ECLI:NL:RBLIM:2015:3148

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
03/157453-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling tijdens carnaval met meerdere slachtoffers

Op 15 april 2015 heeft de politierechter in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 februari 2012 tijdens carnaval in [plaats] meerdere personen heeft mishandeld. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 1 april 2015, waar de verdachte, de officier van justitie en de raadsman aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling van [slachtoffer 1], en mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] door hem een kopstoot te geven en met een geschoeide voet tegen zijn hoofd te trappen. Daarnaast werd de verdachte verweten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te hebben geslagen, wat ook letsel veroorzaakte.

De politierechter oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechter achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en getuigen cruciaal waren. De verdachte had tijdens de carnavalsoptocht irritaties met de slachtoffers, wat leidde tot een confrontatie buiten. De politierechter concludeerde dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en letsel voor de andere slachtoffers.

De politierechter legde de verdachte een taakstraf op van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De vordering van [slachtoffer 1] werd volledig toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Team strafrecht
Parketnummer: 03/157453-14
Datum uitspraak: 15 april 2015
mr. A.M. Schutte, politierechter,
mr. Van den Eshof, officier van justitie, en
S.S. Vijn, griffier.
Tegenspraak
Vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Raadsman is mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 april 2015.
De politierechter heeft op 1 april 2015 gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een jukbeenfractuur), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een kopstoot te geven (met zijn hoofd tegen diens jukbeen althans zijn hoofd slaan en/of stompen) en/of meerdere malen althans eenmaal (met geschoeide voet (bergschoen)) tegen zijn hoofd en/of lichaam te trappen en/of te schoppen;
(Ten gevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding het tegen het hoofd slaan op de verkeerde plek vermeldt. De politierechter herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), een kopstoot (met zijn hoofd tegen het jukbeen althans het hoofd van die [slachtoffer 1] slaan en/of stompen) en/of (met gebalde hand) tegen diens hoofd
heeft geslagen en/of gestompt en/of meerdere malen althans eenmaal (tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1]) heeft getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een fractuur van zijn jukbeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 2]), (met een tot vuist gebalde hand) op haar oog althans haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Feit 3:
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 3]), met een tot vuist gebalde hand in/tegen haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 primair
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit 1 moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft niet zelf de confrontatie opgezocht, maar is door [slachtoffer 1] uitgenodigd tot het aangaan van een gevecht buiten. De verdachte had dus geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft voorts bepleit dat er geen bewijs voorhanden is voor de in de tenlastelegging genoemde kopstoot. Als dit deel van de tenlastelegging wordt weggestreept, blijft enkel het deel over het trappen over. In de tekst van de primaire variant van feit 1 wordt het slaan tegen het hoofd van [slachtoffer 1] niet genoemd. Het is niet duidelijk of aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan zijn jukbeen, door hem met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen of door hem tegen het hoofd te slaan. Nu dit onduidelijk is dient er vrijspraak te volgen.
Feit 1 subsidiair
De raadsman refereert zich hierbij aan het oordeel van de politierechter.
Feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de opzet op het slaan ontbrak, omdat er sprake was van een reflexbeweging. De verdachte werd eerst door [slachtoffer 2] geslagen, waarna hij uit reflex terugsloeg.
Feit 3
De raadsman heeft bij feit 3 bepleit dat er geen sprake was van opzettelijk slaan, maar dat er sprake was van een losruk reactie. De verdachte dient derhalve ook van dit feit vrij te worden gesproken.
4.3
Het oordeel van de politierechter [1]
Feit 1 primair, feit 2 en feit 3
Verdachte verklaarde – zakelijk weergegeven - dat aangevers en de verdachte deel uitmaakten van een Carnavalsgroep die op 20 februari 2012 met een Carnavalswagen meetrok in de optocht van[adres] te [plaats]. Tussen de verdachte en de aangeefster [slachtoffer 2] ontstonden na de optocht irritaties over het verplaatsen van een bus. De verdachte wilde deze bus verplaatsen, maar dit ging niet omdat [slachtoffer 2] achter het stuur zat en niet weg wilde. De verdachte heeft toen getracht om [slachtoffer 2] weg te trekken, waarna zij hem met een vlakke hand in het gezicht sloeg. De verdachte is toen richting [adres]vertrokken, waar ze met zijn allen zouden gaan eten. De verdachte is bij aankomst aan de keukentafel gaan zitten. Na enige tijd kwamen ook [slachtoffer 1], echtgenoot van [slachtoffer 2], en de vrouw van verdachte,[naam], aan op[adres]. In de keuken ontstond een woordenwisseling tussen [slachtoffer 1] en de verdachte over het opruimen. [slachtoffer 1] heeft de verdachte toen gevraagd om mee naar buiten te komen. De verdachte wilde hier aanvankelijk niet op ingaan, maar op een gegeven moment is hij naar buiten gegaan. Hij wist dat ze zouden vechten. Verdachte verklaarde dat hij opeens een slag tegen zijn gezicht voelde. Direct na die klap zag de verdachte[slachtoffer 2] voor zich staan. Hij sloeg haar meteen met zijn rechtervuist terug in haar gezicht. Na die klap zag de verdachte [slachtoffer 2]wankelen en op de grond vallen, waar ze bleef liggen. De verdachte zag dat [slachtoffer 1]zich eerst over [slachtoffer 2]heen boog en vervolgens op hem afkwam. De verdachte dacht: “nu moet ik snel zijn, het is hij of ik.” Vlak nadat [slachtoffer 1] recht stond van het opstaan sloeg de verdachte met zijn rechtervuist in het gezicht van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] ging meteen naar de grond. De verdachte werd toen vastgepakt door zijn vrouw, [naam], en[slachtoffer 3]. Zij hielden de verdachte bij zijn polsen vast. De verdachte wilde loskomen en heeft zich daarom losgerukt, losgetrokken en losgeduwd. De verdachte heeft terwijl hij werd vastgehouden een sterke voorwaartse trapbeweging gemaakt, waarbij hij [slachtoffer 1] heeft geraakt. De verdachte droeg bergschoenen. [2] Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij [slachtoffer 1] één keer heeft geslagen en één keer heeft geschopt.
Aangever[slachtoffer 1] verklaarde dat hij na het opruimen naar de [adres] is gelopen en daar tegen verdachte heeft gezegd : “Bedankt voor het opruimen”. Hij antwoordde “Mongool , wat moet jij nou”. Daarop heeft [slachtoffer 1] tegen verdachte gezegd dat hij mee naar buiten moest komen als hij problemen had. Hij zag verdachte naar buiten lopen en volgde hem. Buiten volgde duw- en trekwerk. Zijn echtgenote [slachtoffer 2] kwam erbij en kreeg een vuistslag. Hij draaide zich naar haar en raakte buiten bewustzijn. [3] Uit de medische verklaring betreffende [slachtoffer 1] blijkt dat er sprake was van een verplaatste zygomafractuur links, die onder narcose is rechtgezet en gefixeerd. [4] Uit een brief van neuroloog van P.J. Koehler blijkt dat er sprake was van een licht schedeltrauma met kaakfractuur op 21 februari 2012 en hij eind 2012 nog lijdt aan posttraumatische hoofdpijn. [5]
Aangeefster [slachtoffer 2] hoorde[slachtoffer 1] tegen verdachte zeggen. ; Kom jij maar eens even mee naar buiten”. Zij gingen naar buiten en zij ging tussen hen in staan. Hij sloeg haar toen in haar gezicht, waarna zij bewusteloos raakte. Zij voelde pijn aan haar neus en oog. [6] Bij medisch onderzoek bleek dat zij wondjes op de linker wenkbrauw en op de neusbrug had en een bloeduitstorting bij het linkeroog. [7]
[naam 2] zag [slachtoffer 2] verdachte met de vlakke hand slaan, waarna verdachte haar hard terugsloeg. [8]
Aangeefster [slachtoffer 3] verklaarde dat [slachtoffer 2] als eerste door verdachte werd geslagen en als tweede [slachtoffer 1] . Zij werd als derde geslagen. Zij ging naar buiten om [slachtoffer 1] te kalmeren, maar kalmeren kon je hem niet. [slachtoffer 1] keek even weg en toen sloeg verdachte hem. [slachtoffer 1] zakte door de benen. Daarna trapte verdachte tegen zijn hoofd met zware Meindls. Zij stond bij [slachtoffer 1] en hij kwam naar haar toe. Zij voelde één vuistslag en dat deed pijn. [9] Bij medisch onderzoek bleek drukpijnlijkheid en contusie van het gelaat links. [10]
Getuige [naam] verklaarde als getuige ter zitting dat [slachtoffer 1] bleef aandringen om naar buiten te gaan. Verdachte ging er op in. De eerste minuut had zij geen zicht op wat was gebeurd. Daarna wel. Zij zag [slachtoffer 1] en hij om elkaar heen draaien, ze hielden elkaar goed in de gaten en wij waren er tussenin gaan staan, zijzelf, [slachtoffer 3] en[naam 1]Zij hebben geprobeerd dit te sussen. Dit was alleen niet mogelijk op dat moment. [slachtoffer 1] kwam in een voorwaartse beweging op verdachte af en deze heeft hem een vuistslag gegeven. [slachtoffer 1] lag op de grond en wilde opnieuw opstaan. Verdachte heeft toen een trappende beweging gemaakt. [slachtoffer 1] kwam niet zo ver om een beweging te maken. Er is absoluut niet vaker dan 1x geschopt. Dat schoppen was heftig. Zij was daar van geschrokken.
Tijdens haar verhoor bij de politie verklaarde zij dat zij zag dat verdachte[slachtoffer 3] sloeg met een hand. Hij sloeg haar van zich af. [11]
Bewijsoverwegingen bij feit 1 primair
De politierechter is van oordeel dat de tekst “ (met zijn hoofd tegen diens jukbeen althans zijn hoofd slaan en/of stompen)” in de primaire variant van feit 1 een integraal onderdeel is van de tenlastelegging. Daaruit kunnen niet bewezen onderdelen worden weggestreept en zo nodig kan de tenlastelegging grammaticaal verbeterd worden gelezen. De verdachte heeft met grote kracht geslagen en geschopt tegen het hoofd van [slachtoffer 1], waardoor er letsel is ontstaan waar [slachtoffer 1] nu nog de nadelige gevolgen van ondervindt. De politierechter acht feit 1 primair derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen bij feit 2
De politierechter is, in tegenstelling tot de raadsman, van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de opzet op het slaan ontbrak. Weliswaar heeft [slachtoffer 2] verdachte met de vlakke hand geslagen, waarna verdachte haar hard terugsloeg. Niet aannemelijk is echter dat de slag niet meer dan een reflex was. De politierechter acht feit 2 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen bij feit 3
De politierechter is, in tegenstelling tot de raadsman, van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de verdachte zich alleen wilde losrukken. De politierechter baseert haar oordeel op de verklaring van aangeefster en die van de getuige[naam] die heeft verklaard dat de verdachte[slachtoffer 3] van zich af sloeg. Hiermee is de opzet bewezen. De politierechter acht feit 3 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Feit 1 primair
op 20 februari 2012 te [plaats] aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een jukbeenfractuur) heeft toegebracht door opzettelijk tegen zijn hoofd te stompen en met geschoeide voet (bergschoen) tegen zijn hoofd te trappen of te schoppen;
Feit 2
op 20 februari 2012 te [plaats] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] op haar oog, althans haar gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 3
op 20 februari 2012 te [plaats] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] op haar gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.5
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare misdrijven op:
Feit 1 primair
zware mishandeling
Feiten 2 en 3
mishandeling
Deze misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste is bewezen verklaard.

6.De op te leggen straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren en een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de politierechter verzocht om aanzienlijk lagere straf op te leggen dan hetgeen de officier van justitie heeft geëist, gelet op een bewezenverklaring voor feit 1 subsidiair, het tijdsverloop en de documentatie van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de politierechter
Bij de bepaling van de op te leggen straf of maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De politierechter heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een geslaagde Carnavalsoptocht waarbij de meeste deelnemers in meer of mindere mate alcoholhoudende drank hadden genuttigd, ontstond een woordenwisseling waarbij de verdachte zich heeft laten verleiden tot het aangaan van een gevecht. Hierbij heeft hij als eerste [slachtoffer 2], waaraan hij zich al eerder had geërgerd en die hem in zijn gezicht sloeg in haar gezicht geslagen. Daarna heeft hij zijn uitdager [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem met kracht in zijn gezicht te slaan en te schoppen. Hiervan ondervindt [slachtoffer 1] zoals blijkt uit de slachtofferverklaring nog steeds de nadelige gevolgen. De verdachte heeft vervolgens ook [slachtoffer 3], een van de vrouwen die hem wilden bewegen met vechten te stoppen, in het gezicht geslagen.
Als oriëntatiepunt voor de straftoemeting geldt voor een zware mishandeling drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl voor mishandeling die letsel ten gevolge heeft een geldboete van € 750,- als oriëntatiepunt geldt. De politierechter zal ondanks de ernst van de feiten van deze oriëntatiepunten in het voordeel van de verdachte afwijken. Daarbij weegt mee de tijd die na het plegen van de feiten inmiddels in verstreken, het rapport van de reclassering en het feit dat het initiatief voor de confrontatie niet van de verdachte is uitgegaan.
De politierechter zal daarom aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar een
taakstrafvoor de duur van
160 urenen daarnaast een
gevangenisstrafvoor de duur van
één maand,
geheel voorwaardelijk, met een
proeftijd van één jaar.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 3603,24, waarvan € 2000,00 voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar. De officier vordert het toegekende bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft het materieel gevorderde deel niet betwist en zich gerefereerd aan het oordeel van de politierechter voor wat het immaterieel gevorderde deel betreft.
De politierechter is van oordeel dat door het bewezenverklaarde feit 1 primair aan [slachtoffer 1] rechtstreeks schade is toegebracht. De politierechter wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2012 tot aan de dag der volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.2
De vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1000,00, voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar. De officier vordert het toegekende bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de hoogte van de vordering, afgezet tegen hetgeen [slachtoffer 1] heeft gevorderd, te hoog vindt. Hij verzoekt de politierechter om de vordering in vergaande mate te matigen.
De politierechter is van oordeel dat door het bewezenverklaarde feit 2 aan[slachtoffer 2] rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, zij het dat zij deze op een lager bedrag schat. De politierechter stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2012 tot aan de dag der volledige voldoening. De politierechter wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De politierechter:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen, zoals hierboven nader is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare misdrijven oplevert zoals hierboven nader is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • veroordeelt de verdachte tot een
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij[slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij[slachtoffer 2] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, politierechter, in tegenwoordigheid van
S.S. Vijn, griffier, en is uitgesproken op 15 april 2015.BIJLAGE 1: DE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een jukbeenfractuur), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een kopstoot te geven (met zijn hoofd tegen diens jukbeen althans zijn hoofd slaan en/of stompen) en/of meerdere malen althans eenmaal (met geschoeide voet (bergschoen)) tegen zijn hoofd en/of lichaam te trappen en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), een kopstoot (met zijn hoofd tegen het jukbeen althans het hoofd van die [slachtoffer 1] slaan en/of stompen) en/of (met gebalde hand) tegen diens hoofd
heeft geslagen en/of gestompt en/of meerdere malen althans eenmaal (tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1]) heeft getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een fractuur van zijn jukbeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 2]), (met een tot vuist gebalde hand) op haar oog althans haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2012, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3], met een tot vuist gebalde hand in/tegen haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
PROCES-VERBAAL VAN UITSPRAAK
Parketnummer: 03/157453-14
[verdachte]
Proces-verbaal ter openbare terechtzitting van de politierechter voornoemd van 15 april 2015.
Aanwezig zijn:
mr. politierechter,
mr. officier van justitie,
griffier
De politierechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De politierechter spreekt het vonnis uit en geeft verdachte kennis, dat hij binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier met
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte pagina 11 t/m 18.
3.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1], pagina 19 t/m 20.
4.Medische verklaring p. 22
5.Bijlage 5 bij de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
6.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 2] p. 29 t/m 31
7.Geneeskundige verklaring p. 34
8.Proces-verbaal van verhoor van[naam 2] p. 55 t/m 57
9.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] p. 40 t/m
10.Medische verklaring p. 48
11.Proces-verhaal van verhoor van[naam] p. 58 t/m 65