ECLI:NL:RBLIM:2015:2146

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
3899560 CV EXPL 15-1923
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens overlast door huurder en derden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonpunt vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege ernstige overlast die door hem en derden in de woning werd veroorzaakt. De overlast bestond uit geluidsoverlast, stankoverlast en andere hinderlijke gedragingen, die door omwonenden en de politie herhaaldelijk waren gemeld. Woonpunt had eerder al stappen ondernomen, waaronder het vervangen van de sloten en het geven van waarschuwingen aan [gedaagde] om de overlast te stoppen. Ondanks deze maatregelen bleef de overlast aanhouden, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van de overlast en dat [gedaagde] tekort was geschoten in zijn huurdersverplichtingen. De burgemeester had bovendien aangekondigd de woning voor drie maanden te willen sluiten op basis van artikel 174a van de Gemeentewet, wat de situatie verergerde. De rechtbank concludeerde dat het spoedeisend belang van Woonpunt bij ontruiming groot was, gezien de structurele overlast en de verplichting om het woongenot van andere huurders te waarborgen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3899560 CV EXPL 15-1923
Vonnis in kort geding van 13 maart 2015
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.L.T. Roks,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres],
[woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. F.E.L. Teerling.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 februari 2015 met producties
- de mondelinge behandeling van 9 maart 2015, waar partijen zijn verschenen en Woonpunt een nadere productie heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonpunt verhuurt op grond van de huurovereenkomst van 31 mei 2007 aan [gedaagde] de portiekwoning aan de [adres], [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is gelegen in een complex met drie andere portiekwoningen, die eveneens door Woonpunt worden verhuurd.
2.2.
In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden is bepaald:
“7.3. Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. (…)
7.6.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in hetgehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.(…).”
2.3.
Woonpunt heeft, in de periode van september 2014 tot aan de mondelinge behandeling van dit geschil, tientallen klachten van bewoners van het complex en direct omwonenden ontvangen over geluids- en stankoverlast veroorzaakt vanuit en rondom de woning. De geluidsoverlast bestaat er volgens de door Woonpunt bijgehouden klachtenregistratie uit dat er zowel overdag als op de voor de nachtrust bestemde tijden, sprake is van geschreeuw, geruzie, geschuif dan wel gegooi met inventaris en dichtslaande deuren in de woning, alsook van blik- en ijzerverwerking in de bij de woning behorende tuin.
2.4.
De politieregio eenheid Limburg, basisteam Heerlen heeft in voornoemde periode eveneens tientallen klachten ontvangen over vanuit en rondom de woning veroorzaakte geluidsoverlast.
2.5.
Op 10 september 2014 is de politie naar aanleiding van een klacht van een van de bewoners van het complex kennis gaan nemen van de situatie ter plaatse. In het op die datum door de politie opgemaakte mutatierapport is het volgende neergelegd:
“(…) Door de bewoner van (…) was melding gedaan van overlast door de alom bekende [gedaagde] en [naam 1]. (…) Ter plaatse werden we binnengelaten door [gedaagde]. In de woning zaten ook nog [naam 1] en [naam 2]. [naam 2] gaf weer te kennen dat hij stapelverliefd was op [naam 1]. Was wel de hele tijd aan het schreeuwen naar haar. (…) Hen gesommeerd het rustig te houden, daar er mensen hadden geklaagd over hun overlast. [gedaagde] gaf te kennen dat hij eigenlijk niet wilde dat [naam 2] en [naam 1] bij hem waren. Had dat al meerdere malen aangegeven. Zou naar eigen zeggen een sleutel kwijt zijn en het vermoeden was dat die 2 daarom naar binnen konden komen. Hem geadviseerd hen buiten te houden en de deuren te sluiten. [gedaagde] gaf ook aan dat hij een afspraak had met iemand van de bouwvereniging. Daar zou hij het probleem gaan aankaarten. (…).”
2.6.
Naar aanleiding van een daartoe door [gedaagde] gedaan verzoek heeft Woonpunt op
10 september 2014 de sloten van de woning vervangen. Vervolgens heeft zij [gedaagde] op
15 september 2014 telefonisch bericht dat alleen hij in de woning mag verblijven en dat, indien [gedaagde] ondanks deze waarschuwing derden in zijn woning laat verblijven, er een ontruimingsprocedure zal worden gestart.
2.7.
