ECLI:NL:RBLIM:2015:4721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
C-03-205769 - KG ZA 15-220
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van huurinformatie en verbod op nieuwe huurovereenkomsten in het kader van executie van verhypothekeerde onroerende zaken

In deze zaak vorderde Rabohypotheekbank N.V. c.s. in kort geding dat [gedaagde] huurinformatie zou verstrekken met betrekking tot onroerende zaken die aan hen verhypothekeerd zijn. De hypotheekhouder stelde dat het ontbreken van relevante huurinformatie de executie van de onroerende zaken belemmert. De voorzieningenrechter oordeelde dat zowel de hypotheekgever als de hypotheeknemer een gezamenlijk belang hebben bij een zorgvuldige en voorspoedige uitvoering van het executietraject. De vordering tot verstrekking van de huurinformatie werd toegewezen, evenals een verbod voor [gedaagde] om nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan met betrekking tot de verhypothekeerde panden. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de vordering zou voldoen. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van transparantie in het executietraject en de noodzaak voor de hypotheekhouder om over alle relevante informatie te beschikken om een zo hoog mogelijke executieopbrengst te realiseren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/205769 / KG ZA 15-220
Vonnis in kort geding van 3 juni 2015
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK PARKSTAD LIMBURG U.A.,
gevestigd te Heerlen,
eiseressen,
advocaat mr. W. van de Wier en mr. I.C.A. Wilschut,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.J.M. Goltstein.
Partijen zullen hierna Rabohypotheekbank N.V. c.s. en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte houdende een wijziging van eis van Rabohypotheekbank N.V. c.s. van 19mei 2015,
  • de brief, met bijlagen, van [gedaagde], van 18 mei 2015,
  • het faxbericht, met bijlagen, van [gedaagde], van 20 mei 2015,
  • de akte houdende een wijziging van eis van 21 mei 2015,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [gedaagde] en de brief van [gedaagde] van 19 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft op respectievelijk 31 maart 2000 en 17 september 2009 een (eerste) recht van hypotheek verkregen op ongeveer 110 aan [gedaagde] in eigendom toebehorende onroerende zaken en appartementsrechten. De Algemene Voorwaarden voor Hypotheken van de Rabobankorganisatie 1992 (hierna: de algemene voorwaarden) zijn hierop van toepassing.
Artikel 5 sub a van die algemene voorwaarden luidt:
“Ingeval van verhuring, verpachting of vervrachting van het onderpand of een gedeelte daarvan is de hypotheekgever verplicht de bank desgevraagd de huur-, pacht- of bevrachtingsovereenkomst ter inzage te geven.”
In lid 3 aanhef en onder a van artikel 10 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op de executoriale verkoop van het onderpand, is, voor zover in deze zaak van belang, opgenomen:
“De hypotheekgever is verplicht:
a. aan de met verkoop belaste notaris, c.q. aan de president van de rechtbank bij wie een verzoek om goedkeuring van een onderhandse verkoop is ingediend:
  • alle door deze gewenste inlichtingen en gegevens betreffende het onderpand te verstrekken;
  • de op het onderpand betrekking hebbende bescheiden en bewijzen ter hand te stellen.”
2.2.
De door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verleende hypotheken strekken tot zekerheid voor de betaling van, onder andere, twee geldleningen van Rabohypotheekbank N.V. c.s. aan [gedaagde] van 25 augustus 2009 van € 2.475.000,00 en 7 mei 2007 van € 50.000,00.
2.3.
Zowel de hypotheekakte van 31 maart 2000 als de hypotheekakte van 17 september 2009 bevat een huurbeding dat als volgt luidt:
“Zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bank mag het onderpand niet worden verhuurd of verpacht of anderszins in gebruik worden afgestaan of worden gedoogd dat derden het onderpand gebruiken en mag geen vooruitbetaling van huur- of pachtpenningen worden bedongen of aanvaard, en mag het recht op huur- of pachtpenningen niet worden vervreemd, verpand of anderszins bezwaard.”
In de hypotheekakte van 17 september 2009 is onder het hiervoor omschreven huurbeding het volgende vermeld:
“Het is de bank bekend dat het hierna te vermelden onderpand is verhuurd.”In de akte wordt evenwel niet vermeld op welk(e) van de daarin opgesomde onroerende zaak / zaken deze zinsnede betrekking heeft.
2.4.
