Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
2.Het geschil
3.De beoordeling
816,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die op 20 januari 2015 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser een geldbedrag van € 6.107,69 van de gedaagden, alsook een wekelijkse betaling van € 312,61 tot en met 2018, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De gedaagden erkenden de betalingsverplichting van € 312,61 per week, maar voerden verweer tegen de overige vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser bij de vordering tot betaling van € 6.107,69 vaststond, en dat de gedaagden deze vordering erkenden. De rechter stelde een termijn van veertien dagen voor betaling vast. De vordering tot wekelijkse betaling werd afgewezen, omdat gedaagden hadden erkend dat zij aan hun verplichtingen voldeden. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd toegewezen, maar het bedrag werd vastgesteld op € 680,38. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.206,45 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.