de rechterelleboog en boven de linkerknie.
De patholoog, dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, constateerde uitwendig in het gelaat en elders aan het hoofd diverse onderhuidse bloeduitstortingen, plaatselijk met oppervlakkige huidbeschadigingen. Onderhuids aan de linkerhelft van het gelaat, in de bindvliezen van de oogleden links en in het slijmvlies van de bovenlip was sprake van stipvormige bloeduitstortingen. In de slijmvliezen van de mond en in een groot deel van de tong waren uitgebreide bloeduitstortingen. Vanuit de rechter mondhoek richting de kaakrand was een bandvormige, oppervlakkige huidbeschadiging van een onderhuidse bloeduitstorting zichtbaar. Daarnaast was sprake van een uitgebreide bloeduitstorting aan de binnenzijde van de schedelhuid, in het bindvlies van het schedeldak en in beide slaapspieren. Aan de hals voorwaarts/overgang borstkas werden onderhuidse bloeduitstortingen gezien. Aan de hals/nek bevond zich een circulair snoerspoor, bandvormig met een breedte variërend van 1,5 tot 2,5 cm met deels bleekheid centraal en deels vlekkige, rode huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstortingen. Aan de randen was er oppervlakkige beschadiging op meerdere plaatsen aan de huid, sommige streepvormig parallel verlopend. Links zij-achterwaarts was een min of meer ronde bleke uitsparing, waar zeer waarschijnlijk de
point of suspensionwas gelokaliseerd. Er waren bloeduitstortingen inwendig in de hals, hoog op de overgang naar kaakrand en in de diep gelegen weke delen aan de rand van het schildkraakbeen van het strottenhoofd. Midwaarts en in de oppervlakkig en diep gelegen mondbodemspieren, in vrijwel de gehele tong en in de weke delen van de keel was sprake van zwelling en uitgebreide bloeduitstorting. Er waren geen breuken aan het tongbeenstrottenhoofd. Verspreid aan de bovenste en onderste ledematen, inclusief de handen en voeten, vingers (strek- en buigzijde) waren (vele) huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen. In de rugspier werd inwendig een tweetal bloeduitstortingen gezien.
Voormelde letsels zijn volgens de patholoog alle bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld, zoals bijvoorbeeld door meervoudig slaan (al dan niet met een of meerdere voorwerp(en)), schoppen, stoten of anderszins kan ontstaan. De letsels aan de ledematen zouden kunnen passen bij afweerletsel tegen bovengenoemd doorgemaakt stomp geweld, maar kunnen ook door stomp geweld anderszins (slaan, vallen) zijn ontstaan. De letsels aan de mond/neusregio zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch (zoals drukkend, botsend, belemmerend) geweld op de mond/neus regio, al dan niet (deels) met een ligatuur (gezien het bandvormig letsel aan de rechtermondhoek tot aan de kaakrand). Het circulair snoerspoor aan de hals/nek is bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van (heftig) uitwendig mechanisch omsnoerend, samendrukkend geweld, al dan niet in combinatie met botsend geweld op de hals/nek, zoals door een strak omwikkeld object (stranguleren: zoals in het kader van ligeren, verhangen) of een combinatie daarvan. Gezien het verloop van dit snoerspoor (in een vlak) past het beeld volgens de patholoog meer bij ligatuurstrangulatie dan bij verhanging. Ook de stipvormige bloeduitstortingen en de – bij biochemisch onderzoek – vastgestelde verhoogde thyreoglobulineconcentratie kunnen goed passen bij respectievelijk verklaard worden door doorgemaakt geweld op de hals.
Volgens de patholoog kan het intreden van de dood goed worden verklaard door verwikkelingen van verstikking (door doorgemaakt geweld op de hals en/of door belemmering van de luchtwegen; door geweld op de mond-neusregio, al dan niet in combinatie met mechanische belemmering van de ademhaling door druk op de borstkas), elk op zich dan wel in combinatie. De bij sectie vastgestelde recente hartspierschade en de vochtophoping in de hersenen worden verklaard als verwikkelingen van verstikking.
Tussenconclusies
Op grond van de bevindingen van de patholoog stelt de rechtbank vast dat de vele, bij [slachtoffer] geconstateerde letsels zijn toegebracht op het moment dat zij nog in leven was. Ook stelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de patholoog en de radioloog vast dat het intreden van de dood verklaard wordt door verstikking.