Op 21 december 2012 heeft de SNS Bank, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter, conservatoir beslag gelegd op een aantal onroerende zaken waarvoor ten behoeve van Rabohypotheekbank N.V. c.s. een (eerste) recht van hypotheek is verstrekt. Het beslag strekte tot zekerheid voor het verhaal van een vordering van € 652.490,00 van SNS Bank op [gedaagde]. Bij vonnis van deze rechtbank van 21 mei 2014, gegeven onder zaaknummer C/03/178032 / HA ZA 13-42, is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 832.476,36 aan SNS Bank.
2.5.
Op 3 juni 2014 heeft SNS Bank het vonnis aan [gedaagde] doen betekenen. Op 5 juni 2014 heeft SNS Bank de processen-verbaal van beslaglegging aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. doen betekenen.
2.6.
Bij exploot van 13 juni 2014 heeft de Rabohypotheekbank N.V. c.s. de SNS Bank aangezegd dat zij de executie van de onroerende zaken waarop SNS Bank beslag heeft doen leggen over wenste te nemen.
2.7.
De executie van de volledige vastgoedportefeuille is niet voltooid, omdat Rabohypotheekbank N.V. c.s. en de executienotaris niet, of pas in een heel laat stadium voor de veiling, beschikt over de voor de voor de veiling van de betreffende panden relevante huurinformatie. De veiling van de betreffende panden is daarom herhaaldelijk opgeschort.
2.8.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 28 april 2015 is Rabohypotheekbank N.V. c.s. naar aanleiding van een verzoek van SNS Bank om te bepalen dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. binnen drie maanden na betekening van de beschikking dient over te gaan tot de openbare verkoop of tot indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop van de panden veroordeeld om binnen tien maanden na betekening van de beschikking daartoe over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
Rabohypotheekbank N.V. c.s. vordert, na haar eerste wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een door [gedaagde] te verbeuren dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 1.000.000,00, met betrekking tot de aan haar verhypothekeerde panden, volledig, aldus inclusief hetgeen mogelijk reeds eerder is overhandigd, tegelijkertijd, gebundeld in één pakket, te overhandigen aan haar, door dit pakket af te geven bij de receptie van Boels Zanders Advocaten te Maastricht-Airport, de in het petitum van de dagvaarding onder 1 sub a tot en met e genoemde gegevens. Daarnaast vordert Rabohypotheekbank N.V. c.s. [gedaagde] te verbieden om vanaf de datum van dit vonnis nog nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan met betrekking tot de aan haar verhypothekeerde panden, op straffe van een door [gedaagde] te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,00 per nieuwe huurovereenkomst die na dit vonnis door [gedaagde] wordt gesloten met betrekking tot de aan haar verhypothekeerde panden. Voorts vordert Rabohypotheekbank N.V. c.s. [gedaagde] te verbieden om twintig dagen na betekening van dit vonnis (aanvullende) informatie over de aan haar verhypothekeerde panden aan haar en/of de executienotaris te verstrekken, op straffe van een door [gedaagde] te verbeuren dwangsom van € 500.000,00 per verhypothekeerd pand waarover [gedaagde] twintig dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis (aanvullende) informatie verstrekt aan haar en/of de executienotaris. Ten slotte vordert Rabohypotheekbank N.V. c.s. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder tevens begrepen de nakosten, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Spoedeisend belang
Allereerst ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag geplaatst of Rabohypotheekbank N.V. c.s. een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Volgens [gedaagde] ontbreekt dit spoedeisend belang. De voorzieningenrechter deelt die visie niet. Om te komen tot verhaal van haar vordering op [gedaagde] heeft Rabohypotheekbank N.V. c.s. de executie van de onroerende zaken reeds in juni 2014 overgenomen van SNS Bank. Tot op heden zijn slechts vijf onroerende zaken onderhands dan wel openbaar verkocht. Inmiddels is Rabohypotheekbank N.V. c.s. naar aanleiding van een door SNS Bank op de voet van artikel 545 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ingediend verzoek, bij beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg van 28 april 2015 veroordeeld om binnen tien maanden na betekening van die beschikking over te gaan tot executie van de panden. Gelet hierop alsmede gelet op het feit dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. in onderhavige procedure, kort gezegd, de voor de executie van de onroerende zaken relevante informatie wenst te verkrijgen, kan niet van haar worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Hiermee is het spoedeisend belang bij haar vordering gegeven en komt de voorzieningenrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Rabohypotheekbank N.V. c.s.
