Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
Informatie en HuisreglementCRISISOPVANG “HET HEUGDERLICHT” te Landgraaf” heeft ondertekend. Rimo heeft [gedaagde] daarop in huis opgenomen en is samen met haar op zoek gegaan naar een geschikt vervolgtraject. Aangezien dat binnen de reguliere periode van crisisopvang niet is gelukt, is tussen Rimo en [gedaagde] op 27 september 2013 een zogenoemde woonovereenkomst met begeleiding gesloten die voor de duur van de begeleidingsperiode - gemiddeld 9 maanden - in woontraining, dat wil zeggen zowel opvang als zorg, voorziet. Op deze overeenkomst is het begeleidingscontract van 27 september 2013 van toepassing.
3.Het geschil en de beoordeling
hooguiteen overeenkomst naar aard van korte duur is. Rimo heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de opzet en de inhoud van de woonovereenkomst er op zijn gericht dat het zorgelement (de afspraken omtrent de begeleiding naar zelfstandig wonen) de overheersende factor van de overeenkomst vormt, dat dit de bedoeling van beide partijen was en dat dit dus de essentie van hun rechtsverhouding vormt. [gedaagde] was ermee bekend, althans zij had kunnen en moeten begrijpen, dat Rimo de onderwerpelijke woonruimte niet aan haar verhuurde als reguliere huurder maar aan haar in haar hoedanigheid van cliënte van Rimo en dat Rimo de woonruimte tegen betaling aan haar ter beschikking heeft gesteld uitsluitend met het doel om de overeengekomen woonbegeleiding te faciliteren en op die manier [gedaagde] te leren om (weer) zelfstandig te kunnen wonen en niet alleen maar/of primair om te wonen. Het voorgaande wordt versterkt met het feit dat [gedaagde] zich door het sluiten van de woonovereenkomst op voorhand bereid heeft verklaard om na afloop van het begeleidingstraject dan wel na tussentijdse begeleiding daarvan de voorziening te ontruimen. Rimo mocht in dit geval verwachten dat [gedaagde] bij het einde van de begeleiding geen aanspraak zou maken op behoud van enig (huur)recht en op voortzetting van de woonovereenkomst. In de door [gedaagde] getekende woonovereenkomst wordt bovendien uitdrukkelijk (in artikel 6) verwezen naar het door partijen te tekenen begeleidingscontract. De omstandigheid dat [gedaagde] dat begeleidingscontract vervolgens niet heeft willen tekenen doet hier niet aan af.