Overwegingen
1. Bij besluit van 14 november 2011 heeft verweerder aan de gemeente Beesel een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan in verband met het gebruik van gronden als horecaterras ten behoeve van het café gelegen aan de [adres] te [plaats]. Verweerder heeft daarbij de ruimtelijke onderbouwing in overweging genomen waarvan het akoestisch rapport van Cauberg-Huygen van 3 november 2011 onderdeel uitmaakt. Van het besluit tot verlening van omgevingsvergunning maakt de daarbij gevoegde verbeelding deel uit.
Het beroep tegen dat besluit is door de rechtbank Roermond bij uitspraak van 21 december 2012(ECLI:NL:RBROE:2012:BY8102)gegrond verklaard, het besluit van 14 november 2011 is vernietigd en de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 12 maart 2014(ECLI:NL:RVS:2014:816)het hoger beroep van eisers tegen de uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard en die uitspraak vernietigd voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 14 november 2011 in stand heeft gelaten. De Afdeling heeft vervolgens bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 14 november 2011 in stand blijven, behoudens voor zover verweerder heeft nagelaten aan de bij dat besluit verleende omgevingsvergunning een voorschrift te verbinden, inhoudende dat het vergunde terras een grootte heeft van 27,41 m², en dat voorschrift voorts aan de verleende omgevingsvergunning verbonden. Daarbij heeft de Afdeling overwogen als volgt:
Ter zitting is gebleken dat het college heeft beoogd een terras van 27,41 m² te vergunnen, dat daarvan ook is uitgegaan bij het aan de aanvraag ten grondslag gelegde onderzoek naar het geluid ten gevolge van het gebruik van het terras van Cauberg-Huygen van 3 mei 2011, maar dat uit de situatietekening geen exacte maten van het voorziene terras voortvloeien.
2. Op 3 augustus 2013 hebben eisers een handhavingsverzoek ingediend ten aanzien van de naleving van de op 14 november 2011 verleende omgevingsvergunning voor het terras gelegen tegenover het café Friends. Daarbij is aangegeven dat het feitelijk geëxploiteerde terras een groter oppervlak beslaat dan hetgeen is vergund. Bij het primaire besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar een brief van 28 augustus 2013, het handhavingsverzoek van 3 augustus 2013 afgewezen omdat het verzoek niet is gerelateerd aan nachtrust(verstoring) en verweerder bij brief van 28 augustus 2013 heeft meegedeeld enkel nog handhavingsverzoeken van eisers in behandeling te nemen die een relatie hebben met de goede nachtrust van eisers.
3. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers, in afwijking van het advies van de commissie voor bezwaarschriften, ongegrond verklaard. De commissie heeft, in verband met strijd met de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en een nieuw primair besluit te nemen. Verweerder heeft voor de motivering van de afwijking van het advies van de commissie verwezen naar de brief van 28 augustus 2013. Daarin hebben de burgemeester van de gemeente Beesel en verweerder verklaard dat zij, gelet op alle procedures, de dreigende escalatie en de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een goede openbare orde en veiligheid, hebben besloten om enkel nog de handhavingsverzoeken van eisers in behandeling te nemen die een relatie hebben met de goede nachtrust van eisers.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Eisers hebben op 3 augustus 2013 een handhavingsverzoek gedaan ten aanzien van de naleving van de op 14 november 2011 verleende omgevingsvergunning voor het terras gelegen tegenover het café Friends, waarbij is aangegeven dat het geëxploiteerde terras een groter oppervlak beslaat dan hetgeen is vergund en dat de intensiteit van het gebruik niet in overeenstemming is met de uitgangspunten genoemd in het akoestisch rapport van Cauberg-Huygen van 3 mei 2011. De rechtbank overweegt hierover in de eerste plaats dat de omgevingsvergunning gebruik van een terras met een oppervlak van 27,41 m² toestaat en dat de exploitant zich derhalve daaraan moet houden.
Vaststaat verder dat in die omgevingsvergunning geen concrete geluidsnormen zijn opgenomen die gelden bij het gebruik van de gronden als terras, zodat bij het gebruik van de gronden als terras geen geluidsnormen behoeven te worden nageleefd. Aan de omgevingsvergunning van 14 november 2011 zijn de resultaten van het akoestisch rapport van Cauberg-Huygen van 3 november 2011 ten grondslag gelegd. De verrichte akoestische berekening strekte ertoe om in het kader van de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te kunnen vaststellen of bij gebruik van de gronden als terras een zodanige verslechtering van het woon- en leefklimaat van omwonenden waaronder eisers, tot gevolg heeft, dat de omgevingsvergunning op die grond niet verleend kon worden. Dit was volgens verweerder niet het geval en derhalve is de vergunning op 14 november 2011, anders dan eisers kennelijk veronderstellen, zonder voorschrift ten aanzien van geluidsnormen verleend.
5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat door verweerder niet is onderzocht of en in welke omvang, er sprake is van overtreding van de verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden als terras met een oppervlak van 27,41 m² en dat verweerder de weigering om te controleren bij het thans bestreden besluit heeft gehandhaafd. De daarvoor gegeven motivering in de brief van 28 augustus 2013, na de datum van het handhavingsverzoek, is in strijd met de bepalingen van de Awb over de voorbereiding van besluiten op aanvraag en de op bestuursorganen rustende beginselplicht tot handhaving.
6. Eisers hebben voorts in beroep betoogd dat de bij besluit van 14 november 2011 verleende omgevingsvergunning is uitgewerkt, zodat sprake is van een situatie van het aanwezig hebben van een terras zonder daarvoor verleende vergunning. Deze beroepsgrond slaagt reeds niet omdat de omgevingsvergunning van 14 november 2011 voor afwijken van het bestemmingsplan niet is verleend voor een éénmalig gebruik, niet voor bepaalde tijd, maar als duuraanspraak voor een concreet project: gebruik van gronden als terras, vooruitlopend op aanpassing van het bestemmingsplan in die zin. Derhalve is er in dit geval geen sprake van het uitgewerkt zijn na één seizoen gebruik maken van de omgevingsvergunning, zoals dat bij een vergunning ten behoeve van bouwen het geval is na oprichting van het vergunde bouwwerk. Deze gronden slagen niet.
7. Uit het voorgaande onder 4. volgt dat het bestreden besluit in strijd met een zorgvuldige voorbereiding tot stand is gekomen en een motiveringsgebrek kent. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen in stand te laten, nu ook niet achteraf overtreding van de vergunning(voorschriften) is gecontroleerd en/of vastgesteld.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. In beginsel is er ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten, zijnde de reiskosten en de verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting op 5 februari 2015. Verweerder wordt echter in de uitspraak met zaaknummer 13/3683 al veroordeeld in deze kosten.