ECLI:NL:RBLIM:2015:390

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
C/03/200553 / KG ZA 14-721
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering uit lijfrente-afspraak in kort geding

In deze zaak, die op 20 januari 2015 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser een geldbedrag van € 6.107,69 van de gedaagden, alsook een wekelijkse betaling van € 312,61 tot en met 2018, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De gedaagden erkenden de betalingsverplichting van € 312,61 per week, maar voerden verweer tegen de overige vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser bij de vordering tot betaling van € 6.107,69 vaststond, en dat de gedaagden deze vordering erkenden. De rechter stelde een termijn van veertien dagen voor betaling vast. De vordering tot wekelijkse betaling werd afgewezen, omdat gedaagden hadden erkend dat zij aan hun verplichtingen voldeden. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd toegewezen, maar het bedrag werd vastgesteld op € 680,38. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.206,45 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/200553 / KG ZA 14-721
Vonnis in kort geding van 20 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. S.J.M. Peters te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3. de vennootschap onder firma
[gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde sub 1 verschenen in persoon, en gedaagde sub 2 en sub 3 verschenen vertegenwoordigd door gedaagde sub 1.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "[gedaagden]" genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de anderen voor dat deel van de betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan hem een bedrag van € 6.107,69 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de wekelijkse vervaldata van de bedragen, althans vanaf 23 december 2014, tot de dag van algehele voldoening;
II. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de anderen voor dat deel van de betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om onvoorwaardelijk (aldus ook zonder enig beroep op verrekening en/of opschorting) tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem een bedrag van € 312,61 per week te voldoen, vanaf en met inbegrip van week 1 van 2015 tot en met week 52 van 2018, althans van € 1.354,67 per maand vanaf en met inbegrip van januari 2015 tot en met december 2018, in geval van niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de daarop volgende week, althans maand, tot de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de anderen voor dat deel van de betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan hem de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 2.713,43 incl. btw te voldoen, althans de forfaitaire buitengerechtelijke incassokosten ad € 696,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2014, tot de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de anderen voor dat deel van de betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan hem de kosten van deze procedure te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
V. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de anderen voor dat deel van de betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van algehele voldoening;
2.2.
[gedaagden] voeren verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Ten aanzien van de vordering onder I.:
3.1.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] bij deze vordering is door [gedaagden] niet betwist, zodat dit vaststaat.
3.1.2.
[gedaagden] hebben ter terechtzitting erkend dat zij een betalingsverplichting hebben aan [eiser] van € 312,61 per week en dat die betalingsverplichting bestaat ongeacht eventuele vorderingen van hen op [eiser] De door [eiser] gestelde achterstand in de betalingen (tot een bedrag van € 6.107,69) is door [gedaagden] ter terechtzitting eveneens erkend.
Gelet op deze erkenningen ligt deze vordering derhalve voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter termen aanwezig acht de termijn waarbinnen aan deze vordering moet worden voldaan te stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
ten aanzien van de vordering onder II.:
3.2.1.
[gedaagden] hebben ter terechtzitting erkend dat -wat er verder ook zij van eventuele verplichtingen van [eiser] ten opzichte van hen - zij een bedrag van € 312,61 per week aan [eiser] moeten betalen. Zij hebben ter terechtzitting gesteld dat zij dit bedrag sinds de laatste week van 2014 ook daadwerkelijk wekelijks betalen en dat zij dit bedrag ook zullen blijven betalen. Zij hebben ter terechtzitting ook erkend dat zij deze wekelijkse verplichting hebben tot einde 2018.
3.2.2.
Gelet op de erkenning van [eiser] dat [gedaagden] sedert de laatste week van 2014 aan hun verplichtingen ten opzichte van hem hebben voldaan, en de toezegging van [gedaagden] dat zij dat bedrag ook zullen blijven betalen, acht de voorzieningenrechter thans geen spoedeisend belang van [eiser] bij deze vordering (meer) aanwezig, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Voor de goede orde - en wellicht ten overvloede - wijst de voorzieningenrechter [gedaagden] er op dat de afwijzing van dit deel van de vordering van [eiser] niet afdoet aan hun verplichting om wekelijks het overeengekomen bedrag van € 312,61 aan [eiser] te (blijven) voldoen.
3.3.
ten aanzien van de vordering onder III.:
3.3.1.
Nu [gedaagden] niet hebben weersproken dat door [eiser] buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt ligt ook deze vordering voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter - gelet op wat over en weer is aangevoerd ter terechtzitting - geen gronden aanwezig acht af te wijken van de in deze gebruikelijke forfaitaire tarieven. Deze kosten zullen - gelet op het toe te wijzen bedrag - derhalve worden begroot op € 680,38.
Ook ten aanzien van deze vordering acht de voorzieningenrechter termen aanwezig de termijn waarbinnen dit bedrag moet worden voldaan te stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.4.
ten aanzien van de vorderingen onder IV. en V.:
Ook deze vorderingen liggen als door [gedaagden] niet weersproken voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter ook ten aanzien van deze vorderingen termen aanwezig acht de termijn waarbinnen deze kosten moeten worden voldaan te stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.5.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,45
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.206,45

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.107,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de wekelijkse vervaldata van de onderscheiden weekbedragen tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 680,38 terzake buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2014 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] de proceskosten te betalen, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.206,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis daaraan hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: PZ