Op 5 oktober 2014 heeft de politie zich, naar aanleiding van een door [gedaagde] gedane melding, naar de woning begeven. In het door de politie op die datum opgemaakte mutatierapport is het volgende neergelegd:
“[gedaagde] en [naam 1] zorgen vaker voor problemen en overlast. [gedaagde] woont op dit adres en laat [naam 1] vaker overnachten. Ditmaal had [naam 1] met eten gegooid en zou spullen mee hebben willen nemen. (…) [naam 1] is vertrokken en we hebben de heer [gedaagde] geadviseerd om [naam 1] niet meer binnen te laten.”
2.8.
Vier uur na voornoemde melding is de politie, naar aanleiding van een melding van een van de bewoners van het complex, wederom ter plaatse gegaan. In het mutatierapport is het volgende neergelegd:
“TP
alleen [naam 1] aangetroffen. Haar verbale gedragingen kunnen inderdaad voor meervoud aangehoord worden. Haar uit de woning gezet. Even later komt [gedaagde] aan lopen. (…) Volgens zijn zeggen had hij [naam 1] niet binnen gelaten. Bij een volgende keer doet hij aangifte. Woning binnen is en blijft smerig.”
2.9.
Bij e-mail van 5 oktober 2014 heeft [naam wijkagent], in zijn hoedanigheid van wijkagent, aan Woonpunt laten weten dat de politie, ondanks de diverse waarschuwingen die zij [gedaagde] heeft gegeven, nog steeds meldingen ontvangt omtrent overlast veroorzaakt
in en rondom de woning.
2.10.
Op 18 november 2014 is Woonpunt in overleg getreden met vertegenwoordigers van de politie, welzijnswerk en de gemeentelijke handhaving, alsook met omwonenden, over - onder andere - de overlast veroorzaakt vanuit de woning.
2.11.
Bij aanmeldformulier van 1 december 2014 heeft Woonpunt ten behoeve van [gedaagde] een melding gedaan bij het meldpunt ‘Zeer Moeilijk Plaatsbaren’ (ZMP) van RIMO. Deze welzijnsorganisatie tracht door middel van een analyse van de leefsituatie en het overlast gevend gedrag, hulpverlening te organiseren en te coördineren teneinde huisuitzetting te voorkomen.
2.12.
Bij brief van 9 december 2014 heeft Woonpunt aan [gedaagde] bericht:
“(…) Gezien het feit dat u geen gehoor geeft aan onze sommaties om de (geluids-)overlast achterwege te laten heeft Woonpunt besloten de huurovereenkomst met u te willen beëindigen. Graag vernemen wij of u vrijwillig de huur wilt opzeggen per 1 februari 2015. (…) Indien wij vóór
17 december 2014 geen schriftelijke reactie van u hebben ontvangen zien wij ons genoodzaakt een kort geding jegens u te starten. Dit met als doel de huurovereenkomst te ontbinden. (…).”
2.13.
[gedaagde] heeft niet gereageerd op voornoemde brief van Woonpunt.
2.14.
Bij brief van 20 januari 2015 heeft de burgemeester van de gemeente Heerlen (hierna: de burgemeester) [gedaagde] formeel in kennis gesteld van het feit dat er “
als gevolg van de aanloop van personen op de woning”vanuit de woning
“reeds geruime tijd sprake is van ernstige overlast voor de directe omgeving”. De burgemeester heeft daarbij aangegeven dat, indien geen gevolg wordt gegeven aan de sommatie om het overlast veroorzakende gedrag te staken, een procedure voor de sluiting van de woning zal worden gestart (artikel 174a Gemeentewet).
2.15.
Op 8 februari 2015 heeft de politie zich, naar aanleiding van een melding van een van de bewoners van het complex, naar de woning begeven. In het opgemaakte mutatierapport is het volgende geschreven:
“(…) Aan de voorzijde van de woning hoorden wij, ofschoon de ramen aan de voorzijde van de woning gesloten waren, [naam 1] met luide stem praten. Geen sprake van schreeuwen. Vervolgens naar de achterzijde van de woning gelopen (…). Ook hier hoorden wij [naam 1] met luide stem praten met af en toe een scheldwoord in haar repertoire. Door haar wijze van communiceren konden wij ons wel voorstellen dat de bovenbuurman daar last van had. (…) Betrokkene duidelijk gemaakt dat hij al de nodige waarschuwingen (…) had ontvangen, maar zich daar kennelijk niets van aantrok. [gedaagde] (wederom) medegedeeld dat hij [naam 1] niet meer in zijn woning moet toelaten, en dat de omwonenden dan wellicht ook niet meer zoveel overlast zouden ervaren, om dat dan vervolgens weer bij de instanties te melden. (…).”
2.16.
Ook op 16 en 18 februari 2015 heeft de politie, nadat zij overlastmeldingen had ontvangen, [naam 1] in de woning aangetroffen.
2.17.
