Overwegingen
1. Op 31 maart 2013 is bij de horeca-inrichting Café Friends een geluidsmeting uitgevoerd. Daarbij is geconstateerd dat de inrichting de in artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder Activiteitenbesluit) aangegeven geluidsgrenswaarden heeft overtreden. Bij primair besluit heeft verweerder aan de exploitant van Café Friends een last onder dwangsom opgelegd om, vóór 16 augustus 2013, ervoor zorg te dragen dat de geconstateerde overtreding wordt beëindigd en beëindigd wordt gehouden, door de inrichting te laten voldoen aan de geluidsnormen zoals opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, met een maximum van
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich in navolging van de commissie voor bezwaarschriften op het standpunt gesteld dat er is gehandhaafd op grond van overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en dat er niet kan worden gehandhaafd vanwege
-andere- subjectieve ervaringen van overlast. Verweerder heeft gemotiveerd waarom er is gekozen voor een dwangsom en heeft daarbij overwogen dat het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich niet verzet tegen de oplegging van een last onder dwangsom. Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan het gemeentelijk Wabo- handhavingsbeleid; handhaving volgens een éénstappenplan waarbij handhavend wordt opgetreden zonder eerst een waarschuwing te geven. Voor zover verweerder heeft verzuimd eisers bij de voorbereiding van het primaire besluit te horen, is dit gebrek hersteld door het horen in de fase van de bezwaarschriftprocedure, aldus verweerder. Voor de hoogte van de dwangsom en de duur van de begunstigingstermijn heeft verweerder verwezen naar de ‘Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen’ van Infomil.
3. Eisers voeren aan dat verweerders heroverweging in bezwaar beperkt is tot de rechtmatigheid en dat verweerder heeft verzuimd ook de doelmatigheid daarin te betrekken. Eisers betogen dat de opgelegde last onder dwangsom niet doelmatig is. Volgens eisers is de opgelegde last onder dwangsom ten onrechte beperkt tot overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, terwijl de door eisers ervaren overlast breder is. Volgens eisers is voorts een andere herstelsanctie effectiever, bijvoorbeeld in de vorm van het opleggen van maatwerkvoorschriften, een vroeger sluitingsuur, of het aanbrengen van geluiddempende/geluidsisolerende bouwkundige voorzieningen. Eisers voeren aan dat verweerder eerst had moeten afwegen om maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit op te leggen. Eisers betogen verder dat de geluidsmeting niet correct en niet representatief is nu die is verricht met (in de woning van eisers) gesloten binnendeuren. Eisers wijzen voorts op gezondheidsrisico’s door nachtrustverstoringen en zijn van mening dat verweerder voor een op bescherming van de nachtrust gericht handhavingssysteem moet zorgen waarbij actief en snel geluidmetingen worden verricht ter vaststelling van hinder/overlast. Eisers beroepen zich op het veiligstellen van mensenrechten waaronder gezondheid, het voorkomen van levens- en milieugevaarlijke situaties en op bescherming van het recht op leven uit artikel 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eisers betogen dat hoewel aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit zou worden voldaan, er desalniettemin sprake kan zijn van slaapverstorende geluidsniveaus, terwijl bovendien de metingen te beperkt zijn geweest nu geen continumetingen zijn verricht en er geen piekgeluiden, en de omvang daarvan, zijn vastgesteld. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder te kort is geschoten in de verplichting om zorg te dragen voor eerbiediging van het recht op leven en in de bescherming tegen gezondheidsproblemen door nachtrustverstoring.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden. Op grond van die tabel geldt tussen 23 en 7 uur als norm 40 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen.
5. Tussen partijen is niet in geding dat uit de rapportage van de geluidsmeting op
31 maart 2013 volgt dat er sprake is van overtreding van de op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldende waarde van het langtijd gemiddeld beoordelingsniveau, nu er op het tijdstip waarop is gemeten, na 23 uur, een waarde is vastgesteld van 48 dB(A), inclusief een straffactor voor muziekgeluid van 10 dB(A), op de gevel van een gevoelig gebouw (de woning van eisers). Verweerder was dan ook bevoegd op grond van deze geconstateerde overtreding handhavend op te treden.
