ECLI:NL:RBLIM:2015:4730

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
C-03-205730 - KG ZA 15-218
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeisbaarheid van geldleningen na opzegging van hypotheken in verband met hennepplantage

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, wonende te [woonplaats 1], dat de parate executie en eventuele onderhandse verkoop van zijn woningen aan de [adres 1] en [adres 2] door SNS Bank N.V. wordt gestaakt. Eiser stelt dat SNS onzorgvuldig en onrechtmatig handelt door de bancaire relatie op te zeggen, omdat er geen grondslag zou zijn voor deze opzegging. SNS voert verweer en stelt dat er sprake is van betalingsachterstanden en dat de opzegging gerechtvaardigd is, mede vanwege de ontdekking van een hennepplantage in een van de woningen. De voorzieningenrechter oordeelt dat SNS voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en wijst de vorderingen van eiser af. Ook de vordering van de eiser in incident tot tussenkomst wordt afgewezen, omdat deze niet kan worden gevolgd in zijn stellingen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van SNS, die zijn begroot op € 1.429,00, en de eiser in incident tot tussenkomst wordt veroordeeld in de kosten van € 408,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/205730 / KG ZA 15-218
Vonnis in kort geding van 3 juni 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen,
tegen
naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. van Houts,
en
[eiser in incident tot tussenkomst/voeging]
wonend te [woonplaats 2],
eiser in incident tot tussenkomst/voeging,
advocaat mr. G.J.J.A. van Zeijl.
Partijen zullen hierna [eiser], SNS en [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2015, met producties,
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging, met producties,
  • de brieven van 19 mei 2015 van SNS, met producties,
  • de brief van 20 mei 2015 van [eiser], met producties,
  • de mondelinge behandeling van 21 mei 2015, waar de tussenkomst om proceseconomische redenen voorwaardelijk is toegestaan,
  • de pleitnota in het incident van SNS,
  • de pleitnota in de hoofdzaak van [eiser],
  • de pleitnota in de hoofdzaak van SNS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.
[eiser] vordert, kort weergegeven, staking van de parate executie en eventuele onderhandse verkoop door SNS van de woningen gelegen aan de [adres 1] en de [adres 2], totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de vraag of SNS gerechtigd is tot deze openbare verkoop, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van SNS in de kosten.
2.2.
[eiser] legt de stelling aan de vordering ten grondslag dat SNS, kort gezegd, onzorgvuldig en onrechtmatig handelt jegens [eiser], althans dat SNS handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat zij geen grondslag heeft voor opzegging van de bancaire relatie.
[eiser] stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
2.3.
SNS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In het incident tot tussenkomst
2.4.
[eiser in incident tot tussenkomst/voeging] vordert hem toe te staan als tussenkomende partij deel te nemen aan het geding en SNS te bevelen de parate executie en eventuele verkoop van de woning gelegen aan de [adres 2] te staken, totdat in een bodemprocedure tussen [eiser] en SNS onherroepelijk is beslist over de vraag of SNS gerechtigd is tot opeising van het aan [eiser] verstrekte krediet en tot deze openbare verkoop, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van SNS in de kosten.
2.5.
[eiser in incident tot tussenkomst/voeging] stelt als tweede hypotheekhouder inzake de [adres 2] belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
2.6.
SNS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In het incident tot tussenkomst

3.1.
Ingevolge artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding zich daarin voegen of daarin tussenkomen. De tussenkomst moet er op gericht zijn om benadeling of verlies van een recht te voorkomen.
3.2.
De voorzieningenrechter staat de tussenkomst toe. Hij overweegt daartoe dat het feit dat [eiser] beweerdelijk niet gerechtigd was op basis van de voorliggende hypotheekakte inzake de [adres 2] een tweede hypotheek te vestigen, althans dat SNS daar nooit mee heeft ingestemd, niet wegneemt dat [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] met overlegging van de akte van 2 februari 2010 zijn recht en belang voldoende heeft onderbouwd. Dat er voor [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] als tweede hypotheekhouder, zoals SNS betoogt, gelet op de getaxeerde waarde, althans de verwachte opbrengst, überhaupt geen aflossing op zijn vordering is te verwachten, is het (proces)risico van [eiser in incident tot tussenkomst/voeging], maar doet niet af aan zijn bevoegdheid tussen te komen. [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] heeft belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst bij verkoop van de [adres 2] en heeft derhalve belang bij een vordering tot staking van de parate executie, althans van een gedwongen onderhandse verkoop, omdat hij immers door de verwachte opbrengst bij een dergelijke verkoop wordt benadeeld.
