ECLI:NL:RBLIM:2015:6858

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
C/03/209414 KG ZA 15/405
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over conservatoir eigenbeslag en huurpenningen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] betrokken bij een geschil met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De procedure betreft een executiegeschil waarbij de eisers vorderen dat de door de gedaagde gelegde executoriale beslagen op hun bankrekeningen worden opgeheven. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juni 2015, waarin de eisers zijn veroordeeld tot betaling van achterstallige huur aan de gedaagde. De eisers hebben conservatoir eigenbeslag gelegd op hun vorderingen op de gedaagde, wat hen in staat stelt om hun vorderingen veilig te stellen. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot opheffing van het conservatoire beslag. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het conservatoire beslag de executie van het eerdere vonnis niet frustreert. De vorderingen van de eisers zijn toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/209414 / KG ZA 15/405
MD
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2015
in de zaak van:

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat mr. W.N. Scheien,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Advocatenkantoor [naam advocaat] B.V.,
statutair gevestigd te Maastricht, kantoorhoudend te Meerssen,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] respectievelijk [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden genoemd.

1.De procedure

in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 12;
- de aanvullende productie 13 (memorie van grieven) van de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] ;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie in kort geding van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 1 tot en met 5;
- de pleitnotitie met producties 14 tot en met 17 van de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] ;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 6 augustus 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende vast.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was maat in de maatschap [naam advocaat] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] Advocaten, kantoorhoudend aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Bij brief d.d. 30 december 2014 – en nog diezelfde dag door de deurwaarder betekend – hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] de samenwerking met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met onmiddellijke ingang opgezegd. Mr. [naam advocaat] (hierna te noemen [naam advocaat] ) heeft vervolgens aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (mr. E.H.M.H. Prickartz) verzocht om zich per 31 december 2014 om 23.00 uur te laten schrappen van het tableau. Niet in geschil is dat [naam advocaat] – in ieder geval – vanaf 1 januari 2015 van het tableau is geschrapt. Vanaf
1 januari 2015 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] onder de naam [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] Advocaten hun advocatenpraktijk voortgezet. Hun kantooradres is ongewijzigd gebleven.
2.3.
Het pand [adres] te [vestigingsplaats] is eigendom van [naam 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (en zal hierna worden aangeduid als ‘het pand’, met inbegrip van de ruimtes die de maatschap [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] Advocaten gebruikt voor de uitoefening van haar advocatenpraktijk).
2.4.
Mr. E.H.M.H. Prickartz (in zijn voormelde hoedanigheid van deken) heeft een bemiddelingsverzoek gekregen en een bijeenkomst gelast. Aan het slot van die bijeenkomst zijn afspraken gemaakt tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] enerzijds en [naam advocaat] anderzijds. Die afspraken zijn neergelegd in een schrijven van mr. E.H.M.H. Prickartz d.d. 29 januari 2015 (productie 16). Onder meer is afgesproken:
“6.
[naam advocaat] houdt volledig toegang tot het kantoor tijdens kantooruren. Een sleutel wordt niet aan [naam advocaat] verstrekt.
7.
(…)”.
2.5.
Tussen partijen is een geschil gerezen over de betaling van de huurpenningen vanaf 1 januari 2015 ter zake het pand. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft daarop de maatschap naar burgerlijk recht [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] Advocaten in kort geding gedagvaard. De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, heeft bij vonnis in kort geding van 3 juni 2015 [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling (aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) van een bedrag van € 10.936,80 inzake achterstallige huur over de periode januari tot en met juni 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.6.
