In deze zaak heeft de huurder, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, een kort geding aangespannen tegen woningstichting Servatius met het verzoek om herstel van vochtgebreken in de huurwoning. De huurder huurt sinds december 2011 een woning van Servatius en heeft in het verleden meerdere keren melding gemaakt van lekkage en schimmelvorming. De Huurcommissie had eerder de huurprijs verlaagd tot 40% van de maximale huurprijs vanwege de gebreken. De huurder vorderde nu dat Servatius binnen een bepaalde termijn de gebreken zou herstellen, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet-ontvankelijk is in haar vordering. De rechter oordeelde dat de oorzaak van de gebreken aan de huurder zelf te wijten is, aangezien de huurder en haar vriend de afvoer van de douchebak hadden losgedraaid, wat leidde tot waterschade. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de gebreken door Servatius verholpen moesten worden en dat het restitutierisico ook een rol speelde in de beslissing. De vordering werd afgewezen en de bewindvoerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Servatius.