In de hoofdzaak en in de tussenkomst
3.3.
Centraal in dit geding staat de vraag of SNS onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat SNS voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vorderingen derhalve zullen worden afgewezen. Hij overweegt daartoe het volgende.
3.4.
Vast staat dat SNS reeds in september 2011 heeft geconstateerd dat betalingsachterstanden bestonden inzake de Cariantstraat 28 te Maastricht, waarna in november 2011 de kredietfaciliteit al is opgeëist. SNS heeft in december 2011 ook achterstanden geconstateerd inzake de [adres 2]. [eiser] is daarop een betalingsregeling overeengekomen met SNS. SNS heeft in februari 2012 echter moeten constateren dat de betalingsverplichtingen niet werden voldaan. Vast staat dat [eiser] gedurende de jaren 2012, 2013 en 2014 voortdurend en ondanks sommaties betalingsachterstanden had inzake beide hypotheken. SNS heeft meermaals en op 13 mei 2014 ten laatste de gehele schuld opgeëist.
3.5.
De producties waaruit een en ander blijkt, zijn door [eiser] als zodanig niet betwist, maar er is wel een beroep gedaan op het feit dat met de (vorige) advocaat van SNS de omvang van de betalingsachterstand is vastgesteld. Ter zitting is door [eiser] in dat kader verklaard dat hij na een betaling van € 600,00 “bij” is met de maandelijkse termijnen betreffende de [adres 1] en voorts is erkend dat inzake de [adres 2] er in ieder geval een betalingsachterstand is in de maandelijkse termijnen tot een bedrag van ongeveer € 6.450,00. Niet is betwist dat SNS als achterstand eveneens aanmerkt onbetaald gebleven kosten in verband met de incasso/executieprocedure en is erkend dat deze niet zijn betaald.
3.6.
In de aanzeggingsbrief van 12 december 2014 wordt door SNS onder verwijzing naar de algemene (bank)voorwaarden gerefereerd aan het opzeggen van de bancaire relatie ter zake van zowel de [adres 2] als de [adres 1] als gevolg van het houden van een hennepkwekerij in de woning aan de [adres 2]. In deze brief is voorts een termijn van 60 dagen (uiterlijk 10 februari 2015) geboden om de totale schuld inzake de [adres 2] én de [adres 1] volledig te betalen.
Op 24 december 2014 heeft SNS voorts een tweetal veilingexploten doen uitbrengen met de sommatie om binnen twee dagen na dagtekening van het exploten de schuld te voldoen, onder aanzegging van openbare verkoop van beide panden op 21 mei 2015. Terzake is op 18 februari 2015 een herstelexploot betekend.
3.7.
De SNS heeft tijdens de termijn van 60 dagen een beroep gedaan op het in de onderscheiden hypotheekaktes opgenomen huurbeding jegens de (onder)huurders / gebruikers van de [adres 2] en de [adres 1]. De voorzieningenrechter heeft bij beschikkingen van 23 maart 2015 (met kenmerken 201835/KGRK 15-84 en 202155/KGRK 15-111) verlof verleend de huurbedingen in te roepen en de (onder)huurders/gebruikers en [eiser] en zijn ex-echtgenote veroordeeld tot ontruiming binnen drie dagen na betekening van de beschikkingen. Niet is gebleken dat [eiser] of enig ander van de veroordeelde partijen tegen deze beschikking in of buiten rechte heeft geageerd.
3.8.
Vast staat dat [eiser] uiterlijk op 10 februari 2015 noch op enig ander moment tot heden is overgegaan tot betaling van de gehele schuld aan SNS.
3.9.