4.2.
Eiswijziging
Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft bij akte van 19 mei 2015 haar eis gewijzigd. [gedaagde] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding die eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten, zodat hij in ieder geval recht zal doen op basis van die gewijzigde eis. Op 21 mei 2015 heeft Rabohypotheekbank N.V. c.s. echter wederom haar eis gewijzigd. [gedaagde] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling daartegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat deze tweede eiswijziging, anders dan Rabohypotheekbank N.V. c.s. betoogt, niet alleen een concretisering van haar aanvankelijke vordering behelst, maar tevens een vermeerdering van die vordering inhoudt. Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft aanvankelijk gevorderd [gedaagde] te veroordelen, om kort gezegd, alle in het kader van de executie van de panden relevante huur
overeenkomstenaan haar te verstrekken. Met haar tweede eiswijziging beoogt zij dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om, kort gezegd, alle in het kader van de executie van de panden relevante huur
informatieaan haar te verstrekken. Nu Rabohypotheekbank N.V. c.s. haar vordering hiermee aanzienlijk uitbreidt, het begrip huurinformatie omvat immers meer informatie dan enkel huurovereenkomsten, had [gedaagde] de gelegenheid moeten krijgen zich hierop voor te bereiden. Aangezien Rabohypotheekbank N.V. c.s. haar eiswijziging slechts twee uur voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft ingediend en niet is gesteld of gebleken dat zij [gedaagde] deze eiswijziging in eerder stadium heeft doen toekomen, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat [gedaagde] onvoldoende gelegenheid heeft gehad zich hierop voor te bereiden. De voorzieningenrechter zal deze eiswijziging daarom buiten beschouwing laten en recht doen op de vordering zoals geformuleerd in de akte van Rabohypotheekbank N.V. c.s. van 19 mei 2015.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Rabohypotheekbank gesteld dat niet alle verhypothekeerde en te executeren onroerende zaken woningen zijn, maar dat het bijvoorbeeld ook parkeerplaatsen betreft die door [gedaagde] aan derden worden verhuurd. Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft verklaard dat haar vordering betrekking heeft op alle door [gedaagde] aan haar verhypothekeerde onroerende zaken. Nu [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal de voorzieningenrechter de vordering aldus verstaan.
4.3.
Verstrekken huurovereenkomsten, huurfacturen en overige gegevens
De eerste vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s. strekt ertoe dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om alle huurovereenkomsten die respectievelijk op 27 september 2009, het moment van aanzegging van de executie en, indien sindsdien nog wijzigingen zijn opgetreden, de datum van dit vonnis, tussen [gedaagde] en de huurders van de aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken bestonden, aan haar te verstrekken.
4.4.
Alvorens over te gaan tot de beoordeling van de vordering en het daartegen gevoerde verweer, hecht de voorzieningenrechter eraan te benadrukken dat zowel Rabohypotheekbank N.V. c.s. als [gedaagde] gebaat zijn bij een zo hoog mogelijke executieopbrengst. Dit brengt met zich dat zij een gezamenlijk belang hebben bij een zorgvuldig en zo voorspoedig mogelijk verlopend executietraject dat niet wordt belemmerd door het ontbreken of eerst vlak voor de veiling of onderhandse verkoop van de betreffende onroerende zaak beschikbaar komen van voor Rabohypotheekbank N.V. c.s. en potentiële kopers relevante informatie. De voorzieningenrechter zal de vordering tegen deze achtergrond beoordelen.
4.4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. haar vordering baseert op het bepaalde in artikel 5 sub a en artikel 10 lid 3 aanhef en onder a van de algemene voorwaarden. Blijkens de hypotheekakten van 31 maart 2000 en 17 september 2009 zijn deze algemene voorwaarden van toepassing op de door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verstrekte rechten van hypotheek en pand. Dit is door [gedaagde] overigens ook niet betwist, zodat dit in rechte vaststaat. De voorzieningenrechter zal hierna achtereenvolgens beoordelen of [gedaagde] de door Rabobank N.V. c.s. gevorderde gegevens dient te verstrekken.
4.4.2.
Huurovereenkomsten
Met betrekking tot de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde huurovereenkomsten overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] niet betwist dat hij op grond van de algemene voorwaarden gehouden is de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde huurovereenkomsten aan haar te verstrekken, zodat dit in ieder geval in het kader van deze procedure vast staat.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Rabobank N.V. c.s., en de voorzieningenrechter volgt haar in dat standpunt, dat zij om een zo groot mogelijke executieopbrengst te kunnen realiseren dient te beschikken over alle voor de executie relevante huurovereenkomsten. Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij die informatie tot op heden niet volledig en compleet heeft ontvangen. [gedaagde] betwist in wezen ook niet, althans niet gemotiveerd, dat hij de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. en de executienotaris gewenste informatie versnipperd en onvolledig, bijvoorbeeld door slechts de volgens hem “relevante delen” van de huurovereenkomsten te verstrekken, heeft aangeleverd. Daarmee heeft [gedaagde] niet voldaan aan de op grond van de algemene voorwaarden op hem rustende verplichting. De omstandigheid dat Rabohypotheekbank N.V. c.s., zoals [gedaagde] onweersproken stelt, eerst thans in het kader van het executietraject om die informatie verzoekt kan hieraan niet afdoen. Hoewel de voorzieningenrechter zich gelet op het aantal te executeren panden / onroerende zaken kan voorstellen dat het voor [gedaagde] niet eenvoudig is de gewenste informatie aan te leveren nu hij kennelijk, zoals hij zelf stelt, zijn administratie niet op orde heeft, behoort deze omstandigheid voor rekening en risico van [gedaagde] te komen en ontslaat dit hem niet van zijn verplichtingen jegens Rabohypotheekbank N.V. c.s.. De stelling dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. telkens om andere informatie dan wel over wisselende perioden om informatie heeft verzocht kan [gedaagde] evenmin baten. Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft in ieder geval in het kader van deze procedure concreet gevorderd over welke perioden en van welke informatie zij in die betreffende periode afgifte verlangt. Aangezien [gedaagde] niet erin is geslaagd per pand / onroerende zaak concreet inzichtelijk te maken dat hij alle in de relevante perioden geldende huurovereenkomsten, zo het pand / de onroerende zaak op dat moment verhuurd werd, reeds compleet aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. en/of de executienotaris heeft doen toekomen, zal de voorzieningenrechter de vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s. toewijzen.
Dit brengt met zich dat [gedaagde] àlle huurovereenkomsten die door hem ten tijde van de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. in haar petitum onder a tot en met c genoemde perioden, zijnde op 27 september 2009, het moment van aanzegging van de executie en, indien sindsdien nog wijzigingen zijn opgetreden, de datum van dit vonnis, door hem ten aanzien van de aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken zijn aangegaan, volledig en compleet aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. dient te verstrekken. Hierbij geldt dat [gedaagde] tevens de huurovereenkomsten die hij mogelijk reeds aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. en / of de executienotaris heeft verstrekt, aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. dient te verstrekken. Indien en voor zover in de relevante perioden mondelinge huurovereenkomsten zijn aangegaan, dient [gedaagde] daarvan gerangschikt per pand / onroerende zaak opgaaf te doen, waarbij tevens de ingangsdatum en de eventuele datum van beëindiging van de huurovereenkomsten dient te worden vermeld. Daarnaast dient [gedaagde] de personalia van de respectievelijke huurder(s) te vermelden en de met hen overeengekomen huurprijs. Voorts vloeit uit de vordering voort dat [gedaagde] tevens ten aanzien van de hiervoor genoemde perioden vermeldt welke onroerende zaken in de betreffende perioden niet werden verhuurd. De voorzieningenrechter acht het opportuun dat [gedaagde] hiertoe een per onroerende zaak gerangschikt overzicht aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verstrekt.
4.4.3.