Verklaring verdachte [verdachte]
Verdachte [verdachte] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zij op 2 april 2013 bij frituur ‘[naam frituur]’, gelegen aan [adres] te Kerkrade, vlak voor sluitingstijd (ongeveer 22.00 uur) van de frituur, shag heeft gekocht. Getuige [getuige 4], uitbaatster van deze frituur, bevestigt dat [verdachte] in de frituur is geweest tussen 21.30 uur en 22.00 uur en daar sigaretten wilde kopen. Voor de 5 euro die zij toen bij zich had kon zij echter alleen shag kopen.Haar zoon [getuige 5] bevestigt deze verklaring.
Verdachte [verdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2014verklaard dat zij en medeverdachte [medeverdachte] geld nodig hadden en dat zij daarom een plan hadden bedacht om bij het slachtoffer [slachtoffer] binnen te kunnen komen. Dat plan hield het volgende in. [slachtoffer] had nog geld tegoed van [verdachte]. [verdachte] zou doen alsof ze dat geld terug kwam brengen. Ze zou daarbij doen alsof ze een biljet van
€ 50,00 bij zich had. Omdat [slachtoffer] € 20,00 tegoed had, zou zij zou dan wisselgeld moeten pakken. Daarna zou een soort wisseltruc moeten plaatsvinden. [verdachte] had tegen [medeverdachte] gezegd dat [slachtoffer] haar geen geld zou geven. [medeverdachte] zou tegen [verdachte] hebben gezegd dat hij met [slachtoffer] zou gaan praten en haar zou beloven het dubbele terug te betalen. [verdachte] heeft vervolgens naar [slachtoffer] gebeld en samen zijn zij naar haar woning gelopen.
Ter zitting van 6 februari 2015 bevestigt [verdachte] dat zij om 22:01 uur met [slachtoffer] heeft gebeld. [verdachte] zou € 50,00 meenemen als zij € 30,00 wisselgeld zou hebben. Dat zou volgens [slachtoffer] geen probleem zijn. [verdachte] liep als eerste richting de woning van [slachtoffer], [medeverdachte] liep achter haar aan. [medeverdachte] ging aan de zijkant van de deur staan. [slachtoffer] maakte de deur slechts op een kier open en [verdachte] liep daarop beledigd weg. Toen riep [slachtoffer] dat ze toch binnen kon komen. [slachtoffer] liep voorop naar binnen, naar de woonkamer, en [verdachte] volgde haar. [verdachte] had de deur niet achter zich dicht gedaan, zodat het voor [medeverdachte] mogelijk werd de woning ongemerkt binnen te komen. In de woonkamer deed [verdachte] vervolgens alsof het biljet van € 50,00 op de grond viel, in de hoop dat [slachtoffer] al met het wisselgeld zou komen, maar dat gebeurde niet. Toen kwam [medeverdachte] en hij duwde [slachtoffer] naar achteren tegen de stoel. Zij viel op de grond. Volgens [verdachte] heeft [medeverdachte] aan haar gevraagd of zij de sjaal wilde pakken en haar vast wilde binden. Hij had haar handen vast. [verdachte] heeft de sjaal gepakt en heeft [slachtoffer] vastgebonden. Toen [slachtoffer] begon te schreeuwen, moest [verdachte] de sjaal om en eigenlijk in haar mond doen. [verdachte] heeft verklaard dat zij de sjaal om de mond van [slachtoffer] heeft vastgemaakt/geknoopt. [medeverdachte] hield daarbij [slachtoffer] vast. [slachtoffer] hield haar handtas toen tussen haar benen geklemd.
