4.3Het oordeel van de rechtbankBij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Limburg-Zuid werd in 2008 informatie ontvangen dat een [persoon ], wonend aan [adresgegevens], vanuit zijn woning handelt in heroïne en dat hij grote geldbedragen, alsmede een vuurwapen thuis heeft liggen. Verder werd informatie ontvangen dat [medeverdachte] zeker 10 jaar op grote schaal in Maastricht in verdovende middelen handelt, die vanuit Turkije via Duitsland naar Nederland worden gebracht. [medeverdachte] is met zijn echtgenote, verdachte, woonachtig op het adres[adresgegevens]. [medeverdachte] is op 23 september 2008 aangehouden ter zake overtreding van de Opiumwet. Op diezelfde dag heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van [medeverdachte] en verdachte, waarbij onder meer een contant geldbedrag van in totaal € 11.440,00, een kleine hoeveelheid verdovende middelen en enkele kilo’s versnijdingsmiddelen, alsmede een geldtelmachine werden aangetroffen en in beslag genomen. had toen een inkomen uit arbeid van ongeveer € 1.600,00 tot € 1.700,00 per maand. Verdachte ontvangt een uitkering van ongeveer € 1.200,00 netto per maand. Zij waren toen in het bezit van een personenauto van het [merk], die een waarde van ruim € 100.000,00 zou vertegenwoordigen, alsmede van een[automerk], waard ongeveer € 25.000,00. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben justitiële documentatie/ antecedenten op het gebied van de Opiumwet.
Naar aanleiding van voormelde situatie is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar het medeplegen van witwassen door verdachte en medeverdachte [naam]. Dit onderzoek bevat onder meer onderzoek naar de financiële omstandigheden van verdachte en haar echtgenoot over de periode vanaf 1 januari 2001 tot en met 30 januari 2009. Het strafrechtelijk financieel onderzoek bevat tevens een berekening volgens de – zogenoemde – eenvoudige kasopstelling, waarmee via eenvoudige wijze getracht wordt inzicht te geven in de contante geldstromen van verdachte en haar echtgenoot gedurende de onderzoeksperiode. Uit deze eenvoudige kasopstelling is in het kader van eerder genoemd onderzoek geconcludeerd dat verdachte en medeverdachte [naam] in de onderzoeksperiode aanzienlijk meer geld in contanten aanwezig hebben gehad en uitgegeven dan dat zij uit legale bron hebben ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel de (eenvoudige) kasopstelling gebruikt kan worden voor het bewijs van witwassen. De rechtbank is – met de verdediging – van
oordeel dat de
onderhavigekasopstelling echter niet voor het bewijs gebruikt kan worden.
De rechtbank overweegt daartoe dat de gegevens die werden gebruikt om de kasopstelling op te stellen niet volledig zijn. Hierdoor bestaat onder andere onduidelijkheid over het beginsaldo van de kasopstelling.
Vaststaat dat verdachte in de tenlastegelegde periode een frituur heeft geëxploiteerd. Het kassaldo van deze frituur bedroeg op 1 januari 2001 € 5.830,34. Dit bedrag is door het onderzoeksteam als beginsaldo van de kasopstelling gehanteerd. Het onderzoeksteam heeft echter niet onderzocht of verdachte en/of haar echtgenoot,[medeverdachte], naast het kassaldo van de frituur nog over ander vermogen beschikte(n). De verdediging heeft onder andere aangevoerd dat verdachte aanzienlijke winsten behaalde in het casino. Vaststaat dat verdachte in de onderzoeksperiode regelmatig naar Holland casino in Valkenburg ging en dat er door dit casino regelmatig aanzienlijke bedragen aan haar werden uitgekeerd. Niet onderzocht is echter of zij ook vóór de start van het onderzoek aanzienlijke winsten in het casino had behaald en deze nog in haar bezit had. Het kan dan ook niet worden uitgesloten dat zij voorafgaand aan de tenlastegelegde periode aanzienlijke winsten heeft behaald, welk vermogen niet is meegenomen in de kasopstelling.
De officier van justitie stelt dat verdachte en haar echtgenoot illegale inkomsten hebben genoten door het overtreden van de Opiumwet. Hij heeft verwezen naar het aantreffen van harddrugs in de woning van verdachte en haar echtgenoot op 23 september 2008 en op 30 januari 2009, alsmede het aantreffen van enkele kilo’s versnijdingsmiddelen op 23 september 2008. De rechtbank is van oordeel dat, mocht al sprake zijn van bijvoorbeeld het handelen in verdovende middelen, hetgeen is aangetroffen tijdens de doorzoekingen onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte en haar echtgenoot gedurende de tenlastegelegde periode in strijd met de Opiumwet hebben gehandeld. De informatie die leidt tot de verdenking van overtreding van de Opiumwet dateert uit eind 2008. Over de daaraan voorafgaande tenlastegelegde periode vanaf 2001 bevindt zich niets in het dossier ter zake een verdenking van handelen in strijd met de Opiumwet. Er is dan ook onvoldoende bewijs voor het bestaan van criminele activiteiten gedurende de gehele tenlastegelegde periode.
Bovendien valt niet uit de sluiten dat verdachte en haar echtgenoot hun uitgaven hebben bekostigd met legale inkomsten. Op basis van het dossier blijft namelijk onduidelijk over welke contante inkomsten verdachte en haar echtgenoot gedurende de tenlastegelegde periode konden beschikken. Zo is er geen informatie van de belastingdienst over de jaren 2001 tot en met 2004 aan het dossier toegevoegd. Er is dan ook niet bekend of in deze jaren inkomsten door beiden of een van hen zijn genoten. Ook is de financiële administratie van de frituur niet aan het dossier toegevoegd. Hierdoor kan niet beoordeeld worden in hoeverre privé-opnamen zijn gedaan uit de kas van de frituur, dan wel privéstortingen in die kas. Het is dan ook niet onmogelijk dat enkele opmerkelijke uitgaven, zoals de aanschaf van twee (relatief) dure auto’s en het voor grote bedragen aanschaffen van speelpenningen bij Holland Casino te Valkenburg, met legaal verkregen inkomsten zijn bekostigd. Dit geldt te meer nu, zoals hiervoor reeds overwogen, het beginsaldo onvoldoende in beeld is gebracht.
Alles overwegende kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, uit misdrijf verkregen geld heeft witgewassen. Nu het tenlastegelegde reeds om de hiervoor genoemde redenen niet tot een veroordeling kan leiden, zal de rechtbank de overige door de raadsvrouw genoemde verweren niet nader bespreken. Verdachte zal, bij gebrek aan bewijs, worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.