Op 19 maart 2015 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] aan J. Reintjens RB RBA, F. van Harn en mr. P. Goessens een verzoek tot arbitrage gedaan (dat deze wijze van geschilbeslechting is overeengekomen staat niet ter discussie). In dit verzoek van 19 maart 2015 zijn de geschilpunten weergegeven. Ook hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] reeds hun eigen standpunten over die geschilpunten weergegeven. De arbiters hebben vervolgens schriftelijk bevestigd dat zij als arbiters optreden. Nadien hebben zij een concept-procesreglement naar [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] enerzijds en [naam advocaat] anderzijds gezonden. Nadat daar geen opmerkingen over waren, is dit concept-procesreglement definitief door de arbiters vastgesteld. Van Uden heeft vervolgens bij e-mailbericht van 10 mei 2015 gereageerd op de standpunten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] .
2.7.
Op 18 juni 2015 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] een verzoek (met producties) ‘tot het leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken, op aandelen op naam en onder de schuldeiser zelf’ bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, ingediend (alhier geregistreerd onder nummer 207546 KG RK 15-596). Gerekestreerde is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] Bij faxbericht van 19 juni 2015 (met productie) hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hun verzoek, vanwege een verouderd kadastraal nummer, gewijzigd. Het gewijzigde verzoek luidt als volgt:
“Verzoekers wenden zich tot U E.A. met het eerbiedige verzoek om aan hen te vergunnen om, tot zekerheid van het verhaal van al haar vorderingen, conservatoir beslag te doen leggen op de navolgende zaken van gerekestreerde:
a.
a) het 1/3e onderverdeeld aandeel van gerekestreerde in de eigendom van het kadastraal object met aanduiding Meerssen [kadasternummer] , groot 4 a, 50 ca.;
b) de aandelen welke door gerekestreerde worden gehouden in Pensioenvoorziening [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
c) alle vorderingen van gerekestreerde op verzoekers krachtens het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 juni 2015,
zulks te vermeerderen met renten en kosten, vooralsnog begroot op 30% van het thans gevorderde, derhalve € 66.314,
derhalve voor een bedrag van € 287.361.”
2.7.1.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, (hierna te noemen: de beslagrechter), heeft op 19 juni 2015 als volgt op het gewijzigde verzoek beslist:
“Toegestaan als verzocht onder de ‘redenen waarom’ ad a) en b) met begroting van de vordering voorlopig op € 287 371,-- (zegge: tweehonderdzevenentachtigduizend-driehonderd-eenenzestig euro);
Houdt de beslissing op het onder ‘redenen waarom’ ad c) verzochte aan teneinde verzoekers in de gelegenheid te stellen de voorzieningenrechter te informeren of zij daarmee (‘alle vorderingen van gerekwestreerde op verzoekers’) beogen beslag onder zichzelf te leggen en zo ja, nu dit jegens hen ten gunste van gerekwestreerde gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling zou kunnen frustreren (zie beslagsyllabus eigenbeslag toelichting noot 5) of er nog bijzonder gronden zijn aan te duiden die zulks zouden rechtvaardigen;”
2.7.2.
Bij faxbericht van 22 juni 2015 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hun verzoek onder c), conform het verzoek van de beslagrechter, nader toegelicht. In die toelichting hebben zij gesteld dat zij inderdaad beslag onder zichzelf wensen te leggen voor alle vorderingen die gerekwestreerde ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) op [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] heeft uit hoofde van het vonnis van 3 juni 2015. Er zijn volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] bijzondere gronden die dat rechtvaardigen. In hun faxbericht hebben zij die gronden toegelicht. Op deze plek wordt met een verwijzing naar de inhoud van dat faxbericht volstaan.
2.7.3.
Op 22 juni 2015 heeft de beslagrechter als volgt beslist:
“Mede gezien de toelichting van mr. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] d.d. 22 juni 2015, welke aan deze beslissing is gehecht(toevoeging voorzieningenrechter in dit kort geding: het hiervoor vermelde faxbericht van 22 juni 2015 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] )
;
Toegestaan als verzocht met begroting van de vordering voorlopig op € 287 371,-- (de voorzieningenrechter in dit kort geding leest € 287 361,--; zegge: tweehonderdzeventachtigduizend-driehonderd-eenenzestig euro)”.
2.7.4.
De beslagrechter heeft geen verhoor of anderszins wederhoor bepaald.
2.8.
Bij afzonderlijke exploten van 23 juni 2015 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] conservatoir beslag gelegd op de hiervoor onder a), b) en c) weergeven zaken.
2.9.
Bij exploot van 26 juni 2015 zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] in appèl gekomen tegen het vonnis in kort geding van 3 juni 2015.
2.10.
Op 7 juli 2015 hebben de arbiters schriftelijk hun voorlopige conclusies ter zake drie geschilpunten gegeven. Die drie geschilpunten zijn:
1.Vaststelling van het beginvermogen per 1 januari 2013 van mr. Van Uden (via zijn besloten vennootschap) in de Maatschap [naam advocaat] & [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] Advocaten;
2.Vaststelling of de kosten van de stagiaire, mw. mr. [naam 2] , tot de kosten van de maatschap behoren, nu de arbeidsovereenkomst niet mede door de heer [naam advocaat] is ondertekend;
3.Vaststelling of de kosten van de stagiair, dhr. [naam 3] , tot de kosten van de maatschap behoren, nu de arbeidsovereenkomst niet mede door de heer Van Uden is ondertekend.
2.11.
Partijen zijn vervolgens – ingevolge het door de arbiters vastgelegde definitieve procesreglement – in de gelegenheid gesteld om op die voorlopige conclusies te reageren, alvorens definitieve conclusies door de arbiters over (in ieder geval) deze drie geschilpunten worden getrokken. [naam advocaat] heeft van die mogelijkheid om te reageren gebruik gemaakt. Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding zijn de definitieve conclusies van de arbiters over de hiervoor weergegeven drie geschilpunten nog niet bekend.
2.12.
Op 8 juni en 8 juli 2015 zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] gesommeerd om aan het vonnis van 3 juni 2015 te voldoen. Bij exploot van 20 juli 2015 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het vonnis in kort geding d.d. 3 juni 2015 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] laten betekenen (op 26 juni 2015 was dit vonnis reeds aan de maatschap [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] Advocaten betekend) en daarbij bevel gedaan om aan de veroordelingen in kort geding te voldoen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben niet aan dit bevel voldaan.
2.13.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben nadien ook nog verzocht om diverse andere (dan waarvoor reeds op 19 en 22 juni 2015 verlof was verleend) conservatoire beslagen te leggen op zaken van [naam advocaat] (in persoon). Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, op 23 juli 2015 (alhier geregistreerd onder nummer C/03/208996/KG RK 15/727) hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] bij exploten van
24 juli 2015 deze conservatoire beslagen gelegd.
2.14.
Bij exploten van 28 juli 2015 (betekend door deurwaarder [naam deurwaarder] ) heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] executoriaal derdenbeslag doen leggen op de (gelden van) de privérekeningen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] bij Rabobank, ABN Amro Bank en SNS Bank, zulks uit kracht van de grosse van het vonnis in kort geding van 3 juni 2015. Ondanks verzoeken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit executoriale derdenbeslag niet opgeheven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] vorderen, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergeven feiten, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de door deurwaarder [naam deurwaarder] bij exploten d.d. 28 juli 2015 gelegde executoriale beslagen c.q. bankbeslagen op te heffen en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen om binnen uiterlijk 24 uren na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, het executoriaal beslag geheel te doen doorhalen;
II. te bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat na betekening niet wordt voldaan aan de veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om het beslag te doen doorhalen;
III. te bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis geen nieuwe beslagen ter zake het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 3 juni 2015 meer mag leggen totdat over al hetgeen dat ten grondslag ligt aan het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] gelegde conservatoir eigenbeslag definitief is beslist, zulks bij overtreding op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, onverminderd het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] tot vergoeding van opgetreden schade;
IV. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien die niet worden voldaan binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegde executoriale beslag niet ‘kleeft’, nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] – ondanks het met toestemming van de beslagrechter gelegde conservatoire eigenbeslag op alle vorderingen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] krachtens het vonnis in kort geding van 3 juni 2015 heeft – toch de executie van dit vonnis in kort geding voortzet.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] te veroordelen om binnen drie dagen na het in dezen te wijzen vonnis in kort geding het op 23 juni 2015 door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] onder henzelf gelegde beslag op te heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 hoofdelijk voor elke dag die [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] niet aan het in dezen te wijzen vonnis in kort geding voldoen;
II. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] te verbieden om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in kort geding nieuwe beslagen te leggen ter zake het tussen partijen op 3 juni 2015 gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 hoofdelijk per gelegd beslag;
III. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalend, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de achterstallige huur over juli en augustus 2015 ad € 3.764,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalend, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de toekomstige maandbedragen per 1 september 2015 en per de eerste van iedere maand het maandbedrag ad thans € 1.822,80 per maand en waarbij per
1 januari van elk jaar het dan geldende bedrag dient te worden vermeerderd met het dan geldende contractuele indexeringspercentage, te vermeerderen met de wettelijke rente over het desbetreffende maandbedrag vanaf de respectieve verzuimdata tot aan die der algehele voldoening.
V. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] te veroordelen in de kosten van dit geschil in reconventie.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] legt aan haar vorderingen I en II ten grondslag dat het verlof tot het leggen van conservatoir eigenbeslag ten onrechte is verleend. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wijst er verder op dat in artikel 18 lid 1 van de huurovereenkomst tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , [naam 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] enerzijds en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] anderzijds uitdrukkelijk is opgenomen dat ten aanzien van de verplichting tot betaling van de huurpenningen géén verrekening mogelijk is. Tegen dat verbod op verrekening hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] in de kortgedingprocedure (dat tot het vonnis van 3 juni 2015 heeft geleid) verweer gevoerd, maar dat verweer is door de voorzieningenrechter in zijn vonnis in kort geding van 3 juni 2015 gepasseerd. Het kan volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet zo zijn dat het verbod tot verrekening van de huurpenningen door het leggen van conservatoir eigenbeslag omzeild kan worden, waardoor de executie van het vonnis in kort geding van 3 juni 2015 op die manier wordt gefrustreerd.
De vorderingen III en IV vloeien voort uit voormelde huurovereenkomst. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wijst erop dat ook de huurpenningen over de maanden juli en augustus 2015 niet zijn voldaan, zodat daaruit kan worden afgeleid dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] niet voornemens zullen zijn om ook de nadien verschuldigde maandelijkse huurpenningen te voldoen.
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] een spoedeisend belang bij hun vorderingen in conventie hebben is de voorzieningenrechter genoegzaam gebleken.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat er (los van de vraag waaruit die afspraak nu exact voortvloeit) ten aanzien van de verplichting tot betaling van de huurpenningen inzake het pand géén verrekening mogelijk is.
4.3.
Ingevolge artikel 700 juncto 724 Rv is het mogelijk om conservatoir eigenbeslag te leggen op de in artikel 479h Rv bedoelde goederen. Blijkens de Tekst en Commentaar op artikel 479h Rv is de mogelijkheid van eigenbeslag in de wet voorzien voor gevallen waarin de beslaglegger geen mogelijkheid heeft tot verrekening van het door hem verschuldigde met zijn vordering op de schuldeiser. Een dergelijke situatie doet zich, onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven rechtsoverweging 4.2., ook in het onderhavige geval voor.
4.4.