Dat er volgens eisers ook meer en andere metingen hadden moeten plaatsvinden, leidt niet tot een andere conclusie en is thans in dit geding, dat zich beperkt tot de door verweerder geconstateerde overtreding en het daarop gerichte optreden, niet aan de orde. Het is de rechtbank niet gebleken dat de namens verweerder verrichte meting op 31 maart 2013, die tot onderhavige handhaving heeft geleid, niet correct is geweest.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7. Verweerder heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt door de exploitant een last onder dwangsom op te leggen, inhoudende dat deze er voor 16 augustus 2013 voor moet zorgen dat de overtreding wordt beëindigd en beëindigd wordt gehouden door de inrichting te laten voldoen aan de geluidsnormen zoals opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Bij het gebruikmaken van die bevoegdheid komt aan verweerder beleidsvrijheid toe die de bestuursrechter terughoudend heeft te toetsen. Dat brengt mee, dat de rechter het besluit van verweerder heeft te respecteren, tenzij gezegd moet worden dat verweerder bij de uitoefening van die bevoegdheid in strijd heeft gehandeld met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
8. Hetgeen eisers naar voren hebben gebracht heeft vooral betrekking op het geheel van de door hen ervaren overlast en brengt de rechtbank niet tot de overtuiging dat voor het optreden tegen de geconstateerde overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit het opleggen van een last onder dwangsom niet passend of niet effectief is. De rechtbank overweegt daartoe dat het geschil uitdrukkelijk beperkt is tot die overtreding. De rechtbank kan verweerders standpunt volgen dat in dit geval een last onder dwangsom het meest gepaste handhavingsinstrument is. Niet valt in te zien dat het inzetten van het in dit geval toegepaste instrument bij overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit niet effectief en doelmatig is of dat hiermee niet bereikt zou kunnen worden dat de aan de orde zijnde overtreding beëindigd wordt. Dat eisers, mede vanwege hun beleving van meeromvattende overlast, andere maatregelen gewenst achten, maakt niet dat het inzetten van dit instrument de rechterlijke toets niet doorstaat. Voor zover eisers betogen dat verweerder te kort is geschoten bij -kort gezegd- de bescherming van hun nachtrust en niet adequaat heeft gehandeld in het licht daarvan en juist daarom tot een andere herstelsanctie had moeten komen, merkt de rechtbank op dat juist het handhaven van de op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldende normen door middel van een last onder dwangsom moet worden geacht die bescherming te bieden. Verweerders keuze derhalve om voor de aan de orde zijnde overtreding een last onder dwangsom op te leggen, doorstaat de aan de rechter toekomende toets. De gronden van eisers slagen niet.
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom bepaald op € 1.000,00 per overtreding en de maximum te verbeuren dwangsom op € 3.000,00. Ter zitting heeft verweerders vertegenwoordiger verklaard dat de maximum te verbeuren dwangsom zo is bepaald om daarmee een vinger aan de pols te houden, in die zin dat indien nodig vrij snel, al na drie nieuwe overtredingen, overgestapt kan worden op andere instrumenten. Eisers betogen dat deze bedragen niet effectief zijn, omdat een vorige last waarbij hogere dwangsommen zijn opgelegd, ook al niet heeft geleid tot het stoppen van de overlast. De rechtbank komt op grond daarvan niet tot de conclusie dat reeds daarom het in het vooruitzicht stellen van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en van een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 3.000,00 niet tot het gewenste effect leidt dat de geconstateerde overtreding wordt beëindigd. De rechtbank merkt op dat de aan de orde zijnde last onder dwangsom ook niet is gericht op het stoppen van alle door eisers objectief en subjectief ervaren overlast, maar op het staken van de geconstateerde overtreding. Deze gronden slagen niet.
10. Verweerder heeft de begunstigingstermijn bepaald op bijna zes weken voor het doen beëindigen en beëindigd houden van overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Het beleid waarnaar verweerder verwijst stelt een termijn voor van één week ingeval van overschrijding van geluidsniveaus. Ter zitting heeft verweerders vertegenwoordiger dienaangaande verklaard dat gekozen is voor een termijn van bijna zes weken om er zeker van te zijn dat de overtreder voldoende tijd heeft om de overtreding te beëindigen. De rechtbank is van oordeel dat de aan de orde zijnde last om de geconstateerde overtreding op te heffen niet een dergelijk lange begunstigingstermijn rechtvaardigt. Te meer niet nu niet is gesteld of gebleken dat de exploitant -technische- maatregelen heeft moeten treffen die een dergelijk lange termijn rechtvaardigen. Het beroep slaagt in zoverre.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Een nieuw besluit op bezwaar met een kortere begunstigingstermijn zou immers zinledig zijn, nu handhaving met terugwerkende kracht niet mogelijk is, en bovendien geen sprake meer is geweest van vastgestelde overtredingen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, zijnde de reiskosten en de verletkosten voor het bijwonen van de zitting. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2015(ECLI:NL:RVS:2015:943)stelt de rechtbank de gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking komen vast op € 146,12. De rechtbank overweegt dat er in onderhavige geval, overeenkomstig de overwegingen van de Afdeling in bedoelde uitspraak, geen aanleiding bestaat voor een uitzondering op de regel dat voor niet meer dan één van de gezamenlijk procederende personen verlet- en reiskosten worden vergoed. De te vergoeden verletkosten worden bepaald op zes uren tegen een uurloon van € 23,42. Wat betreft de reiskosten die zijn gemaakt, wordt uitgegaan van de kosten per openbaar middel van vervoer (2 x € 2,80).