[verdachte] heeft op 7 augustus 2013 bij de politie verklaard dat zij tot het einde erbij is geweest.Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij is weggegaan nadat zij die sjaal om de mond van [slachtoffer] had gedaan. [verdachte] denkt dat zij 10 tot 15 minuten thuis was voordat zij met [medeverdachte] belde, omdat het zo lang duurde. In eerste instantie nam hij niet op. [verdachte] heeft verklaard dat zij een paar keer geprobeerd heeft om [medeverdachte] te bellen. Op een gegeven moment heeft [verdachte] een berichtje gekregen dat hij er zo aan kwam. Zij had van huis uit gebeld. Ter terechtzitting heeft [verdachte] aanvullend verklaard dat zij in het bezit was van haar eigen gsm toen ze naar de woning van [slachtoffer] liepen. In de woning van [slachtoffer] heeft [verdachte] haar gsm aan [medeverdachte] gegeven en zij kreeg de gsm van [medeverdachte] in haar bezit. Nadat [medeverdachte] terug was van de woning van [slachtoffer], heeft [verdachte] haar gsm teruggekregen en met haar gsm de “coke-lijn” gebeld.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 april 2013 vanaf 18.00 uur bij [verdachte] was op de [adres]. Zij woont schuin tegenover de woning waar ze het slachtoffer hebben gevonden. [medeverdachte] was alleen met [verdachte] in de woning. Zij is verslaafd aan drugs. Omstreeks 22.00 uur of 22.30 uur is [verdachte] weggegaan omdat ze shag en iets te drinken zou gaan halen. Ze is ongeveer een half uur tot 40 minuten weg geweest. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [verdachte] nog een paar keer heeft gebeld met zijn mobieltje (een Nokia). Toen zij terugkwam had ze alleen een pakje shag bij zich. Aangezien [medeverdachte] toch dorst had en iets te drinken wilde hebben, zei hij tegen haar dat hij met een taxi naar zijn moeder zou gaan. Op dat moment gaf [verdachte] hem opeens een bankpas van de ING bank. Op het pasje stond de naam [slachtoffer]. [medeverdachte] kreeg toen ook van haar de pincode voor de pas. [medeverdachte] nam de bankpas aan en is toen met een taxi vertrokken. Hij is eerst met de taxi naar het [adres] te Kerkrade gereden, naar de Rabobank. Daar heeft hij 250 euro gepind. Vervolgens is hij met de taxi naar Duitsland gereden, naar het Shell tankstation. Hij heeft daar drank gekocht. Dit betaalde hij contant van het eerder gepinde geld. Onderweg is hij nog even gestopt om wat coke te kopen. Daarna is hij teruggegaan naar de [adres]. Daar heeft hij de taxi betaald en het bankpasje teruggegeven aan [verdachte], samen met het restant van het gepinde geld. Het viel hem vervolgens in dat hij nog zo’n tweeduizend euro van [verdachte] moest krijgen. Zij vond dit goed en gaf hem weer het bankpasje met de pincode. Zij zei dat hij het gehele bedrag dat op de rekening stond, moest pinnen. Hij is toen weer met de taxi vertrokken. Eerst naar de [adres] te Heerlen. Daar is een ING bank. Hij heeft daar duizend euro gepind. Toen is hij naar Tankstation [naam tankstation] in Heerlen gegaan om rookwaren te kopen. Hij heeft daar de bankpas gebruikt om te betalen en daar ook enkele honderden euro’s extra gepind. Bij terugkomst op de [adres] heeft [medeverdachte] de bankpas weer aan [verdachte] teruggegeven, met het restant van het gepinde geld. [medeverdachte] heeft verder verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de dood van het slachtoffer.
Onderzoek naar gebruik van mobiele telefoons
Bij zijn aanhouding was de verdachte [medeverdachte] in het bezit van een mobiele telefoon van het merk en type Nokia 2630.De verdachte [verdachte] was in het bezit van een mobiele telefoon van het merk en type Samsung Galaxy.Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is afgegeven aan [verdachte] te Kerkrade. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is afgegeven aan
[medeverdachte] te Kerkrade. Van de telefoons en daarin aanwezige simkaarten werden de historische verkeersgegevens gevorderd. Uit deze gegevens blijkt dat op dinsdag 2 april 2013 omstreeks 22.01.56 uur met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] gedurende 60 seconden werd uitgebeld naar het vaste nummer [telefoonnummer 3] van [slachtoffer]. Verder is te zien dat tussen 22.07 uur en 22.19 uur met het nummer van [medeverdachte] zes keer werd gebeld naar het nummer van [verdachte] en dat vervolgens omstreeks 22.21 uur met het nummer van [medeverdachte] twee sms-berichten naar het nummer van [verdachte] werden verzonden. Ongeveer 1 minuut later werd met het nummer van [verdachte] een sms-bericht verstuurd naar het nummer van [medeverdachte]. Hierop werd omstreeks 22.25 uur met het nummer van [medeverdachte] wederom een sms-bericht verzonden naar het nummer van [verdachte]. Omstreeks 22:37 uur is vervolgens met het nummer van [verdachte] gebeld naar het nummer
[telefoonnummer 4] van ene [persoon].Volgens [persoon] had [verdachte] zelf op 2 april 2013 omstreeks 22:37 uur gebeld met het nummer [telefoonnummer 4]. Dit telefoonnummer is bij de politie ambtshalve bekend als het telefoonnummer van een zogenaamde drugslijn, waarvoor [persoon] werkzaam is (geweest).
[verdachte] heeft, zoals hierboven is vermeld, verklaard dat zij om 22.01 uur naar het slachtoffer heeft gebeld en om 22.37 uur naar die drugslijn.
Onderzoek historische gegevens pintransacties
Uit de door ING bank NV verstrekte gegevens bleek dat met de bankpas op naam van [slachtoffer] de volgende transacties hadden plaatsgevonden:
3 april 2013 omstreeks 01.34.08 uur geldautomaat Rabobank [adres] te Kerkrade (geldopname 250 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.54.30 uur geldautomaat [naam supermarkt] [adres] te Heerlen (geldopname 1.000 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.59.06 uur tankstation [naam tankstation] te Heerlen (betaling 547 euro).
Bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning aan de [adres]
Ter gelegenheid van de doorzoeking op 8 april 2013 werden in de woning van [verdachte] aan de [adres] te Kerkrade enkele voorwerpen inbeslaggenomen, waaronder een zwarte damesportemonnee, aangetroffen op een stapel kleding in de slaapkamer.Aan de dochter, [betrokkene 2], en de zoon, [betrokkene 1], van het slachtoffer werden foto’s getoond van de beurs, die tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] werd aangetroffen. Zij verklaarden beiden dat ze met 100% zekerheid kunnen zeggen dat de beurs van hun moeder is en dat deze sedert het aantreffen van haar stoffelijk overschot vermist werd.
Aangifte diefstal
[betrokkene 2] heeft mede namens haar broer [betrokkene 1] aangifte gedaan van diefstal uit de woning van hun moeder aan de [adres] Kerkrade. Uit de woning werden twee enveloppen met elk 50 euro erin vermist.
Het sporenbeeld en onderzoek aan dna
Naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] kwam een uitgebreid forensisch sporenonderzoek op gang. Enkele bevindingen van het forensisch onderzoek zijn hierboven, onder het kopje
Aantreffen en overlijden slachtoffer, al beschreven en enkele bevindingen zullen hierna – kort samengevat – besproken worden.
Er werd forensisch onderzoek verricht aan onder meer de beurs van het slachtoffer die in de woning van [verdachte] werd aangetroffen, de sjaal (uiteinde en knoop) die om de hals van het slachtoffer zat, de nagels van de linkerhand van het slachtoffer, het kussen waarop het slachtoffer (deels) met haar hoofd lag, en aan de kleding van het slachtoffer, die zij droeg toen zij werd aangetroffen (vest, witte trui en broek). De beurs, de sjaal, de nagels, het kussen en de kleding werden bemonsterd en veiliggesteld voor dna-onderzoek.
Op de beurs werd dna-materiaal aangetroffen dat matchte met het dna-profiel van verdachte [verdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het uiteinde van de sjaal en in de knoop van de sjaal werd celmateriaal aangetroffen. Het materiaal op het uiteinde van de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [verdachte] en minimaal een andere persoon. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker als het celmateriaal, dat aangetroffen is op het uiteinde van de sjaal, afkomstig is van het slachtoffer, [verdachte] en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [verdachte]), dan wanneer het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [verdachte]). Het celmateriaal op de knoop in de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [verdachte]. Geconcludeerd werd dat deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker zijn als dit celmateriaal afkomstig is van het slachtoffer en van [verdachte], dan wanneer dit materiaal afkomstig zou zijn van het slachtoffer en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [verdachte]).
Op de vingernagels werd een dna-mengprofiel van minimaal twee vrouwen aangetroffen. Dit mengprofiel matchte met het dna-profiel van het slachtoffer en van [verdachte]. De matchkans bij [verdachte] bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het kussen werd een onvolledig dna-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. In dit profiel bevond zich dna dat overeenkwam met de kenmerken van het dna van het slachtoffer, van [verdachte] en van minimaal één onbekende persoon.. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker wanneer het celmateriaal inderdaad afkomstig is van het slachtoffer, van [verdachte] en van een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [verdachte]), dan dat het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [verdachte]).
Op het vest van het slachtoffer werden additionele dna-kenmerken die matchten met het dna van [verdachte] aangetroffen. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op de witte trui van het slachtoffer werd een dna-mengprofiel aangetroffen. Dat mengprofiel matchte met het dna van het slachtoffer, van [verdachte] en een andere persoon.