Verder staat tussen partijen vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] na verkregen verlof van de beslagrechter op 22 juni 2015, bij exploot van 23 juni 2015 – onder meer – conservatoir beslag onder zichzelf hebben laten leggen, voor alle vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] krachtens het vonnis in kort geding van 3 juni 2015. Bij exploten van 28 juli 2015 (betekend door deurwaarder [naam deurwaarder] ) heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] executoriaal derdenbeslag gelegd op de privérekeningen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] bij de Rabobank, ABN Amro Bank en SNS Bank, zulks uit kracht van de grosse van het vonnis in kort geding van 3 juni 2015. Indien het conservatoire eigenbeslag beklijft, is het gevolg dat het nadien door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegde executoriale beslag niet beklijft. Met andere woorden: het conservatoire eigenbeslag frustreert in dat geval legitiem de executie van het vonnis in kort geding van 3 juni 2015. De nadien door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegde executoriale beslagen op (de gelden van) de privé-bankrekeningen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] (zoals die in de exploten van 28 juli 2015 zijn weergegeven) zijn alsdan niet te handhaven. De kernvraag die in het onderhavige geschil moet worden beantwoord is of de beslagrechter – nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans de gelegenheid heeft gehad haar mening te geven over de op verzoek van de beslagrechter (zie hiervoor onder 2.7.1.) met betrekking tot het verzochte eigen beslag door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] genoemde bijzondere gronden –, indien de beslagrechter deze op
22 juni 2015 had gekend, wel of niet tot een ander oordeel zou zijn gekomen. Een verdergaande beoordeling van de beslissing van de beslagrechter op 22 juni 2015 is voorbehouden aan de rechter in hoger beroep.
4.4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek tot het leggen van conservatoir eigenbeslag, nadat de beslagrechter aanvullende informatie heeft verzocht en verkregen, op 22 juni 2015 door de beslagrechter is toegestaan als verzocht (zie rechtsoverweging 2.7.3.). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat de beslagrechter in het aanvullende verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] een rad voor de ogen is gedraaid. Ofschoon er in de procedure die tot het op
22 juni 2015 verleende verlof heeft geleid geen wederhoor heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld door het gelasten vaan een hoorzitting), waartoe de beslagrechter kennelijk geen aanleiding zag, brengt dat niet mee dat de beslagrechter in zijn belangafweging geen rekening heeft gehouden met het restitutierisico (1). Sterker nog: in hun aanvullende verzoek op 22 juni 2015 zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] uitvoerig op dat restitutierisico ingegaan, zodat dat risico door beslagrechter geacht moet worden te zijn meegenomen in zijn beoordeling van de vraag of het verzoek tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir eigenbeslag kon worden toegewezen.
Door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden gesteld, die de beslagrechter, als hij deze had gekend, tot een ander oordeel zou hebben gebracht.
4.4.2.
Hetgeen hiervoor ten aanzien van het restitutierisico is overwogen, geldt in gelijke zin voor hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over het gebruik van de kantoorruimte (2), de indexering (3) en de nieuwe feiten die na het vonnis in kort geding van 3 juni 2015 aan het licht zijn gekomen (4) heeft aangevoerd. Ten aanzien van (4) komt daar nog bij dat [naam advocaat] in persoon enig aandeelhouder is van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Uw Partner in Besparing B.V. (en dus strikt genomen los staat van verplichtingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
4.4.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft betoogd dat op geen enkele wijze vaststaat dat Van Uden B.V € 175.363,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] verschuldigd is. Daarmee gaat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorbij aan het voorlopig oordeel van de arbiters, die voorlopig hebben vastgesteld dat het beginvermogen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de maatschap [naam advocaat] & [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] Advocaten per 31 december 2012 c.q. 1 januari negatief € 57.899,00 bedroeg. Voorts hebben de arbiters (wederom voorlopig) geoordeeld dat de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] in dienst genomen advocaten mrs. [naam 2] en [naam 3] tot de kosten van de maatschap behoren. Aldus hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ter zake de afrekening van de maatschap een vordering op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zullen hebben van in ieder geval € 175.363,00 (nog daargelaten de ‘kosten gebruik kantoorruimte, secretariaat en andere voorzieningen’ en ‘schade’ waarover partijen verder twisten). In het voorlopig oordeel van arbiters (van 7 juli 2015, derhalve na indiening van het verzoek tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op 18 juni 2015 en de nadere toelichting op 22 juni 2015) kunnen evenmin nieuwe bijzondere omstandigheden worden ontwaard ten voordele van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] Overigens geldt ook op dit punt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] in hun verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op 18 juni 2015 uitvoerig zijn ingegaan op de samenstelling van het bedrag van € 175.363,00 en ter onderbouwing daarvan producties hebben bijgevoegd. Deze gegevens waren dus – behoudens het voorlopig oordeel van de arbiters dat pas op 7 juli 2015 bekend werd – ook reeds bij beslagrechter bekend en worden geacht te zijn meegewogen in zijn beslissingen van 19 juni en 22 juni 2015.
