ECLI:NL:RBLIM:2015:5873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
03/206791 / HA RK 15-124
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 10 maart 2015 beroep ingesteld bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond. Verzoeker heeft de verwerende partij in gebreke gesteld en na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 7 april 2015, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft hij op 11 april 2015 een verzetschrift ingediend. De behandeling van het verzet stond gepland voor 2 juli 2015, waarbij mr. Th.M. Schelfhout de zaak zou behandelen. Verzoeker heeft op 25 mei 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Schelfhout, omdat hij vreest voor vooringenomenheid en een oneerlijk proces.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden van verzoeker niet voldoende zijn om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de aangevoerde gronden voornamelijk betrekking hebben op procesbeslissingen en dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking daarom buiten behandeling gesteld, met de opmerking dat verzoeker geen voorwaarden kan stellen aan de behandeling van het wrakingsverzoek. Bovendien heeft de wrakingskamer aangegeven dat verzoeker misbruik maakt van de wrakingsprocedure door opvolgende verzoeken in te dienen die in strijd zijn met de bedoeling van de procedure.

De beslissing van de wrakingskamer is gegeven op 30 juni 2015 door de voorzitter en twee leden, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum beslissing: 30 juni 2015
zaaknummer: 03/206791 / HA RK 15-124
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoeker],wonende te [woonplaats], (hierna: verzoeker)
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. Th.M. Schelfhout, rechter in deze rechtbank (hierna ook: de rechter).

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 10 maart 2015 beroep ingesteld bij de bestuursrechter tegen een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift en nadat verzoeker bij brief van 23 februari 2015 de verwerende partij, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, in gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen. Bij uitspraak van 7 april 2015 heeft de rechtbank, in dit geval door mr. R.A.M.M. Gijselaers, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat op 23 februari 2015 de termijn om te beslissen nog niet was verstreken. Verzoeker heeft op 11 april 2015 een verzetschrift ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2015 en op 19 mei 2015 is aan verzoeker de kennisgeving van de geplande behandeling van het verzet ter zitting op 2 juli 2015 gestuurd. Daarbij is meegedeeld dat mr. Schelfhout de verzetzaak behandelt. Bij brief van 25 mei 2015 heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
1.2.
De rechter heeft de wrakingskamer laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten.
2.De grond van het wrakingsverzoek
2.1.
Als grond voor het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd dat hij vreest voor (objectieve) vooringenomenheid, partijdigheid, en een oneerlijk proces, omdat zijn beroep vereenvoudigd is behandeld, omdat verzoeker zich oneerlijk behandelt voelt in de verzetprocedure, omdat verzoeker aan het vooronderzoek van de verzetschriftprocedure eisen stelt waaraan niet is voldaan, omdat verzoeker verwacht dat de procedure daartoe leidt dat hij de door hem gewenste materieel gemotiveerde besluiten en informatie ontvangt, omdat verzoeker aanspraak maakt op een volle, en niet een marginale, toetsing, en omdat de huidige procesgang afbreuk doet aan de rechten en belangen die verzoeker bij zijn zaak heeft.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter stelt in zijn schriftelijke reactie van 5 juni 2015 niet in te zien dat het feit dat hij voorafgaand aan de zitting niet is ingegaan op verzoeken reeds een oordeel te geven over enkele rechtsvragen en een aantal procesbeslissingen te nemen, de door verzoeker bedoelde vrees voor (objectieve) vooringenomenheid, partijdigheid en een oneerlijk proces met zich kan brengen.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat het onderhavige verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moet worden gesteld en dat om die reden geen mondelinge behandeling nodig wordt geacht. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de rechtbank bij besluit van 5 februari 2014. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.
4.2.
De door verzoeker aangevoerde gronden die tot het wrakingsverzoek hebben geleid zien allen op procesbeslissingen, die in beginsel geen feiten of omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat kan anders zijn indien een aangevochten procesbeslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Indien en voor zover al sprake is van een beslissing van de rechter om voorafgaand aan de zitting niet te reageren op verzoeken van verzoeker omtrent de inrichting van de verzetprocedure, ziet de wrakingskamer geen aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing. Feitelijk heeft slechts een toewijzing van de zaak van verzoeker aan de rechter plaatsgevonden en heeft op het moment dat verzoeker de wraking van de rechter heeft verzocht nog geen processuele of inhoudelijke bemoeienis plaatsgevonden. In die omstandigheden kan niet worden gesproken van handelingen of gedragingen die de rechter raken en die een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet tot toewijzing van het verzoek kan leiden en het verzoek voor kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden gehouden. Op die grond zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek buiten behandeling stellen.
4.4.
Voor zover verzoeker eisen stelt aan de wijze waarop het wrakingsverzoek gericht tegen de rechter moet worden behandeld, is de wrakingskamer van oordeel dat het niet aan verzoeker is om voorwaarden te stellen, nu immers de Algemene wet bestuursrecht en het wrakingsprotocol van de Rechtbank Limburg dergelijke voorwaarden niet stellen aan de behandeling van een wrakingsverzoek. Om die reden kan niet worden tegemoetgekomen aan de door verzoeker gestelde voorwaarden.
4.5.
De wrakingskamer oordeelt daarnaast dat verzoeker, door het indienen van elkaar opvolgende (voorwaardelijke) wrakingsverzoeken, die gebaseerd zijn op gronden die in strijd komen met de bedoeling van de wrakingsprocedure, misbruik maakt van de bevoegdheid tot wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen, dat een volgend verzoek tot wraking op de hier bedoelde gronden niet in behandeling wordt genomen.

5.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- stelt het verzoek tot wraking van mr. Th.M. Schelfhout buiten behandeling;
- bepaalt dat een volgend verzoek, gebaseerd op gronden die in strijd komen met de bedoeling van de wrakingsprocedure, niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. A.K. Kleine, leden, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en uitgesproken op
30 juni 2015.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.