Bij brief van 2 maart 2015 heeft de burgemeester aan de gemachtigde van [gedaagde], voor zover relevant, bericht:
“(…) Bij brief van 23 februari 2015 heeft de Chef Politie Basisteam Heerlen mij verzocht om artikel 174A Gemeentewet toe te passen en dientengevolge de woning van uw cliënt te sluiten. (…).
Uit de rapportage van de wijkagent is mij het volgende gebleken:
In de periode van 1 augustus 2014 tot en met 22 februari 2015 zijn er in totaal 38 meldingen betreffende overlast vanuit of rondom de woning (…) bij de politie binnengekomen.
Op enkele meldingen na werd bij bijna alle 38 meldingen een politiepatrouille aangestuurd om bij de woning van uw cliënt polshoogte te nemen.
Uit de door de politiemedewerkers opgemaakte politierapporten bleek dat uw cliënt veelvuldig bezoek had van twee personen. Van deze beide personen is het bij de wijkagent ambtshalve bekend dat zij een verslavingsproblematiek hebben en dat zij dagelijks alcohol en/of verdovende middelen consumeren, al dan niet in combinatie met elkaar. Beide personen veroorzaken al jaren op tal van plaatsen binnen de gemeente Heerlen overlast vanuit woningen (…). Ook andere personen, die door de politiemedewerkers als junkachtige personen worden omschreven, verblijven vaker bij uw cliënt in de woning. Uw cliënt werd vrijwel tijdens iedere politie-interventie geadviseerd om zijn bezoekers niet langer in de woning toe te laten.
Echter, ook ondanks mijn officiële waarschuwing - die zelfs persoonlijk aan uw cliënt werd uitgereikt - laat cliënt de bezoekers in zijn woning toe waardoor de overlast voor de omwonenden en de verstoringen van de openbare orde voortduren.
Uit de rapportage van de wijkagent is mij gebleken dat uw cliënt en zijn bezoek veelvuldig geluidsoverlast veroorzaken door schreeuwen, tieren, ruzie maken en het gooien met spullen, ook op voor de nachtrust bestemde tijden.
(…) Zelfs in de periode gelegen tussen mijn officiële waarschuwing en de op ambtseed opgemaakte politierapportage d.d. 23 februari 2015 zijn er 14 politie-interventies in de woning van uw cliënt geweest naar aanleiding van meldingen terzake overlast, veroorzaakt vanuit de woning van uw cliënt.
(…) Gezien de ernst van de onderhavige situatie deel ik u hierbij formeel mede dat ik voornemens ben de woning van uw cliënt (…) te sluiten voor een periode van 3 maanden. De reden hiertoe is gelegen in het gegeven dat de openbare orde en veiligheid in de directe omgeving van uw woning in het gedrang is. (…) Dit voornemen tot sluiten is gebaseerd op artikel 174A Gemeentewet als ook op het Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uw cliënt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze ten aanzien van dit voornemen kenbaar te maken. (…) Na de zienswijze beraad ik mij over de definitief te nemen maatregel. (…).”
2.18.
Op 3 maart 2015 heeft Woonpunt zich, naar aanleiding van een melding van rookontwikkeling, naar de woning van [gedaagde] begeven. Bij aankomst heeft Woonpunt zowel [gedaagde] als [naam 1] in de woning aangetroffen.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert dat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen:
om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning met alle daarin aanwezige personen en zaken te ontruimen en verlaten, alsmede onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen;
tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Woonpunt ten grondslag dat [gedaagde], door derden in zijn woning toe te laten en niet te voorkomen dat er in of rondom de woning overlast wordt veroorzaakt, tekort is geschoten in de nakoming van zijn huurdersverplichtingen. Mede in het licht van het voornemen van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten, rechtvaardigt deze tekortkoming de ontruiming. Daar Woonpunt tegenover omwonenden, zeker als die ook van haar huren, de verplichting heeft om de verstoring van hun woongenot te beëindigen en er sprake is van een structurele en onhoudbare overlastsituatie, is er een spoedeisend belang bij de ontruiming, aldus Woonpunt.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Woonpunt bij de ontruiming is genoegzaam gebleken.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een hoge mate van
waarschijnlijkheid aangenomen te kunnen worden dat de rechter die in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure geconfronteerd wordt met hetzelfde feitencomplex, de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.3.
Woonpunt heeft ter onderbouwing van haar ontruimingsvordering gesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Voorts heeft zij er - onder overlegging van de brief van de burgemeester van 2 maart 2015 - ter mondelinge behandeling op gewezen dat de burgemeester voornemens is om de woning op grond van het bepaalde in artikel 174a Gemeentewet voor drie maanden te sluiten. [gedaagde] heeft - met een beroep op de door hem gestelde omstandigheid dat het merendeel van de klachten afkomstig is van slechts één bewoner van het complex - betwist dat hij tekort is geschoten in de op hem rustende huurdersverplichtingen althans dat, voor zover al aannemelijk is dat hij tekort is geschoten, dit tekortschieten de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Vast staat dat zowel bij Woonpunt als bij de politie klachten en meldingen van diverse bewoners van het complex en direct omwonenden zijn binnengekomen over in en rondom de woning veroorzaakte geluidsoverlast en dat de politie ook op basis van eigen waarneming geconcludeerd heeft dat - voornamelijk door bij [gedaagde] in de woning verblijvende personen - overlast veroorzaakt wordt. Op basis van de inhoud van de brief van de burgemeester van 2 maart 2015 staat eveneens vast dat de burgemeester voornemens is om op deze gronden de woning voor drie maanden te sluiten.
4.5.
Hoewel de burgemeester slechts zijn voornemen tot sluiting kenbaar heeft gemaakt, is het - gelet op de naar aard en inhoud onweersproken gebleven mutatierapportages van de politie en de door Woonpunt geregistreerde klachten - meer dan aannemelijk dat de burgemeester dit voornemen zal uitvoeren. Dat de burgemeester na de indiening van zienswijzen geen gebruik zal maken van de hem toekomende bevoegdheid tot sluiting, omdat - zoals [gedaagde] ter verweer heeft aangevoerd - het overlast gevend gedrag met de verhuizing van [naam 1] op of omstreeks 25 februari 2015 is gestaakt, is niet aannemelijk geworden. Alleen al de onweersproken omstandigheid dat Woonpunt op 3 maart 2015 geconstateerd heeft dat [naam 1] - ondanks de door [gedaagde] gestelde verhuizing - in de woning verbleef, maakt [gedaagde] stelling dat de overlast gevende gedragingen gestaakt zijn, ongeloofwaardig.
4.6.
Thans kan met een hoge mate van zekerheid worden aangenomen dat een vordering van Woonpunt tot ontbinding van de huurovereenkomst, althans een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is ontbonden, in de bodemprocedure zal slagen. Artikel 7:231, tweede lid BW geeft immers een zelfstandige grond voor (buitengerechtelijke) ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte en uit jurisprudentie ter zake volgt dat de feitelijke sluiting door de burgemeester reeds voldoende is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4.7.
Ook op basis van de door Woonpunt gestelde tekortkoming in de huurders-verplichting is het aannemelijk dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereen-komst zal komen. Op basis van de overgelegde klachtenregistraties van Woonpunt en de mutatierapportages van de politie is het zeer aannemelijk dat vanuit de woning overlast is veroorzaakt door [gedaagde] dan wel door van zijnentwege in de woning verblijvende derden. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, zijn de klachten ook niet afkomstig van slechts één bewoner van het complex. Daar [gedaagde] op de hoogte was van de door degenen die hij tot de woning heeft toegelaten (met name [naam 1]) veroorzaakte overlast en hij nagelaten heeft de ter beëindiging daarvan redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen, moet deze overlast worden beschouwd als tekortkoming van [gedaagde] in zijn huurdersverplichtingen.
4.8.
Een afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. De belangen van [gedaagde] bij het voorzetten van bewoning zijn onmiskenbaar groot, maar maken niet dat Woonpunt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen gebruik zou mogen maken van de haar toekomende wettelijke bevoegdheden. Tegenover het belang van [gedaagde] staat immers het belang van Woonpunt om mede vanwege haar verplichting jegens omwonenden - zeker als die ook van haar huren - overlast vanuit een door haar verhuurde woning te voorkomen. Als onweersproken staat bovendien vast dat Woonpunt, door enerzijds de in de woning verblijvende derden en [gedaagde] aan te spreken op hun gedrag en anderzijds [gedaagde] hulp dan wel vervangende woonruimte te bieden, met het belang van [gedaagde] rekening heeft gehouden, zonder het beoogde resultaat.
4.9.
De kantonrechter zal de gevorderde ontruiming toewijzen, met dien verstande dat de in acht te nemen ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt gesteld.
4.10.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot op heden begroot op:
dagvaarding: € 96,16
griffierecht: € 116,00
salaris gemachtigde:
€ 400,00
totaal: € 612,16
4.11.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning aan de [adres], [woonplaats], met alle daarin van zijnentwege aanwezige personen en zaken binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van Woonpunt gerezen proceskosten, begroot op € 612,16,
5.3.
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Woonpunt volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 68,- aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening.
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG