Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
2 [verweerder sub 2],
3 [verweerder sub 3],
4 [verweerder sub 4],
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Limburg
In deze zaak gaat het om de vraag of de vordering van een slachtoffer van een onrechtmatige daad is verjaard. Het slachtoffer, die op achtjarige leeftijd ernstige gebitsschade opliep door een actie van een zesjarige jongen, heeft zijn schade tot zijn achttiende levensjaar vergoed gekregen door zijn ziektekostenverzekeraar. Na zijn achttiende, toen hij niet meer verzekerd was voor tandheelkundige kosten, deed zich opnieuw schade voor aan zijn gebit. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de veroorzaker, Reaal, doet een beroep op verjaring van de vordering, omdat het slachtoffer gedurende twaalf jaar geen vordering heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn is aangevangen op het moment dat de aansprakelijkheid door de verzekeraar werd erkend, en dat het beroep op verjaring niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank wijst het verzoek van het slachtoffer af, maar veroordeelt Reaal wel in de proceskosten. De beslissing benadrukt het belang van de wettelijke verjaringsregels en de rechtszekerheid die deze bieden voor zowel schuldenaren als schuldeisers.