4.5.
De conclusie uit het vorenstaande is dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot een opheffing van het conservatoire beslag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] na het verkregen verlof van de voorzieningenrechter op 22 juni 2015 onder zichzelf hebben laten leggen op alle vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] krachtens het vonnis in kort geding van 3 juni 2015.
4.6.
Uit voorgaande overwegingen vloeit voort dat het de vordering onder I toewijsbaar is: de executoriale beslagen op de (gelden) van de privé-bankrekeningnummers van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] worden opgeheven en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal worden veroordeeld om die beslagen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis geheel te doen doorhalen. De vordering onder II is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom wordt gemaximeerd op € 100.000,00. De vordering onder III zal op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na betekening van dit vonnis geen nieuwe
soortgelijkebeslagen ter zake van het vonnis in kort geding van 3 juni 2015 mag leggen.
4.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] worden begroot op:
- explootkosten € 98,98
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
totaal € 1.199,98
4.7.1.
De gevorderde veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen op hierna in het dictum weer te geven wijze worden toegewezen.
4.7.2.
De gevorderde wettelijke rente – over zowel de proceskosten als de nakosten – zal op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen.
in reconventie
4.8.
Het spoedeisend belang van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is ten aanzien van al zijn vorderingen in reconventie genoegzaam gebleken.
4.9.
Hetgeen hiervoor in conventie is overwogen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Die overwegingen in conventie leiden ertoe dat de reconventionele vorderingen onder I en II zullen worden afgewezen.
4.10.
Wat resteert is de beoordeling van de vorderingen onder III en IV. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.10.1.
Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] de inhoud van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde huurovereenkomst – mede onder verwijzing naar de memorie van grieven – gemotiveerd hebben betwist, kan de exacte grondslag van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Zelfs indien die grondslag wel zou kunnen worden vastgesteld, is de omvang van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde betalingsverplichting in dit geding – gelet op het verweer van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] – niet met voldoende zekerheid vast te stellen. De gevorderde betaling van toekomstige maandbedragen is reeds door de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 3 juni 2015 onder 4.8. afgewezen, zodat hierop thans niet zal noch kan worden teruggekomen. De vorderingen onder III en IV worden mitsdien afgewezen.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2]
worden begroot op € 408,00 aan salaris advocaat (de helft van € 816,00), waarbij rekening is gehouden met het feit dat een deel van het verweer in reconventie voortvloeit uit de vorderingen in conventie.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
heft de door deurwaarder [naam deurwaarder] bij exploten d.d. 28 juli 2015 gelegde executoriale beslagen op de privé-bankrekeningen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] op en veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om die executoriale beslagen binnen 24 uren na betekening van dit vonnis geheel te doen doorhalen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan, met een maximum verbeurte van € 100.000,00;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na betekening van dit vonnis geen nieuwe soortgelijke beslagen ter zake van het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 3 juni 2015 meer mag leggen totdat over al hetgeen dat ten grondslag ligt aan het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] gelegde conservatoir eigenbeslag definitief is beslist, zulks bij overtreding daarvan op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, onverminderd het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] tot vergoeding van opgetreden schade;
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] tot op heden begroot op een bedrag van € 1.199,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de dag der algehele voldoening;
- te vermeerderen met € 68,00 aan salaris advocaat indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf de vijftiende dag na deze betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
5.7.
wijst het gevorderde af;
5.8.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] tot op heden begroot op een bedrag van € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en is in het openbaar uitgesproken.