Anders dan [eiser] veronderstelt, heeft SNS reeds in 2012 wegens het niet tijdig betalen van de maandelijkse hypotheektermijnen ten aanzien van zowel de [adres 2] als de [adres 1] rechtsgeldig opgezegd. Als dat niet al eerder was geschied, dan in ieder geval bij aangetekende brieven van 13 februari 2012 en 28 augustus 2012 met als onderwerp “opeising” en “opeisen schuld”.
3.10.
Anders dan [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aanzeggingsbrief van 12 december 2014 met als onderwerpsaanduiding “Aankondiging opzeggen bancaire relatie” zo geformuleerd is dat het voor [eiser] volstrekt duidelijk is dat ook de overige bancaire relatie zal worden opgezegd, als niet betaald gaat worden. Die relatie omvat, zoals door [eiser] ter zitting ook is beschreven, meer dan alleen de hypotheken. In de brief van 12 december 2014 is ter zake de betaling van de schuld voorts slechts herhaald wat met eerdere aanmaningen, opzeggingen en sommaties reeds was medegedeeld.
3.11.
Het feit dat op de [adres 2] een hennepplantage is aangetroffen en het pand vanwege de burgemeester enige tijd op grond van zijn bevoegdheden uit de Opiumwet is gesloten, is op grond van de bepalingen in de hypotheekakte omtrent gebruik en de algemene (bank)voorwaarden voldoende reden voor SNS om niet langer het vertrouwen te hebben dat [eiser] de op hem rustende verplichtingen zal kunnen en willen nakomen. Anders dan [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat SNS zich op dit feit ook kan en mag beroepen inzake de (opgezegde) hypotheek inzake de Craiantstraat. [eiser] heeft zich immers op meerdere punten niet als een betrouwbare contractspartner ter zake beide hypotheken laten blijken: behalve het wisselvallige betalingsgedrag heeft hij (onder)huurder(s) toegestaan de woningen te bewonen c.q. te gebruiken (dat het alleen om GBA inschrijvingen ging inzake de woning die hij zelf bewoonde is wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt), een tweede hypotheek gevestigd en voorts een woning als hennepplantage ingericht c.q. laten inrichten.
Gegeven het feit dat [eiser] na de opzeggingen reeds in “geleende tijd” zat, maakt dat de handelwijze van SNS niet als onzorgvuldig is te karakteriseren.
3.12.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het uitbrengen van de executie-exploten op 24 december 2014 geen schoonheidsprijs verdient, omdat deze exploten, hoewel zij in relatie staan tot de eerdere opzeggingen van de hypotheken en niet tot de aangekondigde opzegging van de volledige bancaire relatie, geen rekening houden met de in de brief van 12 december 2014 gegeven betalingstermijn tot 10 februari 2015. De aangezegde datum van de openbare verkoop ligt evenwel ruim buiten die aangezegde betalingstermijn. De onjuiste partijaanduiding is voorts op een later tijdstip hersteld door SNS.
3.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan [eiser] op grond van het bovenstaande niet gevolgd worden dat de handelwijze van SNS onzorgvuldig of anderszins onjuist is en onvoldoende rekening houdt met zijn belangen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
3.14.
Omdat [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] ter onderbouwing van zijn belang en vordering integraal heeft verwezen naar de stellingen van [eiser], zal zijn vordering eveneens moeten worden afgewezen. [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] diende bovendien immer rekening te houden met het feit dat hij zijn hypothecaire vordering jegens [eiser] niet zou kunnen uitwinnen, omdat SNS als eerste hypotheeknemer voorrang heeft.
Proceskosten
3.15.
[eiser] zal als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden tot op heden begroot aan de zijde van SNS op € 1.429,00 (€ 816,00 salaris advocaat en € 613,00 griffierecht)
3.16.
[eiser in incident tot tussenkomst/voeging] zal als de in de tussenkomst in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, Deze worden tot op heden aan de zijde van SNS begroot op € 408,00 (salaris advocaat)

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In de hoofdzaak
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van SNS begroot op € 1.429,00,
In de tussenkomst
4.3.
wijst de vordering af,
4.4.
veroordeeld [eiser in incident tot tussenkomst/voeging] in de kosten van de procedure in het incident aan de zijde van SNS begroot op € 408,00,
In de hoofdzaak en in de tussenkomst
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat de kostenveroordelingen betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken.
type: EvB
coll: