De kantonrechter overweegt als volgt.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, moet van tevoren worden vastgesteld of er een reële kans bestaat dat [eiser] het gelijk aan zijn zijde zal krijgen als één van de partijen een bodemprocedure begint. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte onderzoeksmogelijkheden die het kort geding hem biedt, aangezien formele bewijslevering in deze procedure in beginsel niet plaatsvindt.
4.4.1.Dat [eiser] ten aanzien van het voortgezet zijn van zijn arbeidsovereenkomst met In de Moriaan na 20 januari 2015 in een bodemprocedure het gelijk aan zijn zijde zal krijgen, moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter worden aangenomen.
Voorop wordt gesteld dat het ontslag op staande voet - nog afgezien van de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven - slechts stand kan houden indien alle daaraan blijkens de brief van 20 januari 2015 ten grondslag gelegde feitelijke stellingen komen vast te staan. Ter zitting heeft In de Moriaan expliciet gesteld dat al die stellingen in samenhang beschouwd zouden moeten leiden tot de conclusie dat er sprake was van een dringende reden, hetgeen bevestigt dat de beperkte uitzondering op de regel, dat het als reden voor ontslag medegedeelde feitencomplex moet komen vast te staan, in deze zaak niet aan de orde is.
De in de brief van 20 januari 2015 vermelde redenen zijn, kort gezegd:
a. a) de onnodige inzet van personeel, ondanks waarschuwingen daaromtrent,
b) het laten doorwerken van personeelsleden na afloop van hun contract voor bepaalde tijd, zodat daardoor nieuwe arbeidsovereenkomsten zijn ontstaan,
c) het feit dat personeelsleden diverse malen in het kassasysteem waren ingelogd terwijl zij niet aanwezig waren,
d) de weigering van [eiser] om dagopbrengsten te storten op de bankrekening van In de Moriaan, waardoor € 12.000,00 zoek is,
e) het regelmatig nuttigen van (forse hoeveelheden) alcohol onder werktijd,
f) het feit dat er regelmatig in het café wordt gerookt.,
g) de mogelijkheid dat een boete zal worden opgelegd voor het niet tijdig verwijderen van terrasmeubilair,
h) het feit dat [eiser] de zus van een directeur van In de Moriaan met veel verbaal geweld uit het café heeft gezet,
i. i) het feit dat [eiser], in samenspanning met collega’s, het plan heeft opgevat het cafébedrijf over te nemen door de huidige directie ‘eruit te werken, in welk kader [eiser] bijzonderheden met betrekking tot het café bekend heeft gemaakt aan derden.
Omtrent punten a, c, d, e is [eiser] eerder door In de Moriaan aangesproken, waarna hij reageerde bij brieven van 9 en 24 november 2014. In die brieven zijn - kort gezegd - de beschuldigingen gemotiveerd weersproken en is verder op het punt van de dagopbrengsten/het kasgeld (punt d) opgemerkt dat een onderbouwing van de stelling van In de Moriaan ontbreekt. Al deze punten alsook de niet vóór 20 januari 2015 aangehaalde zaken, zijn door [eiser] ook in de inleidende dagvaarding besproken, waarbij de stellingen van In de Moriaan gemotiveerd zijn weersproken en is gewezen op het ontbreken van een verdere onderbouwing zijdens In de Moriaan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de standpunten van In de Moriaan herhaald, maar een nadere onderbouwing is niet verstrekt, zulks met uitzondering van punt b (dat volgens de toelichting van In de Moriaan speelde in september 2014). Op dat punt en de andere punten is ter zitting namens In de Moriaan gereageerd, waarbij de stellingen van In de Moriaan andermaal zijn weersproken.
Geconcludeerd moet worden dat In de Moriaan haar stellingen in het licht van de gemotiveerde stellingname van [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd, in die zin dat de aan [eiser] gemaakte verwijten blijven steken in blote stellingen, punt b mogelijk uitgezonderd. Dit alleen betekent al dat ervan moet worden uitgegaan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, waarbij nog niet is toegekomen aan de beoordeling en weging van de aangevoerde verwijten. Daarbij komt nog dat van een aantal verwijten vast staat dat de daaraan ten grondslag gelegde feiten In de Moriaan al geruime tijd voorafgaand aan 20 januari 2015 bekend waren en van de andere verwijten niet is gesteld wanneer In de Moriaan met de onderliggende feiten bekend is geworden. Dat betekent dat er tevens vanuit moet worden gegaan dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is medegedeeld, hetgeen een afzonderlijke reden is om aan te nemen dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
4.4.4.Een werkgever dient deugdelijke loonspecificaties aan zijn werknemers te verstrekken. De vordering dienaangaande, die overigens ook niet door In de Mondriaan is weersproken, ligt voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de kantonrechter de medegevorderde dwangsom zal matigen tot een bedrag van € 25,-- per dag met een maximum van € 500,-.