ECLI:NL:RBLIM:2015:6229

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
C-03-208003 - KG ZA 15-333
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing blokkering inschrijving als woningzoekende door woningcorporatie in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en Woningstichting Woonpunt. De eiser, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.P. Ruysink, vorderde de opheffing van de blokkade van zijn inschrijving als woningzoekende bij het Woningburo. Deze blokkade was door Woonpunt opgelegd vanwege een betalingsachterstand die de eiser en zijn echtgenote hadden na een eerdere ontbinding van hun huurovereenkomst en ontruiming van hun woning. De eiser stelde dat de blokkade in strijd was met de maatschappelijke zorgvuldigheid, omdat hij en zijn gezin hierdoor al anderhalf jaar geen toegang hadden tot sociale huurwoningen en noodzakelijke maatschappelijke hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/208003 KG ZA 15-333
Vonnis in kort geding van 22 juli 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.P. Ruysink,
tegen:
de stichting
WONINGSTICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
gemachtigde [naam consulent incasso] .
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonpunt worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juli 2015
  • de mondelinge behandeling van 16 juli 2015, waarbij zijn verschenen [eiser] , vergezeld van zijn echtgenote [naam echtgenote] en bijgestaan door mr. Ruysink, en namens Woonpunt [naam consulent incasso] , consulent incasso vergezeld van [naam sociaal beheerder] , sociaal beheerder Woonpunt en mr. [naam deurwaarder] , toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder bij Haenen Gerechtsdeurwaarder
  • de fax van 16 juli 2015, houdende overlegging kopie machtiging Woonpunt
  • de door Woonpunt op 16 juli 2015 bij de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht afgegeven machtiging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van 28 november 2012 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht de tussen [eiser] , [naam echtgenote] (hierna: [naam echtgenote] ) en Woonpunt bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) ontbonden en [eiser] en [naam echtgenote] veroordeeld tot ontruiming van de woning.
2.2.
Bij voornoemd vonnis zijn [eiser] en [naam echtgenote] tevens veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.592,16 aan huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 375,86 voor elke maand of gedeelte daarvan dat [eiser] en [naam echtgenote] vanaf 1 augustus 2012 de woning niet hebben ontruimd en ter vrije beschikking van Woonpunt hebben gesteld en een bedrag van € 891,64 aan proceskosten.
2.3.
Op 30 november 2012 heeft de betekening van het vonnis plaatsgevonden, waarbij de ontruiming tegen 3 januari 2013 is aangezegd. De gerechtelijke ontruiming van de woning heeft vervolgens op de aangezegde datum plaatsgevonden.
2.4.
Per 3 oktober 2013 hebben [eiser] en [naam echtgenote] alle betalingen voldaan waartoe zij bij voornoemd vonnis zijn veroordeeld. Woonpunt heeft de naar aanleiding van de betalingsvordering opgeworpen blokkade als woningzoekende bij het Woningburo na vorenbedoelde betalingen onverkort gehandhaafd.
2.5.
Middels brieven en e-mails aan Woonpunt en de bij de zaak betrokken deurwaarder, te weten mr. [naam deurwaarder] , heeft de advocaat van [eiser] en [naam echtgenote] , mr. Ruysink, vanaf oktober 2013 getracht om inzicht te krijgen in de hoogte en de specificatie van de aan de blokkade ten grondslag gelegde betalingsvordering (de na het vonnis ontstane kosten) en tot opheffing van de blokkade als woningzoekenden te komen.
2.6.
Bij brief van 27 januari 2014 heeft Woonpunt aan [eiser] en [naam echtgenote] , voor zover relevant, bericht:
“Uw advocaat Mr. H. Ruysink heeft via deurwaarder Haenen Woonpunt verzocht de blokkade bij het Woningburo op te heffen, zodat u weer in aanmerking kunt komen voor een woning via het Woningburo.
U heeft weliswaar de volledige huurachterstand en een gedeelte van de ontruimingskosten bij deurwaarder Haenen afbetaald, maar een gedeelte van de kosten van de ontruiming en de totale kosten herstel van het pand [adres] te [woonplaats] zijn nog niet betaald. Op dit moment staat er nog een post van € 5034,73 open aan kosten ontruiming en een bedrag van € 3503,25 aan kosten herstel pand [adres] te [woonplaats] . (…)
Op het moment dat u 75% van het totaalbedrag van € 8537,98 heeft betaald, zal Woonpunt de blokkade van het Woningburo opheffen. (…).”
2.7.
In reactie op voornoemde brief heeft mr. Ruysink bij brief van 26 februari 2014 aan Woonpunt bericht, dat zijn cliënten bereid zijn tot het treffen van een betalingsregeling, mits een overzicht wordt verstrekt waarop de na het vonnis ontstane kosten gespecificeerd worden weergeven én het op grond van het onder het UWV gelegde executoriale beslag reeds betaalde bedrag wordt meegenomen in de berekening van hetgeen zijn cliënten nog aan Woonpunt zijn verschuldigd.
2.8.
Bij brief van 26 maart 2014 heeft Woonpunt, voor zover relevant, bericht:
“Wij sturen u hierbij de nota van Centrum Verhuizingen inzake de ontruiming, het gedeeltelijk opslaan inventaris en afvoeren inventaris ter vernietiging ten bedrage van € 4873,55. Tevens sturen wij u de specificatie van de fa. Smeets Vastgoedservice voor een bedrag van € 3503,25. (…)
Na overleg met de seniormedewerker incasso is het navolgende besloten. Indien de heer en mevrouw [eiser] 75% van de hoofdsom (€ 16007,02), zijnde een bedrag van € 12000,00 hebben betaald en voor het restant van € 4007,20 een betalingsregeling hebben afgesproken - waarbij na enkele maanden is gebleken dat uw cliënten de betalingsregeling nakomen - zal Woonpunt overgaan tot het deblokkeren van de inschrijving bij het Woningburo. (…).”
2.9.
Tot aan de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft Woonpunt nagelaten om het door [eiser] gevraagde eenduidige en gespecificeerde overzicht van de na het vonnis ontstane kosten, te weten de mutatiekosten (kosten van schoonmaak en herstel) en de ontruimingskosten, te verschaffen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter Woonpunt, bij vonnis uitvoerbaar bij
voorraad, zal veroordelen:
om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de blokkade van [eiser] als woningzoekende bij het Woningburo op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat Woonpunt hiermee in gebreke is;
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat Woonpunt al anderhalf jaar verzaakt om een eenduidig en gespecificeerd overzicht te verstrekken van de na het vonnis ontstane kosten, zodat [eiser] tot op heden niet in de gelegenheid is gesteld om te beoordelen of de gestelde kosten in redelijkheid zijn gemaakt. [eiser] en de tot zijn gezin behorende personen komen vanwege de blokkade door Woonpunt al ruim anderhalf jaar niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, hetgeen ertoe leidt dat zij ook geen aanspraak kunnen maken op de voor hen noodzakelijke maatschappelijke hulpverlening en financiële ondersteuning. Dat Woonpunt in onderhavige casus haar beleid ten aanzien van het blokkeren van inschrijvingen als woningzoekende bij het Woningburo handhaaft, is dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [eiser] .
3.3.
Woonpunt heeft de (grondslag van de) vordering betwist. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de gevraagde voorziening en de gebleken omstandigheden heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang bij deze procedure.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter, die in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure geconfronteerd wordt met hetzelfde feitencomplex, zal oordelen dat een met de gevraagde voorziening overeenstemmende of vergelijkbare vordering zal slagen.
4.3.
Voorop wordt gesteld dat het woningcorporaties in beginsel vrijstaat om te bepalen met wie zij al dan niet een huurovereenkomst wensen aan te gaan. Vanwege de maatschappelijke verantwoordelijkheid die woningcorporaties - als toegelaten instelling van volkshuisvesting in de zin van artikel 70 van de Woningwet - toekomt, wordt deze contractsvrijheid echter beperkt, in die zin dat onder bepaalde omstandigheden extra zorgvuldigheid mag worden gevergd bij het al dan niet aangaan van contractuele relaties. Dit laatste geldt ook ten aanzien van het wel of niet opheffen van een blokkade als woningzoekende bij een woningbureau.
4.4.
Er kunnen zich dan ook bijzondere gevallen voordoen, waarin het blokkeren van een inschrijving als woningzoekende in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid die een woningcorporatie in aanmerking moet nemen. Of zich een bijzonder geval als hiervoor bedoeld voordoet, is mede afhankelijk van de gronden die aan de weigering tot woning-bemiddeling ten grondslag zijn gelegd, bezien in relatie met de in het geding zijnde belangen van de woningzoekende.
4.5.
Aan haar blokkade van [eiser] als woningzoekende bij het Woningburo heeft Woonpunt ten grondslag gelegd, dat de bij het Woningburo aangesloten woningcorporaties gehouden zijn om, op grond van het door hen opgestelde beleid, de inschrijving als woningzoekende te blokkeren indien de betreffende inschrijver een betalingsachterstand heeft bij de woningcorporatie.
4.6.
Hoewel in algemene zin kan worden aangenomen dat een woningcorporatie een redelijk belang heeft bij het in acht nemen van een dergelijk criterium, kan het beroep van Woonpunt op het door haar gevoerde beleid in onderhavig geschil niet slagen. Nog daargelaten dat Woonpunt heeft nagelaten om bescheiden te overleggen waaruit het door haar en de bij het Woningburo aangesloten woningcorporaties gevoerde beleid blijkt, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het handhaven van de blokkade in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid die Woonpunt in deze zaak in aanmerking moet nemen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.7.
Om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning die behoort tot de portefeuille van Woonpunt dan wel van de woningcorporaties Maasvallei en Servatius - in Maastricht respectievelijk het Mergelland -, dienen woningzoekenden zich in te schrijven bij het Woningburo. Daar deze woningcorporaties een monopolie positie hebben, brengt dit woningverdelingssysteem mee dat woningzoekenden waarvan de inschrijving is geblok-keerd geen sociale huurwoning in deze regio toegewezen kunnen krijgen.
Met de blokkade van de inschrijving als woningzoekende bij het Woningburo, wordt het [eiser] en de tot zijn gezin behorende personen aldus onmogelijk gemaakt om - in de omgeving waarin zij zijn geworteld - een nieuwe sociale huurwoning te vinden. Daar [eiser] , zoals onbetwist is gesteld, evenmin over de financiële middelen bezit om een huurovereenkomst aan te gaan met betrekking tot een huurwoning in de vrije sector, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het aannemelijk is dat [eiser] geen vast woonadres zal verkrijgen zolang de blokkade van de inschrijving als woningzoekende voortduurt.
4.8.
Nu onweersproken is gesteld dat voor het verkrijgen van de noodzakelijke maatschappelijke hulpverlening en financiële ondersteuning een vast woonadres is vereist, acht de voorzieningenrechter het belang van [eiser] bij het opheffen van de blokkade van de inschrijving als woningzoekende onder de in deze zaak aan de orde zijnde omstandig-heden zodanig zwaarwegend dat het handhaven van deze blokkade naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Immers heeft Woonpunt - ondanks dat zij herhaalde verzoeken hiertoe heeft verkregen en wetenschap had van de sociale en financiële positie van [eiser] en zijn gezin - eerst ter mondelinge behandeling de bereidheid getoond om de aan de blokkade ten grondslag gelegde betalingsvordering nader te specificeren. De voorzieningenrechter acht het, mede gelet op de maatschappelijke positie van Woonpunt, onaanvaardbaar gedurende anderhalf jaar na te laten duidelijkheid te verschaffen. Daarbij word bovendien relevant geacht dat Woonpunt tijdens die lange periode waarin zij de blokkade heeft gehandhaafd, heeft nagelaten om via een gerechtelijke procedure een titel voor verhaal te verkrijgen. Derhalve heeft zij al die tijd de blokkade gebaseerd op een niet in rechte vaststaande vordering.
4.9.
Voorgaande brengt mee dat de gevraagde voorziening zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom op de navolgende grond zal worden afgewe-zen. Woonpunt heeft gesteld mee te zullen werken aan een veroordelend vonnis en de voorzieningenrechter gaat er vanuit dat Woonpunt - nu dit vonnis geen oordeel behelst over de gehoudenheid van Woonpunt om een huurovereenkomst met [eiser] aan te gaan - ook mee zal werken. Er bestaat derhalve onvoldoende aanleiding om het gevorderde op straffe van een dwangsom toe te wijzen.
4.10.
Ten overvloede wordt overwogen dat het gegeven dat de verschuldigdheid van de na het vonnis van 28 november 2012 aan de zijde van Woonpunt ontstane kosten nog niet in rechte vaststaat, niet de conclusie rechtvaardigt dat [eiser] niet gehouden is tot betaling. Het is, zoals [eiser] ter mondelinge behandeling heeft erkend, dan ook zaak dat partijen tot een betalingsregeling komen voor deze alsnog vast te stellen kosten.
4.11.
Woonpunt zal, als de in het ongelijke gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op:
dagvaarding: € 94,19
griffierecht: € 78,00
salaris gemachtigde:
€ 527,00
totaal: € 699,19

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Woonpunt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de blokkade van [eiser] als woningzoekende bij het Woningburo op te heffen,
5.2.
veroordeelt Woonpunt in de aan de zijde van [eiser] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op een bedrag van € 699,19,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG