ECLI:NL:RBLIM:2015:467

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
C-03-201071 - KG ZA 15-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning en betalingsregeling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, wonend op een adres in [woonplaats], dat de stichting Woningstichting Heemwonen wordt verboden om het vonnis van 24 september 2014 ten uitvoer te leggen, dat hem verplichtte de huurwoning te ontruimen. Eiser stelt dat hij na het vonnis een betalingsregeling heeft getroffen met Heemwonen, waardoor de ontruiming niet door zou gaan. Hij beroept zich op een noodsituatie die zou ontstaan bij ontruiming, omdat hij geen vervangende woonruimte kan krijgen en niet in aanmerking komt voor schuldbemiddeling.

Heemwonen, vertegenwoordigd door mr. L.P. Paffen, verzet zich tegen de vordering van eiser en stelt dat eiser zich niet aan de betalingsregeling heeft gehouden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de exacte inhoud van de getroffen regeling niet kan worden vastgesteld, omdat deze niet schriftelijk is vastgelegd. Bovendien blijkt uit de eigen stellingen van eiser dat hij zich niet volledig aan de regeling heeft gehouden, wat zijn vordering ondermijnt.

De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Heemwonen, die zijn begroot op € 1.429,00. De uitspraak is gedaan door mr. E.P. van Unen en openbaar gemaakt op 21 januari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/201071 KG ZA 15/12
Vonnis in kort geding van 21 januari 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. D.M. Gijzen
tegen:
de stichting WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.P. Paffen
Partijen zullen hierna [eiser] en Heemwonen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling en het bij die gelegenheid door Heemwonen ingediende verweerschrift.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Bij (verstek)vonnis van 24 september 2014 (zaaknr. 3390569 CV EXPL 14-9747) heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht:
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden
- [eiser] veroordeeld de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen;
- [eiser] veroordeeld tot betaling van € 2.337,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2014 tot de dag van voldoening;
- [eiser] veroordeeld tot betaling van € 527,01 voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat hij het gehuurde niet geheel ontruimd ter beschikking van Heemwonen heeft gesteld;
- [eiser] veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
Ter executie van dat vonnis heeft Heemwonen op 5 januari 2015 aan [eiser] een exploot laten betekenen waarbij de ontruiming van voornoemde woning is aangezegd op 22 januari 2015.
2.3.
[eiser] vordert thans het Heemwonen te verbieden om het vonnis van 24 september 2014 ten uitvoer te leggen, althans voor wat betreft de aanzegging tot ontruiming, en voor zolang [eiser] de tussen partijen getroffen verbintenissen nakomt.
2.4.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] (samengevat) aan dat hij met Heemwonen na het vonnis een (betalings)regeling getroffen heeft, waardoor een eerder aangezegde ontruiming van de woning (tegen 27 november 2014) niet is doorgegaan. [eiser] stelt zich aan die regeling gehouden te hebben, zodat Heemwonen met het opnieuw aanzeggen van de ontruiming toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende verbintenis. Voorts beroept [eiser] zich erop dat hij door de ontruiming van de woning in een noodtoestand zal komen te verkeren omdat hij geen vervangende huurruimte zal kunnen krijgen en omdat hij dan niet in aanmerking zal komen voor schuldbemiddeling.
2.5.
Het verweer van Heemwonen strekt tot afwijzing van de vordering.

3.De beoordeling

3.1.
[eiser] stelt dat partijen op 25 november 2014 de volgende (betalings)regeling getroffen hebben:
  • [eiser] betaalt € 1.900,00 voor 26 november 2014 (om 12.00 uur) aan (de gemachtigde van) Heemwonen;
  • inhouding op de WWB-uitkering van [eiser] door middel van een daartoe strekkende volmacht van 1 november 2014 tot en met 31 januari 2015;
  • [eiser] dient mee te werken aan het opstarten van schuldhulpverlening om in ieder geval binnen drie maanden tot budgetbeheer te komen van waaruit de huur wordt doorbetaald aan Heemwonen.
3.2.
Heemwonen voert aan dat naast bovenstaande afspraken ook was overeengekomen dat [eiser] minimaal € 250,00 per maand ingaande december 2014 zou gaan aflossen op
de resterende huurachterstand en dat [eiser] behalve de betaling van (niet € 1.900,00 maar)
€ 1.850,00 geen enkele aflossing verricht heeft.
3.3.
Gelet op dit gemotiveerde verweer en het feit dat partijen de integrale (betalings)regeling niet schriftelijk vastgelegd hebben, kan thans binnen het bestek van dit kort geding niet vastgesteld worden wat de exacte inhoud van de (betalings)regeling is die partijen getroffen hebben. Hieruit volgt reeds dat [eiser] zich niet met succes kan beroepen op het door hem correct nakomen van die regeling ter afwending van de aangezegde executie van het verstekvonnis.
3.4.
Uit hetgeen [eiser] heeft aangevoerd blijkt overigens dat hij zich niet volledig gehouden heeft aan de regeling zoals die volgens hemzelf luidde. Dat hij op 26 november 2014 in plaats van € 1.900,00 aan (de gemachtigde van) Heemwonen € 1.850,00 betaald heeft, kan daarbij buiten beschouwing blijven aangezien Heemwonen daar geen punt van gemaakt heeft. Uit de eigen stellingen van [eiser] blijkt evenwel ook dat de inhouding op de WWB-uitkering niet vanaf 1 november 2014 heeft plaatsgevonden. Vast staat immers dat vanaf het moment van betaling van € 1.850,00 door middel van een inhouding op de WWB-uitkering van [eiser] enkel huur is betaald in december 2014 en januari 2015. In november 2014 heeft derhalve geen inhouding plaatsgevonden, terwijl die inhouding (ook volgens [eiser]) wel overeengekomen was.
3.5.
De stelling van [eiser] dat er in geval van ontruiming een noodsituatie zal ontstaan omdat hij dan geen vervangende “huurruimte” zal kunnen krijgen, moet worden verworpen. Nog daargelaten dat hij met dit standpunt in het midden laat of hij op andere wijze dan het vinden van een gehuurde woonruimte onderdak kan krijgen, vormt dit geen na het verstekvonnis ontstane of aan het licht gekomen omstandigheid die de kantonrechter niet heeft kunnen betrekken in zijn afwegingen die geleid hebben tot het verstekvonnis.
3.6.
Het (gestelde) gegeven dat [eiser] na ontruiming niet (meer) in aanmerking zal kunnen komen voor schuldbemiddeling omdat er dan sprake is van een onvoldoende stabiele situatie, vindt de voorzieningenrechter geen (dreigende) noodsituatie die de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis onaanvaardbaar maakt.
3.7.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de vordering van [eiser] afgewezen worden. [eiser] zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Heemwonen tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 613,00
  • salaris
totaal € 1.429,00

4.Beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Heemwonen tot op heden begroot op € 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.