ECLI:NL:RBLIM:2015:5461

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
29 juni 2015
Zaaknummer
K-4702-4075320-EZ-15-83
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tot het verlengen van een machtiging tot beneficiaire aanvaarding ex art. 4:194 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tot machtiging voor beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van haar moeder, erflaatster. Het verzoek werd ingediend op 28 april 2015, waarbij [verzoekster] verzocht om de mogelijkheid om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, omdat zij vreesde voor mogelijke schulden die de baten zouden kunnen overtreffen. De executeur, mr. drs. C.M.J.E. P. Meerts, had eerder aan [dochter D] en [dochter B] gevraagd of zij de nalatenschap wilden aanvaarden, verwerpen of beneficiair aanvaarden. [dochter D] had op 3 oktober 2014 een verklaring van zuivere aanvaarding ondertekend, wat complicaties met zich meebracht toen zij later alsnog beneficiair wilde aanvaarden. De kantonrechter overwoog dat de wettelijke bepalingen omtrent aanvaarding van een nalatenschap niet met de uitleg van de erflaatster konden worden gepasseerd. Het verzoek van [dochter D] werd afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel was dat de aangevoerde onredelijkheid niet voldoende gewicht had om het verzoek te honoreren. Tevens werd [dochter D] opgedragen om medewerking te verlenen aan [zoon A] voor het opvragen van stukken inzake de nalatenschap van vader, waarbij artikel 4:78 BW in acht werd genomen. De kosten werden voor iedere partij afzonderlijk bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4075320 \ EZ VERZ 15-83

Beschikking erfrecht van de kantonrechter van 26 juni 2015

Op 28 april 2015 is ter griffie van de rechtbank Limburg, burgerlijk recht / kanton, locatie Roermond een verzoekschrift (met producties) ingediend door [verzoekster], wonende te [woonplaats verzoekster], [adres verzoekster].
Verzoekster vraagt de kantonrechter haar ingevolge het bepaalde in artikel 4: 194 BW te machtigen de nalatenschap van erflaatster alsnog beneficiair te kunnen aanvaarden.
Op 28 mei 2015 heeft mr. drs. C.M.J.E. P. Meerts een verweerschrift (met producties) ingediend.
Op 3 juni 2015 is ingekomen een verweerschrift (met producties) dat zich richt tegen bovengenoemd verzoekschrift, ingediend door [verweerder 1], wonende te [woonplaats verweerder 1], aan de [adres verweerder 1], alsmede door [verweerster 2], wonende te [woonplaats verweerster 2], aan de [adres verweerster 2]. Tevens wordt daarin verzocht [verzoekster] voornoemd te verplichten toestemming te verlenen aan [verweerder 1] om stukken inzake de nalatenschap van vader op te mogen vragen teneinde erfdelen vast te stellen, danwel een vervangende machtiging af te geven aan [verweerder 1] teneinde met deze machtiging de stukken op te gaan vragen bij de instanties.
Op 11 juni 2015 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij zijn verschenen de executeur, [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde mr. R.S.S. Ijff, [dochter B], [verweerster 2] bijgestaan door haar gemachtigde mr. M. de Boer alsmede [verweerder 1] bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E. Emons,

De beoordeling

Gelet op bovenvermelde verzoeken, de inhoud van de producties, het verhandelde ter zitting alsmede de betrekkelijke wetsartikelen, overweegt de kantonrechter het navolgende.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
Op [overlijdensdatum moeder] is overleden mevrouw [moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder], hierna te noemen erflaatster c.q. moeder. Zij was gehuwd met de heer [vader] die overleden is op [overlijdensdatum vader] en die bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt.
Samen hadden zij vier kinderen: zoon [verweerder 1] (hierna te noemen: [zoon A]), dochter [dochter B], gehuwd met [X] (hierna te noemen: [dochter B]), dochter [verweerster 2], gehuwd met [Y] (hierna te noemen: [dochter C]) en dochter [verzoekster] gehuwd met [Z] (hierna te noemen [dochter D]).
Bij haar op 17 februari 2014 verleden testament heeft erflaatster aan [dochter D] een legaat verstrekt, alsmede haar en [dochter B] tot haar enige erfgenamen benoemd. [dochter C] en [zoon A] zijn daarbij uitdrukkelijk als haar erfgenamen in haar nalatenschap uitgesloten.
Tot executeur in deze nalatenschap is benoemd Meerts Belastingadvies en Rechtsbijstand B.V. die in de persoon van mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts (hierna te noemen: de executeur) het executeurschap heeft aanvaard.
Bij aangetekend verzonden brief d.d. 30 mei 2014 heeft de executeur aan [dochter D] verzocht zich erover uit te laten of zij de nalatenschap van haar moeder wenst te aanvaarden, verwerpen danwel beneficiair te aanvaarden. Als bijlage bij dat verzoek was een toelichting genaamd “erfopvolging in het algemeen” gevoegd.
Bij e-mail d.d. 23 juli 2014 (van 9.42 uur) aan [dochter D] en [dochter B] heeft de executeur (onder meer) hen (wederom) verzocht zich uit te laten over hun wens te aanvaarden, verwerpen danwel beneficiair te aanvaarden.
Bij antwoord e-mail van 23 juli 2014 (21:26 uur) heeft [dochter D] gereageerd met : “ik aanvaard de nalatenschap”.
Op 31 juli 2014 hebben [dochter D] en [dochter B] een gesprek gehad met de executeur.
Op 3 oktober 2014 heeft [dochter D] (de haar door de executeur op 29 september 2014 per e-mail toegezonden) ‘onderhandse verklaring van zuivere aanvaarding’ ondertekend waarin zij verklaart de nalatenschap van erflaatster zuiver te aanvaarden, na kennis genomen te hebben van de brief van 30 mei 2014 met bijlagen van de executeur alsmede ervan op de hoogte te zijn dat een erfgenaam door zuivere aanvaarding ook verplicht is de schulden der nalatenschap uit eigen vermogen te voldoen, zelfs indien de schulden de baten overtreffen.
Eenzelfde ‘onderhandse verklaring van zuivere aanvaarding” was reeds door [dochter B] ondertekend op 29 september 2014.
Op 11 november 2014 heeft [dochter D] een ‘onderhandse verklaring van beneficiaire aanvaarding’ ondertekend inzake de nalatenschap van haar vader, alsmede op diezelfde datum een ‘onderhandse verklaring van beneficiaire aanvaarding’ inzake de nalatenschap van zowel haar moeder als haar vader.
[zoon A] en [dochter C] hebben aanspraak gemaakt op hun legitieme portie uit de nalatenschap van moeder en hun erfdeel uit de nalatenschap van vader.
Ter zitting heeft [dochter D] gesteld niet bekend te zijn met het testament van vader; [zoon A] en [dochter C] beschikten ter zitting wel over een exemplaar van het testament van vader. De kantonrechter is van oordeel dat partijen daar zelf uit kunnen komen, door bijvoorbeeld bevraging van het Centraal Testamentenregister. Ter zitting zijn partijen het er over eens dat moeder op de nalatenschap van vader mocht interen c.q. verteren, althans dat het testament van vader - waaruit mr. de Boer heeft geciteerd - een en ander niet expliciet verbiedt.
Beoordeeld dient te worden of er sprake is van zuivere aanvaarding van de nalatenschap van moeder. Ten aanzien van [dochter B] geldt dat zij op 29 september 2014 de nalatenschap van moeder zuiver heeft aanvaard door ondertekening van de ‘onderhandse verklaring van zuivere aanvaarding’. Ter zitting heeft zij een en ander erkend.
Ten aanzien van [dochter D] geldt dat zij zowel in de hierboven weergegeven e-mail van 23 juli 2014 als schriftelijk op 3 oktober 2014 heeft aangegeven zuiver te aanvaarden. Ter zitting heeft de executeur desgevraagd aangegeven dat hij de drie verschillende opties voor een erfgenaam (zuiver aanvaarden dan wel beneficiair aanvaarden dan wel verwerpen) heeft uitgelegd. [dochter D] heeft erkend c.q. niet betwist dat zij de door de executeur gegeven uitleg toen heeft begrepen.
Thans wenst [dochter D] terug te komen op deze zuivere aanvaarding en wenst zij alsnog gemachtigd te worden om beneficiair te mogen aanvaarden. Zij verwijst daarvoor onder meer naar een uitspraak van de Rechtbank Limburg locatie Roermond d.d. 1 februari 2013 (ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0690). De kantonrechter gaat aan deze uitspraak voorbij omdat, anders dan daar toen het geval was, in casu er geen sprake van is dat de stellingen betreffende onredelijkheid niet zijn weersproken. Integendeel, [zoon A] en [dochter C] hebben ter zitting betoogd dat juist zij onredelijk worden benadeeld. Desgevraagd heeft de executeur verwoord dat hij voorafgaande aan het maken van het testament met moeder heeft besproken dat zij zowel [zoon A] als [dochter C] wilde onterven, waarbij hij heeft aangegeven dat onterving alleen haar nalatenschap kon betreffen en niet die van haar overleden echtgenoot alsmede dat onterving de legitieme portie onverlet laat. Ook heeft hij verklaard dat de notaris voorafgaande aan het opmaken van het testament uitvoerig met moeder heeft gesproken, “hij is zeker een uur binnen geweest”.
De kantonrechter acht de aangevoerde onredelijkheid in dit geval van te weinig gewicht om te komen tot toewijzing van het verzoek van [dochter D] en overweegt voorts daartoe ook het volgende.
Het stelsel van zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding en verwerping is een wettelijk stelsel waarbij de zuivere aanvaarder altijd het risico loopt dat de schulden hoger zijn dan de opbrengsten zodat hij/zij moet betalen in plaats van te ontvangen. Dat wettelijk stelsel is met voldoende waarborgen omkleed en kan in beginsel niet met enkel uitleg van de bedoelingen van erflaatster in een testament worden gepasseerd. Weliswaar overweegt de wetgever (in de concept wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden) artikel 4:194 a BW in te voeren maar zover is het nog niet en de kantonrechter ziet, juist gelet op de recente invoering van het nieuwe erfrecht in 2003, al helemaal geen reden voor anticiperende toepassing daarvan. Het verzoek van [dochter D] zal dan ook worden afgewezen.
Het door [zoon A] gedane verzoek om [dochter D] te verplichten toestemming te verlenen aan hem om stukken inzake de nalatenschap van vader op te mogen vragen, zal worden toegewezen zoals hierna bepaald. Artikel 4:78 BW geeft [zoon A] als legitimaris immers het recht op informatie, aanspraak op inzage en afschriften van de bescheiden die voor de berekening van de legitieme portie nodig is. Aangezien de legitieme portie in de nalatenschap van moeder samenhangt met de (eerder opengevallen) nalatenschap van vader en de daaruit voortspruitende vorderingen van de vier kinderen op (de nalatenschap van) moeder, kan [zoon A] dat recht niet ontzegd worden. Daarbij dient aangetekend te worden dat de gemachtigde van [dochter D] ter zitting heeft aangegeven geen juridische argumenten te hebben die zouden moeten leiden tot het weigering van het verstrekken van informatie.
Gelet op de familierelatie is de kantonrechter van oordeel dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten dient te dragen.

De beslissing

De kantonrechter:
Wijst af het door [dochter D] ingediende verzoek om alsnog gemachtigd te worden tot beneficiaire aanvaarding van bovengenoemde nalatenschap.
Gebiedt [dochter D] medewerking te verlenen aan [zoon A] om stukken inzake de nalatenschap van vader op te vragen, een en ander door ondertekening van het formulier ‘machtiging/toestemming’ dat als bijlage bij productie 1 van het verweerschrift houdende zelfstandig verzoek is gevoegd.
Bepaalt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Wijst - voor zoveel nodig - het meer of anders gevorderde af.
Aldus gegeven door mr. drs. O.M. de Lange en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
mlzr: em