Huurfacturen en overige gegevens
Ten aanzien van de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde huurfacturen en gegevens waaruit blijkt welk bedrag [gedaagde] vanaf augustus 2014 tot heden aan huur heeft ontvangen, overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] op grond van artikel 10 lid 3 aanhef en onder a van de algemene voorwaarden gehouden is aan de met verkoop belaste notaris alle door deze gewenste inlichtingen en gegevens betreffende het onderpand te verstrekken en de op het onderpand betrekking hebbende bescheiden en bewijzen ter hand te stellen. De door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde gegevens zijn zonder meer onder deze noemer te scharen. Nog daargelaten of een redelijke uitleg van deze bepaling reeds met zich brengt dat deze gegevens niet alleen op verzoek van de executienotaris, maar ook op verzoek van de hypotheekhouder dienen te worden verstrekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde], gelet op deze bepaling, in ieder geval op grond van de redelijkheid en billijkheid gehouden is deze gegevens tevens aan de hypotheekhouder te verstrekken indien deze zulks wenst. De voorzieningenrechter passeert daarom de stelling van [gedaagde] dat een contractuele of wettelijke grondslag voor toewijzing van deze vordering ontbreekt. Daarnaast gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. geen belang heeft bij deze vordering. Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, ten behoeve van de voortgang van het executietraject, over deze gegevens dient te beschikken om te kunnen verifiëren of de feitelijke huurrelatie correspondeert met de juridische, uit de huurovereenkomst voortvloeiende huurrelatie. Zij dient potentiële kopers immers volledig en naar waarheid hieromtrent te informeren. Ook ten aanzien van deze gegevens geldt dat de omstandigheid dat [gedaagde] zijn administratie niet op orde heeft voor zijn rekening en risico behoort te komen en hem niet ontslaat van de verplichting deze gegevens te verstrekken. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] evenmin in zijn stelling dat hij niet aan zijn verplichting kan voldoen om gegevens te verstrekken waaruit blijkt welk bedrag hij vanaf augustus 2014 tot heden aan huur heeft ontvangen, omdat hij “het overzicht is kwijt geraakt” doordat sommige huurders rechtstreeks aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. de huur betalen. [gedaagde] hoeft immer niet meer te doen dan een overzicht op te stellen waarin per pand / onroerende zaak is vermeld of het wel of niet wordt verhuurd en welk bedrag hij vanaf augustus 2014 tot heden aan huur van het betreffende pand / de onroerende zaak heeft ontvangen. Hierbij kan tevens worden vermeld voor welke panden / onroerende zaken [gedaagde] geen huur ontvangt, omdat de huurders de huur rechtsreeks aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. voldoen. Voorts kan hierin ten aanzien van ieder pand / onroerende zaak worden vermeld of en zo ja wanneer, in de periode vanaf augustus 2014 tot heden, facturen ter zake de huur naar de huurders zijn verzonden. Die facturen dienen, zoals gevorderd, in het geding te worden te worden gebracht. [gedaagde] betoogt weliswaar dat hij slechts incidenteel facturen naar zijn huurders stuurt, maar dat laat onverlet dat hij (afschriften van) de verzonden facturen aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. dient te verstrekken.
4.4.4.
Dwangsom
Teneinde [gedaagde] een prikkel tot nakoming te geven zal de voorzieningenrechter de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde dwangsom toewijzen, met dien verstande dat hij deze zal beperken tot € 20.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat niet binnen tien dagen na betekening van dit vonnis door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. wordt afgegeven, met een maximum van € 200.000,00.
4.4.5.
Slotsom
Ten slotte zal de voorzieningenrechter omwille van de overzichtelijkheid bepalen dat [gedaagde] de gevorderde informatie, overeenkomstig de vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s., gelijktijdig en gebundeld in één pakket dient te verstrekken. Gelet op de te verwachten omvang van het pakket aan informatie acht de voorzieningenrechter het opportuun en praktisch dat [gedaagde] dit pakket, zoals gevorderd, bezorgt of doet bezorgen bij de receptie van Boels Zanders Advocaten te Maastricht-Airport, zodat hij aldus zal beslissen.
4.5.
Verbod aangaan nieuwe huurovereenkomst(en)
Thans komt de voorzieningenrechter toe aan de beoordeling van de tweede vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s. Die vordering houdt in dat de voorzieningenrechter [gedaagde] zal verbieden vanaf de datum van dit vonnis nog nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan ten aanzien van de door hem aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken, een en ander op straffe van een door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,00 per huurovereenkomst die vanaf de datum van dit vonnis door [gedaagde] ten aanzien van de door hem aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken wordt aangegaan.
4.5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vordering dient te worden toegewezen. Hij overweegt daartoe dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat (de voortgang van) het executietraject telkenmale is belemmerd doordat de executienotaris kort voordat de veiling van een aantal onroerende zaken zou plaatsvinden, is geconfronteerd met tot dan toe onbekend gebleven huurovereenkomsten die door [gedaagde] met betrekking tot de op dat moment te veilen onroerende zaken zijn aangegaan. Hierbij heeft Rabohypotheekbank N.V. c.s. tevens voldoende aannemelijk gemaakt dat deze handelwijze niet alleen een waarde drukkend effect heeft, maar tevens in de weg staat aan de executie van de onroerende zaken. Bij deze stand van zaken komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat [gedaagde] indien hij thans, in het zicht van de executie van de onroerende zaken, nog nieuwe huurovereenkomsten zou aangaan betreffende aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken misbruik maakt van zijn bevoegdheid en daarmee onrechtmatig handelt jegens Rabohypotheekbank N.V. c.s. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] daarom verbieden vanaf de datum van dit vonnis nog nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan met betrekking tot de door hem aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken.
4.5.2.
Dwangsom
Teneinde [gedaagde] een prikkel tot nakoming te geven zal de voorzieningenrechter de door Rabohypotheekbank N.V. c.s. gevorderde dwangsom toewijzen, met dien verstande dat hij deze zal beperken tot € 25.000,00 per nieuwe huurovereenkomst die [gedaagde] vanaf de datum van dit vonnis ten aanzien van aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken aangaat.
4.6.
Verbod verstrekken informatie
Ten slotte vordert Rabohypotheekbank N.V. c.s. [gedaagde] te verbieden om vanaf twintig dagen na betekening van dit vonnis nog (aanvullende) informatie over de aan haar verhypothekeerde onroerende zaken aan haar en/of aan de executienotaris te verstrekken.
4.6.1.
De voorzieningenrechter begrijpt dat deze vordering is ingegeven door de wens van Rabohypotheekbank N.V. c.s. om niet meer (daags) voor een veiling te worden geconfronteerd met nieuwe huurinformatie over de op dat moment te veilen onroerende zaken, omdat dit een waarde drukkend effect zou kunnen hebben en de verkoop van de onroerende zaken zelfs zou kunnen belemmeren. Hoewel de voorzieningenrechter oog heeft voor het belang dat Rabohypotheekbank N.V. c.s. heeft bij toewijzing van deze vordering, zal deze moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt. In het kader van de beoordeling van de eerste vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s. is vast komen te staan dat [gedaagde] op grond van artikel 5 sub a en artikel 10 lid 3 aanhef en onder a van de algemene voorwaarden gehouden is alle huurovereenkomsten ter inzage te geven, alsmede alle door de executienotaris gewenste inlichtingen en gegevens betreffende de te veilen onroerende zaken te verstrekken en alle op de onroerende zaken betrekking hebbende bescheiden en bewijzen aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. dan wel de executienotaris ter hand te stellen. Daarnaast is [gedaagde], nu de eerste vordering van Rabohypotheekbank N.V. c.s. is toegewezen, krachtens dit vonnis gehouden ten aanzien van de verhypothekeerde onroerende zaken de gevorderde huurovereenkomsten, huurfacturen en gegevens waaruit blijkt welk bedrag hij vanaf augustus 2014 tot heden aan huur heeft ontvangen aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. te verstrekken. Gelet hierop kan het [gedaagde] niet worden verboden om vanaf twintig dagen na betekening van dit vonnis de op hem rustende verplichtingen na te komen en datgene te doen waartoe hij krachtens de algemene voorwaarden en dit vonnis is gehouden.
4.7.
Proceskosten
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten eerst zal worden toegewezen indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekenis van dit vonnis zijn voldaan. De kosten aan de zijde van Rabohypotheekbank N.V. c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 95,82
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € € 1.524,82
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente over deze kosten eerst zal worden toegewezen indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekenis van dit vonnis zijn voldaan.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis met betrekking tot de door hem aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken de informatie, inclusief de informatie die mogelijk reeds eerder is overhandigd, zoals omschreven in rechtsoverweging 4.4.2. en 4.4.3. van dit vonnis, volledig en tegelijkertijd gebundeld in één pakket aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. te verstrekken, door dit pakket af te geven of te doen afgeven bij de receptie van Boels Zanders Advocaten te Maastricht-Airport, een en ander op straffe van een door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. te verbeuren van dwangsom van € 20.000,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 200.000,00,
5.2.
verbiedt [gedaagde] om met ingang van heden nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan met betrekking tot de door hem aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken, een en ander op straffe van een door [gedaagde] aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. te verbeuren van dwangsom van € 25.000,00 per nieuwe huurovereenkomst die [gedaagde] vanaf de datum van dit vonnis ten aanzien van aan Rabohypotheekbank N.V. c.s. verhypothekeerde onroerende zaken aangaat,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Rabohypotheekbank N.V. c.s. tot op heden begroot op € 1.524,82 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.type: NL