ECLI:NL:RBLIM:2015:4289

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
4095234 CV EXPL 15-4068
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na ontdekking hennepkwekerij en betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 22 mei 2015 uitspraak gedaan over de ontruiming van een huurwoning in Maastricht. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A.R. Janssen, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. K.J.C. van Bekkum, vanwege een betalingsachterstand van € 5.200,00 en de ontdekking van een hennepplantage in de woning. De rechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de eiser om de woning te laten ontruimen, gezien de aanzienlijke huurachterstand en de overtreding van de huurovereenkomst door de gedaagde. De kantonrechter stelde vast dat de huurachterstand, zelfs bij een lagere huurprijs van € 600,00 per maand, nog steeds substantieel was en dat de gedaagde in gebreke was gebleven in zijn verplichtingen. De rechter oordeelde dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen en de achterstallige huurpenningen moest betalen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 645,00. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4095234 CV EXPL 15-4068
MD
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 22 mei 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres 1],
[woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde mr. B.A.R. Janssen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 2],
[woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum.
Partijen zullen hierna [eiser] respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 11;
- de pleitaantekeningen van de zijde van [gedaagde];
- de aantekeningen van de griffier en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft van [eiser] de woning met aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2] (hierna: de woning), in huur tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs.
2.2.
Op 11 maart 2015 is door de politie in de woning een hennepplantage aangetroffen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om [gedaagde] te veroordelen:
a. om de woning binnen 24 uur na het vonnis te ontruimen, onder overhandiging van alle sleutels aan [eiser], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. tot betaling van de achterstallige huurpenningen tot en met mei 2015 ad € 5.200,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata van de huurtermijnen;
c. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 780,00;
d. in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [gedaagde] in verzuim is deze kosten te voldoen.
3.1.1.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat:
a. a) [gedaagde] overlast veroorzaakt;
b) [gedaagde] in strijd met de in de huurovereenkomst overeengekomen bestemming van de woning een hennepplantage in de woning heeft geëxploiteerd;
c) er sprake is van een betalingsachterstand die, indien een bodemprocedure aanhangig zou zijn gemaakt, door de bodemrechter zou worden aangemerkt als een dusdanig ernstige tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichting dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is en [eiser] heeft er spoedeisend belang bij om daarop vooruit te lopen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, moet in dit kort geding worden geoordeeld dat er een aanzienlijke kans bestaat dat [eiser] het gelijk aan zijn zijde zal krijgen als één van de partijen een bodemprocedure begint. Bij dit voorlopig oordeel dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte onderzoeksmogelijkheden die het kort geding hem biedt. Voorts moet de eiser er spoedeisend belang bij hebben dat een voorziening wordt getroffen.
4.2.
Partijen verschillen gemotiveerd van mening over de hoogte van de maandelijkse huurprijs van de woning. Volgens [eiser] bedraagt deze € 700,00 per maand, volgens [gedaagde] € 600,00. Gelet op dit verweer van [gedaagde] en de hiervoor beschreven aard van het kort geding, is in deze procedure niet vast te stellen welke maandelijkse huurprijs partijen zijn overeengekomen. De kantonrechter gaat uit van € 600,00 per maand. Wat hier ook van zij, de juistheid van het overzicht zoals dat onder 3.10. van het exploot van dagvaarding is weergegeven, is (behoudens het hiervoor weergegeven verweer) niet door [gedaagde] weersproken. Derhalve moet in dit geding van de juistheid van dat overzicht worden uitgegaan. Ook bij een maandelijkse huurprijs van € 600,00 is er dan tot en met mei 2015 een huurachterstand, van € 4.300,00. [gedaagde] zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te voldoen.
4.3.
Het niet (tijdig) betalen van de huurpenningen vormt een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichting door [gedaagde]. Iedere tekortkoming van een huurder rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij de tekortkoming zo gering is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. De omvang van de hiervoor vermelde huurachterstand, waarvan de kantonrechter in dit geding uitgaat, is niet bepaald gering en uiterst aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst reeds op deze grond zou ontbinden en de vordering tot ontruiming van de woning zou toewijzen. Het spoedeisend belang van [eiser] bij de ontruiming is erin gelegen dat voorkomen wordt dat de huurachterstand verder oploopt.
4.4.
Daar komt bij dat het exploiteren van een hennepplantage in de woning in strijd is met de overeengekomen bestemming en met hetgeen een goed huurder betaamt. Ook deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt reeds de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, zodat ook op deze grond de vordering tot ontruiming in dit kort geding kan worden toegewezen. De omstandigheid dat [gedaagde] de hennepplantage in de woning inmiddels heeft opgeruimd, kan de tekortkoming in de nakoming van de verplichting door [gedaagde] niet wegnemen.
4.5.
Gelet op het vorenstaande behoeft de door [eiser] gestelde overlast – die hij mede aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd – geen beoordeling.
4.6.
De hierna in het dictum uit te spreken veroordeling tot ontruiming stemt overeen met hetgeen partijen daarover ter zitting zijn overeengekomen.
4.7.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] daarbij belang heeft naast de veroordeling tot ontruiming van de woning, die [eiser] op grond van de artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv zelf ten uitvoer kan leggen.
4.8.
De grondslag van de door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten is niet door [gedaagde] betwist. Uitgaande van een hoofdsom van € 4.300,00, betekent dit dat € 645,00 aan buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen (15% van € 4.300,00).
4.9.
Overeenkomstig hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen, worden de proceskosten hierna in het dictum geheel gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning met aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2], binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, maar niet eerder dan op 15 juni 2015, te ontruimen, met medeneming van alle personen en zaken die zich van zijn kant in de woning bevinden en de woning onder overhandiging van de sleutels in goede staat aan [eiser] ter beschikking te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen de achterstallige huurpenningen tot en met mei 2015 ad € 4.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 645,00;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.