ECLI:NL:RBLIM:2015:2947

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
C/03/204054 / FT RK 15/450
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissement wegens gebrekkige oproeping en schending van hoor en wederhoor

Op 8 april 2015 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een zaak waarin een opposant verzet aantekende tegen een eerder vonnis van faillietverklaring. Het verzetschrift was op 16 maart 2015 ingediend, en de rechtbank oordeelde dat het vonnis van 10 maart 2015 niet in stand kon blijven vanwege een fundamenteel gebrek in de procedure. De opposant was opgeroepen om te verschijnen in Roermond, terwijl de zaak daadwerkelijk in Maastricht diende. Dit leidde tot een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, wat cruciaal is in faillissementsprocedures. De rechtbank concludeerde dat de geopposeerden verantwoordelijk waren voor de gebrekkige oproeping en dat het faillissement niet zou zijn uitgesproken als de oproeping correct was geweest. De rechtbank vernietigde het eerdere vonnis en bepaalde dat de kosten voor de curator en publicatie ten laste van de geopposeerden kwamen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in faillissementsprocedures en de noodzaak voor correcte oproepingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Toezicht / insolventies
Datum uitspraak: 8 april 2015
Zaaknummer C/03/204054 / FT RK 15/450
Faillissementsnummer F 15/105
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[opposant],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
handelende onder de naam [naam bedrijf],
zaak doende te [vestigingsplaats], [adres 2],
correspondentieadres: [correspondentieadres],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK nummer],
hierna te noemen: opposant,
advocaat mr. W.C.M. Coenen, kantoorhoudende te Maastricht,
tegen
de stichtingen
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID, gevestigd te Amsterdam,
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS V/D BOUWNIJVERHEID, gevestigd te Harderwijk en
STICHTING AANVULLINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID, gevestigd te Harderwijk,
hierna te noemen: geopposeerden,
advocaat mr. F.G.J.W.C. Gielen, kantoorhoudende te Sittard.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Op 16 maart 2015 is bij de griffie van deze rechtbank een verzetschrift
binnengekomen van opposant voormeld waarin wordt verzocht het vonnis tot faillietverklaring d.d. 10 maart 2015 te vernietigen.
1.2
Het vonnis is voor verzet vatbaar en het verzetschrift is tijdig ingediend.
1.3
De curator mr. B.K. Louws heeft op 25 maart en 2 april 2015 schriftelijk verslag
uitgebracht van haar bevindingen.
1.4
Opposant is, bijgestaan door zijn advocaat mr. Coenen voornoemd, curator mr. Louws
en mr. Gielen, namens geopposeerden, ter terechtzitting van 26 maart en 7 april 2015 gehoord waarbij zij hun standpunten hebben toegelicht, waarna de uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij deurwaardersexploot d.d. 3 maart 2015 is opposant opgeroepen om op dinsdag 10 maart 2015 te 10.30 uur te verschijnen in de raadkamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, om te worden gehoord op het verzoek van geopposeerden om in staat van faillissement te worden verklaard. Opposant is vervolgens, afgaande op dit exploot, te bestemder plaats en tijd verschenen maar heeft van de dienstdoende rechter vernomen dat de zaak van opposant te Roermond niet bekend was. Dat kon - zo bleek later - verklaard worden uit het feit dat de zaak daadwerkelijk diende te Maastricht, alwaar zij op 10 maart 2015 te 09.30 uur ook is behandeld en het verzoek van geopposeerden bij verstek is toegewezen. Aldus kan niet anders geoordeeld worden dan dat geopposeerden zich ten detrimente van opposant hebben bediend van een gebrekkig deurwaardersexploot - hetgeen geopposeerden bij monde van hun advocaat ter zitting ook hebben erkend - en de rechtbank bij het uitspreken van het faillissement de in dat exploot opgenomen fout - te weten dat opposant diende te verschijnen te Roermond in plaats van te Maastricht - niet heeft opgemerkt.
2.2
Een faillissement heeft uitermate verstrekkende gevolgen en het staat buiten kijf dat de daarmee gemoeide procedure zorgvuldig dient te verlopen. Weliswaar vergt de behandeling van een faillissementsprocedure in verzet een toetsing door de rechter ex nunc - dat wil zeggen dat de vraag dient te worden beantwoord of de betreffende opposant op dat ogenblik verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen - maar de rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval een zodanig fundamenteel beginsel van een goede procesorde is geschonden, te weten het beginsel van hoor en wederhoor, dat zij bezwaarlijk aan een materiële beoordeling van het geschil kan toekomen. Het vonnis waarbij het faillissement werd uitgesproken lijdt, in het licht van het vorenstaande, immers aan een dusdanige onvolkomenheid dat het (louter) om die reden niet in stand kan blijven. Boven redelijke twijfel verheven is immers dat het faillissement op 10 maart 2015 niet aanstonds zou zijn uitgesproken indien opposant door geopposeerden correct zou zijn opgeroepen.
2.3
Het vonnis zal mitsdien worden vernietigd. Nu geopposeerden zorg hadden moeten dragen voor een correcte oproeping van opposant, komen de kosten voor salaris curator en niet te specificeren verschotten voor hun rekening.

3.De beslissing

De rechtbank:
Verklaart het verzet gegrond.
Vernietigt het vonnis van deze rechtbank en kamer van 10 maart 2015 waarbij
[opposant],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
handelende onder de naam [naam bedrijf],
zaak doende te [vestigingsplaats], [adres 2],
correspondentieadres: [correspondentieadres],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK nummer],
in staat van faillissement werd verklaard.
Bepaalt:
- het salaris van de curator mr. B.K. Louws tot en met de afwikkeling op € 7.872,80,
exclusief omzetbelasting en de niet te specificeren verschotten van de curator op € 314,91,
exclusief omzetbelasting en brengt deze bedragen ten laste van de geopposeerden;
- de publicatiekosten (zijnde de kosten gemaakt door de griffier in verband met wettelijk
voorgeschreven publicaties) op nihil;
- dat iedere partij voor het overige haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van P.E.G. Bertrand, griffier, op 8 april 2015.