In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiser 1] en de echtelieden [eiser 2] en [eiseres 3], dat gedaagden, Q-BUSS, BIENS IMMOBILIERS B.V. en [naam 1] VASTGOED V.O.F., zouden meewerken aan de feitelijke en juridische levering van onroerende zaken, zoals vastgelegd in een koopovereenkomst van 13 december 2006. Eisers stelden dat gedaagden in verzuim waren omdat zij de onroerende zaken niet binnen de afgesproken termijn hadden afgenomen. De rechtbank oordeelde dat eisers geen spoedeisend belang hadden bij hun vordering, aangezien de tijd sinds de afgesproken leveringsdatum was verstreken en er geen concrete risico's waren die een spoedeisend belang rechtvaardigden. Bovendien werd overwogen dat de vordering van eisers mogelijk verjaard was, omdat de confraternele brief van 10 juli 2009 niet in het geding was gebracht. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eisers niet toewijsbaar was, zowel vanwege het gebrek aan spoedeisend belang als op inhoudelijke gronden. De vordering werd afgewezen en eisers werden veroordeeld in de proceskosten.