Ten slotte werd op de broek van het slachtoffer een dna-profiel aangetroffen dat matchte met het dna van [verdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Er is tevens forensisch onderzoek verricht aan de handschoenen, de trainingsbroek en het trainingsjack van [medeverdachte]. Bij de diverse onderzoeken aan die kledingstukken zijn geen sporen van [slachtoffer] aangetroffen.
Conclusies ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] niet in de woning van [slachtoffer] is geweest en niet betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer]. De rechtbank heeft buiten de verklaring van [verdachte] namelijk geen bewijsmateriaal in het dossier aangetroffen waaruit volgt dat [medeverdachte] tegelijkertijd met [verdachte] in de woning van het slachtoffer aanwezig was. Ook uit de vele dna-onderzoeken volgt geen enkele aanwijzing dat [medeverdachte] in de woning van [slachtoffer] is geweest.
[verdachte] daarentegen is wel die avond tussen 22.02 uur en 22.37 uur in de woning van [slachtoffer] geweest. Zij is degene die haar heeft gedood. Zij is inderdaad, zoals ze op enig moment heeft verklaard, tot het einde er bij geweest. De rechtbank stelt dit vast op grond van de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte], het sporenbeeld en het dna-onderzoek, alsmede de overige onderzoeken en de genoemde verklaringen van getuigen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
[verdachte] heeft om duidelijk te maken dat niet zij, maar [medeverdachte] de dader was, verklaard dat [medeverdachte] in het bezit was van haar gsm op het moment dat zij in de woning van [slachtoffer] waren. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. [medeverdachte] verklaart namelijk dat [verdachte] die avond tussen 22.00 uur en 22.30 uur weg was om shag en drank te kopen en dat hij met zijn gsm [verdachte] heeft proberen te bellen omdat ze lang weg bleef. De rechtbank ziet niet in waarom [medeverdachte] hierover zou liegen. De rechtbank ziet overigens ook niet in waarom zij van gsm zouden hebben gewisseld; een aannemelijke verklaring daarvoor is allerminst gegeven. [verdachte] heeft weliswaar verklaard dat zij haar gsm aan [medeverdachte] zou hebben gegeven om haar drugsdealer te bellen, maar deze verklaring bevreemdt de rechtbank. [verdachte] heeft immers, zoals ze heeft verklaard, zelf om 22.37 uur gebeld met haar gsm naar haar drugsdealer.Verder hecht de rechtbank geen geloof aan haar verklaring dat zij op een gegeven moment uit het huis van [slachtoffer] is vertrokken, terwijl [medeverdachte] daar nog was, mede omdat zij op 7 augustus 2013 tijdens haar verhoor bij de politie heeft verklaard dat zij tot het einde erbij is geweest. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet [medeverdachte], maar [verdachte] die onwaarheid spreekt met betrekking tot het ruilen van de telefoons: zij doet het voorkomen dat [medeverdachte] de dader is om te verhullen dat zij [slachtoffer] heeft gedood.
[verdachte] heeft verder verklaard dat zij op het moment dat [slachtoffer] begon te schreeuwen, de sjaal om de mond van [slachtoffer] heeft vastgemaakt/geknoopt en dat zij vervolgens is weggegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet een juiste weergave van wat er in de woning van het slachtoffer is gebeurd. Deze verklaring strookt namelijk niet met de verklaring van de thuiszorgmedewerkster [getuige 2] die het stoffelijk overschot heeft gezien en heeft bemerkt dat de sjaal zeer strak om de hals van [slachtoffer] zat en dat de knoop van deze sjaal aan de achterzijde van de nek zat.
De verklaring van [verdachte] over het door haar toegepaste geweld strookt verder niet met de bevindingen van de patholoog. Uit onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] blijkt namelijk dat er vele letsels waren als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld zoals bijvoorbeeld door meervoudig slaan, schoppen of stoten. De letsels aan de mond/neusregio waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch (zoals drukkend, botsend, belemmerend) geweld op de mond/neus regio, al dan niet (deels) met een ligatuur. Het circulair snoerspoor aan de hals/nek was bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van (heftig) uitwendig mechanisch omsnoerend, samendrukkend geweld, al dan niet in combinatie met botsend geweld op de hals/nek, zoals door een strak omwikkeld object of een combinatie daarvan.
Uit de vele letsels die bij [slachtoffer] teweeg zijn gebracht, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een wijze van geweldpleging die reeds gelet op de uiterlijke verschijningsvorm daarvan, zo heftig moet zijn geweest, dat geconcludeerd kan worden dat de pleger van het geweld uit is geweest op de dood van [slachtoffer]. [slachtoffer] is, zo concludeert de rechtbank, om het leven gebracht door haar te wurgen met haar eigen sjaal. Mocht de pleger van het geweld al niet uit zijn geweest op de dood dan heeft de pleger door het geweld, en dan in het bijzonder het geweld aan de mond/neusregio en de verstikking/verwurging van de hals/nek, in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer door dit geweld zou komen te overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat het geweld enkel door [verdachte] kan zijn toegepast, nu zij naast [slachtoffer] de enige aanwezige in de woning was. Niet is gebleken dat een ander of anderen in de woning is of zijn geweest tussen het moment dat [verdachte] de woning heeft verlaten en het moment dat [slachtoffer] dood werd aangetroffen. Aan de ontkenning van [verdachte] dat zij [slachtoffer] heeft gedood, hecht de rechtbank dus geen enkel geloof. Het verweer van de verdediging dat het dossier onvoldoende handvaten biedt om met voldoende mate van zekerheid te kunnen stellen dat verdachte verantwoordelijk is voor de gewelddadige dood van het slachtoffer, mist feitelijke grondslag.
De juridische kwalificatie van feit 1
Onder feit 1 is aan verdachte tenlastegelegd een gekwalificeerde doodslag (primair) en een gekwalificeerde diefstal (subsidiair).
De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat [slachtoffer] door verstikking om het leven is gebracht.
De rechtbank heeft hierboven ook reeds vastgesteld dat de pleger van het geweld, gelet op de wijze van geweldpleging, uit was op de dood van [slachtoffer] of in ieder geval de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van het geweld zou komen te overlijden.
Het geweld, resulterend in de dood van [slachtoffer], kan naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm enkel zijn bedoeld om de diefstal van de portemonnee met de bankpas te faciliteren en te maskeren. [verdachte] wilde geld van [slachtoffer] krijgen, omdat zij om geld verlegen zat en dat was ook de reden dat [verdachte] naar [slachtoffer] ging. Omdat [slachtoffer] weigerde haar geld te geven en zij haar tas tussen haar benen had vastgeklemd, werd het wegnemen van geld bemoeilijkt. Door het gebruiken van geweld en het verstikken van [slachtoffer] heeft [verdachte] het verzet gebroken. Zij kon op die manier de diefstal ongestoord voltooien en daarna de vlucht mogelijk maken en het gestolen goed veiligstellen. De portemonnee van [slachtoffer] is in de woning van [verdachte] aangetroffen. Zo bezien heeft [verdachte] opzet op de dood van [slachtoffer] gehad, met het oogmerk om de diefstal te kunnen plegen. In dit oordeel wordt de rechtbank gesterkt door de verklaringen van de getuigen [getuige 6] en [getuige 1]. [getuige 6] heeft verklaard dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat wanneer hij geld nodig had, hij bij de overbuurvrouw van 80 jaar oud moest zijn. Daar viel wat te halen. Daar is altijd geld.De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] in oktober 2012 aan haar had gevraagd om samen [slachtoffer] te beroven. [getuige 1] zou [slachtoffer] dan aan de praat moeten houden, terwijl [verdachte] de woning zou doorzoeken naar geld.Uit deze verklaringen leidt de rechtbank dus af dat [verdachte] al langer rondliep met het plan (het oogmerk) om het slachtoffer te (laten) bestelen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de onder feit 1 primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag bewezen. Het verweer van de verdediging ter zake brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Conclusies ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], het aantreffen van de beurs van [slachtoffer] in de woning van [verdachte]/, het aantreffen van de bankpas in de woning van de moeder van medeverdachte [medeverdachte]en de bevindingen van het onderzoek historische gegevens, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van geld, toebehorende aan [slachtoffer], door het meerdere malen gebruikmaken van haar bankpas en pincode. Verdachte heeft de bankpas en de daarbij horende pincode aan [medeverdachte] gegeven. [medeverdachte] is vervolgens daarmee geld gaan pinnen en drank, rookwaar en drugs voor hen beiden gaan kopen. Het restant van het door hem gepinde geld heeft hij daarna aan [verdachte] gegeven.