In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en coöperatie De Ursulinen. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 21 oktober 2014 is aangegaan en die na de afloop op 21 januari 2015 stilzwijgend is voortgezet. [eiser] vorderde betaling van loon over de maanden maart en april 2015, alsook vakantiebijslag, na te zijn geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Coöperatie De Ursulinen voerde aan dat de arbeidsovereenkomst pro forma was en dat de samenwerkingsovereenkomst die op 1 januari 2015 was gesloten, de arbeidsovereenkomst ondergeschikt maakte. De kantonrechter oordeelde echter dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was voortgezet en dat het recht op loon niet contractueel kon worden uitgesloten. De vordering van [eiser] werd in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging, die werd afgewezen omdat de coöperatie geen verwijt kon worden gemaakt van de late betaling. De coöperatie werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, vakantiebijslag en proceskosten.