ECLI:NL:RBLIM:2015:4919

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
C/03/179231 / FA RK 13-532
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E. Salemans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf van een minderjarige met machtiging tot ten uitvoerlegging

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 24 april 2015 een beschikking gegeven over de wijziging van het hoofdverblijf van een minderjarige. De vader, verzoeker in deze procedure, heeft verzocht om het hoofdverblijf van zijn dochter bij hem te bepalen, omdat de moeder, de wederpartij, zich niet aan eerdere rechterlijke uitspraken heeft gehouden en geen medewerking verleent aan de hulpverlening. De moeder heeft ervoor gezorgd dat de minderjarige al jaren geen contact meer heeft met de vader, wat de vader als schadelijk voor de ontwikkeling van het kind beschouwt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder meerdere keren niet is verschenen bij afspraken en zich onttrekt aan de hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het hoofdverblijf bij de vader te bepalen, omdat de moeder niet in het belang van het kind handelt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat zij bij de vader woont, en heeft de vader gemachtigd om dit met behulp van de sterke arm te handhaven indien nodig. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder begeleide contacten met de minderjarige kan hebben, onder toezicht van de gecertificeerde instelling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 24 april 2015
C/03/179231 / FA RK 13-532Zaaknummer: C/03/179231 / FA RK 13-532
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. E. van Bommel, kantoorhoudende te Appingedam,
en:
[verweerster],
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
geen advocaat.
Als overige belanghebbende wordt aangemerkt:
De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, thans gecertificeerde instelling, verder te noemen: de GI.
Wederom gezien de stukken, waaronder de door deze rechtbank gegeven en op 23 mei 2013, 17 december 2013 en 3 september 2014 uitgesproken beschikkingen.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij voornoemde beschikking van 3 september 2014 heeft de kinderrechter bepaald dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] voorlopig zal plaatsvinden onder begeleiding van de Mutsaersstichting (BOR-regeling) waarbij de invulling van de begeleide omgang wordt overgelaten aan de Mutsaersstichting.
Bij brief, ingekomen ter griffie op 30 december 2014, heeft de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) het eindverslag van de Mutsaersstichting toegezonden.
De behandeling is voortgezet ter zitting van 31 maart 2015, alwaar zijn verschenen:
  • de advocaat van de vader;
  • de raadsvertegenwoordigster;
  • de vertegenwoordigster van de GI.
2.
De mondelinge behandeling
Uit het eindverslag van de Mutsaersstichting blijkt dat het niet tot contacten tussen de vader en [minderjarige] is gekomen. De moeder is driemaal niet verschenen bij de intake. De Mutsaersstichting concludeert dat vanwege de afwezigheid van de moeder de ouders en de Mutsaersstichting geen mogelijkheden hebben om uitvoering te geven aan de beschikking van de rechtbank betreffende de BOR.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij geen contact heeft kunnen krijgen met de moeder. Ook na een aanwijzing van de GI aan de moeder om contact op te nemen heeft de moeder dit niet gedaan. De GI heeft bij de raad aangegeven de ondertoezichtstelling niet te willen verlengen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting aangegeven dat de vader vanwege autopech niet naar de zitting is kunnen komen. Namens de vader heeft de advocaat gesteld dat de moeder op geen enkele wijze meewerkt. De sleutel ligt bij de moeder en bij de GI -in het kader van de ondertoezichtstelling- maar de vader en ook de advocaat krijgen geen enkele informatie. Volgens de vader gebeurt er niets in het kader van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft gedreigd te verhuizen, zoals ze dat al eerder heeft gedaan, om zich te onttrekken aan de hulpverlening. De vader ziet geen andere mogelijkheid dan zijn verzoek tot wijziging hoofdverblijf te handhaven. De vader realiseert zich dat dit enorme impact heeft en wil dan ook dat dit goed begeleid wordt vanuit de hulpverlening.
De moeder, opgeroepen conform de wettelijke voorschriften, is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
De raad heeft ter zitting aangegeven op de hoogte te zijn van het standpunt van de GI om de ondertoezichtstelling niet te verlengen. De raad is het daarmee oneens en gaat in dat kader een onderzoek instellen. De raad acht zich niet goed voorgelicht door de GI nu nergens uit blijkt dat het goed gaat met [minderjarige]. De GI zou de ondertoezichtstelling moeten uitvoeren en zorgvuldig dienen te handelen naar de moeder én naar de vader toe. Hier ligt een taak voor de GI.
De raad stelt dat het niet zo kan zijn dat de moeder maar doet wat ze wil en zich onttrekt aan iedere vorm van hulpverlening. De raad adviseert het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader te bepalen.

