ECLI:NL:RBLIM:2015:4411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
4096244 CV EXPL 15-4089
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake arbeidsovereenkomst en loonvordering na stilzwijgende voortzetting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en coöperatie De Ursulinen. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 21 oktober 2014 is aangegaan en die na de afloop op 21 januari 2015 stilzwijgend is voortgezet. [eiser] vorderde betaling van loon over de maanden maart en april 2015, alsook vakantiebijslag, na te zijn geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Coöperatie De Ursulinen voerde aan dat de arbeidsovereenkomst pro forma was en dat de samenwerkingsovereenkomst die op 1 januari 2015 was gesloten, de arbeidsovereenkomst ondergeschikt maakte. De kantonrechter oordeelde echter dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was voortgezet en dat het recht op loon niet contractueel kon worden uitgesloten. De vordering van [eiser] werd in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging, die werd afgewezen omdat de coöperatie geen verwijt kon worden gemaakt van de late betaling. De coöperatie werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, vakantiebijslag en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4096244 CV EXPL 15-4089
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 27 mei 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. K.G.J. Verbong
tegen:
COÖPERATIE DE URSULINEN,
gevestigd Breusterstraat 27,
6245 EH Eijsden (gemeente Eijsden-Margraten),
vertegenwoordigd door mr. F.M. Zwart, bestuurder.
Partijen zullen hierna [eiser] en coöperatie De Ursulinen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling op 21 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en coöperatie De Ursulinen (in oprichting) hebben op 26 oktober 2014 een arbeidsovereenkomst ondertekend waarin zij zijn overeengekomen dat [eiser] met ingang van 21 oktober 2014 als chefkok voor 40 uur per week in dienst treedt van coöperatie De Ursulinen. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 21 januari 2015. Het overeengekomen loon bedraagt € 1.495,00 bruto per maand.
2.2.
[eiser] is na 21 januari 2015 als chefkok voor coöperatie De Ursulinen blijven werken.
2.3.
Bij brief van 2 maart 2015 heeft coöperatie De Ursulinen [eiser] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd en dat wegens bedrijfseconomische redenen er geen mogelijkheid wordt gezien om de samenwerking voort te zetten.
2.4.
[eiser] heeft vanaf 2 maart 2015 geen werkzaamheden voor coöperatie De Ursulinen meer verricht en vanaf die datum heeft [eiser] geen loon ontvangen.
2.5.
Bij brief van 9 april 2015 heeft [eiser] aan coöperatie De Ursulinen medegedeeld dat hij zich beschikbaar houdt voor de overeengekomen werkzaamheden en heeft hij verzocht het achterstallig loon (met wettelijke verhoging) aan hem te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert coöperatie De Ursulinen te veroordelen tot betaling van:
  • het loon over de maanden maart en april 2015 van € 1.495,00 bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke verhoging,
  • de vakantiebijslag over de periode 21 oktober 2014 tot en met 20 april 2015 van € 119,60 bruto per maand,
  • de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] aan dat de arbeidsovereenkomst na 21 januari 2015 stilzwijgend is voortgezet onder dezelfde voorwaarden en voor dezelfde tijd. De opzegging van 2 maart 2015 leidt er derhalve toe dat de voortgezette arbeidsovereenkomst eerst eindigt op 20 april 2015, zodat hij tot en met die datum recht heeft op loon (inclusief vakantiebijslag).
3.3.
Het verweer van coöperatie De Ursulinen strekt tot afwijzing van de vordering. Zij stelt dat partijen op 1 januari 2015 een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten. Doel van de samenwerkingsovereenkomst was dat [eiser] tot de coöperatie zou toetreden zodra zijn schuldhulpverleningstraject zou zijn afgerond. Tijdens de besprekingen voorafgaand aan het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst is op verzoek van [eiser] door partijen de (pro forma) arbeidsovereenkomst ondertekend omdat [eiser] dat nodig had voor het starten van zijn schuldhulpverleningstraject. In de
samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat de arbeidsovereenkomst ondergeschikt is aan de samenwerkingsovereenkomst en dat in geval van uitblijvende inkomsten aan [eiser] geen betaling zal plaatsvinden. In de maanden vóór de beëindiging van de samenwerking vielen de inkomsten tegen en was er geen geld voor [eiser] beschikbaar. [eiser] heeft toen verzocht om formele beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan welk verzoek coöperatie De Ursulinen met de brief van 2 maart 2015 is tegemoetgekomen.

4.De beoordeling

4.1.
De dagvaarding is betekend aan de vennootschap onder firma De Ursulinen. Ter zitting is evenwel coöperatie De Ursulinen verschenen. Van de zijde van [eiser] is verklaard dat hij de coöperatie en niet de vennootschap onder firma heeft willen dagvaarden, maar dat de deurwaarder desondanks in de dagvaarding het woord “coöperatie” heeft vervangen door “vennootschap onder firma”, wellicht omdat op het moment van betekening van de dagvaarding de coöperatie nog niet ingeschreven stond in het handelsregister. Van de zijde van coöperatie De Ursulinen is verklaard dat de coöperatie inmiddels is ingeschreven. Gelet op hetgeen partijen aangevoerd hebben en omdat de coöperatie in het geding is verschenen, zal de kantonrechter de coöperatie als gedaagde partij aanmerken.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in de periode voor het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst van 1 januari 2015 als chefkok voor coöperatie De Ursulinen gewerkt heeft. Dit is geschied op basis van de tussen partijen op 26 oktober 2014 gesloten arbeidsovereenkomst. De stelling van coöperatie De Ursulinen dat de arbeidsovereenkomst pro forma was opgesteld, wordt niet gevolgd nu zij in haar verweer geen alternatieve grondslag voor de in die periode door [eiser] verrichte werkzaamheden heeft aangevoerd.
4.3.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst op 1 januari 2015 niet tot gevolg gehad dat daardoor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen partijen is geëindigd. In de samenwerkingsovereenkomst is immers niet overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden geëindigd is.
4.4.
Vaststaat dat [eiser] ook na ommekomst van de aanvankelijk in de arbeidsovereenkomst van 21 oktober 2014 overeengekomen bepaalde tijd werkzaamheden als chefkok is blijven verrichten voor coöperatie De Ursulinen. Hierdoor is die arbeidsovereenkomst stilzwijgend voortgezet voor dezelfde tijd en onder dezelfde voorwaarden tot en met 20 april 2015 (art. 7:668 BW). Het verweer van coöperatie De Ursulinen dat de arbeidsovereenkomst ondergeschikt is aan de samenwerkingsovereenkomst wordt verworpen omdat in een dergelijke situatie de arbeidsovereenkomst dient te prevaleren ter bescherming van de werknemer. Het uit een arbeidsovereenkomst voortvloeiende recht op loon kan immers niet contractueel worden uitgesloten, ook niet in een separate (samenwerkings)overeenkomst. Hieruit volgt dat het door [eiser] gevorderde loon, te vermeerderen met de wettelijke rente zal worden toegewezen. Ook de gevorderde vakantiebijslag zal worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke verhoging zal worden afgewezen. Uit hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht is immers wel duidelijk geworden dat coöperatie De Ursulinen geen verwijt gemaakt kan worden van de te late betaling van het loon aangezien haar daartoe (onbetwist) de middelen ontbreken en voorts omdat beide partijen aanvankelijk in de veronderstelling waren dat [eiser] op grond van de samenwerkingsovereenkomst geen recht had op loon. In die omstandigheden ziet de kantonrechter voldoende aanleiding de gevorderde verhoging tot nihil te matigen.
4.6.
Coöperatie De Ursulinen zal worden veroordeeld tot betaling van de aan de zijde van [eiser] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op:
dagvaarding: € 105,18
griffierecht: € 221,00
salaris gemachtigde
€ 600,00
totaal: € 926,18.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt coöperatie De Ursulinen om binnen twee dagen na heden aan [eiser] te betalen het aan hem toekomende loon van € 1.495,00 bruto per maand over de periode van 1 maart tot en met 20 april 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt coöperatie De Ursulinen om binnen twee dagen na heden aan [eiser] te betalen de vakantiebijslag van € 119,60 bruto per maand over de periode 21 oktober 2014 tot en met 20 april 2015,
5.3.
veroordeelt coöperatie De Ursulinen tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 926,18,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.