3.De verdere beoordeling

De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
Ter beoordeling ligt de vraag of het hoofdverblijf van [minderjarige] dient te worden gewijzigd.
Op grond van alle stukken en verklaringen komt de rechtbank tot de beslissing dat het in [minderjarige] belang is dat haar hoofdverblijf bij de vader wordt bepaald.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Tot eind november 2009 heeft de vader omgang gehad met [minderjarige]. Daarna heeft [minderjarige] door toedoen van de moeder geen contact meer met de vader gehad. Vanaf 2010 heeft de vader gerechtelijke procedures over erkenning, gezag en een zorgregeling gevoerd. Uit de stukken blijkt dat de moeder regelmatig niet is verschenen op afspraken bij de raad en nimmer is verschenen op afspraken bij de bijzonder curator, bij de Mutsaersstichting en ter terechtzittingen. De moeder legt rechterlijke uitspraken, waarbij een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] is vastgesteld, naast zich neer. De moeder is meerdere malen met [minderjarige] verhuisd zonder de vader daarover te informeren. De moeder onttrekt [minderjarige] aan het gezag van de vader. Door de handelswijze van de moeder ontneemt zij [minderjarige] het recht op verzorging en opvoeding door de vader.
Daarnaast onttrekt de moeder zich de laatste tijd ook aan de hulp in het kader van de ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft de GI weliswaar aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige], maar de GI kan dit niet onderbouwen met recente informatie. De GI geeft immers ook aan dat zij geen contact meer met de moeder heeft en dat de moeder aanwijzingen niet opvolgt. De rechtbank deelt de zorgen van de raad over [minderjarige]. Er is geen zicht meer op [minderjarige].
Nu in de afgelopen jaren alle mogelijkheden zijn benut en alle gepaste maatregelen zijn genomen om contact tussen de vader en [minderjarige] te realiseren, alles zonder succes, dient de conclusie te worden getrokken dat verder gaan op de ingeslagen weg niet zinvol is. Op het verzoekschrift van de vader dient thans te worden beslist en daarbij ziet de rechtbank zich voor een dilemma geplaatst: het verzoek afwijzen betekent dat [minderjarige] haar vader geruime tijd niet meer zal zien, wellicht nooit meer, maar het verzoek toewijzen betekent voor [minderjarige] een ingrijpende verandering. Toch acht de rechtbank, gelet ook op het gewijzigde advies van de raad, het in het belang van [minderjarige] dat zij haar hoofdverblijf bij de vader zal krijgen. [minderjarige] heeft recht op haar beide ouders en alleen als zij bij de vader woont is dit recht gewaarborgd, gelet op het voorgaande en op de overtuigende stelling van de vader dat hij het belangrijk vindt dat [minderjarige] contact heeft met haar moeder en dat hij haar de ruimte wil geven om loyaal aan de moeder te zijn.
Daarnaast acht de rechtbank het niet langer in het belang van [minderjarige] dat zij bij de moeder blijft wonen, omdat de moeder tekort schiet in de opvoeding. Door [minderjarige] aan het gezag van de vader te onttrekken, door rechterlijke uitspraken naast zich neer te leggen en door haar vlucht- en vermijdingsgedrag zorgt de moeder namelijk voor een instabiele opvoedingssituatie, die de rechtbank schadelijk acht voor [minderjarige], en geeft de moeder [minderjarige] verkeerde voorbeelden.
De rechtbank is zich ervan bewust dat wijziging van het hoofdverblijf voor [minderjarige] flinke consequenties zal hebben. Met de raad acht de rechtbank hierbij een taak voor de GI weggelegd.
Nu, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, niet te verwachten is dat de moeder vrijwillig meewerkt aan de tenuitvoerlegging van deze beschikking, zal de rechtbank het verzoek van de vader met betrekking tot de sterke arm toewijzen.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij contact houdt met de moeder. Gelet op de houding van de moeder tot nog toe acht de rechtbank een geconcretiseerde en onbegeleide omgang niet op zijn plaats. Omgang zal met de nodige waarborgen omkleed dienen te worden, om te voorkomen dat de moeder [minderjarige] wederom aan het gezag van de vader onttrekt. De rechtbank ziet een taak voor de GI weggelegd om het contact tussen de moeder en [minderjarige] te begeleiden in de frequentie die de GI in het belang van [minderjarige] acht.

3.Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarige[minderjarige], geboren op [2006] te [geboorteplaats], bij de vader is;
machtigt de vader om het hiervoor bepaalde zo nodig ten uitvoer te laten leggen of te handhaven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
bepaalt dat de moeder in het kader van de verdeling van zorg - en opvoedingstaken door de GI begeleide contacten met [minderjarige] kan hebben op de wijze en in de frequentie als de GI dit in het belang van [minderjarige] acht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 24 april 2015.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.