Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2015 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
“Het totale aantal parkeerplaatsen (hierbij is geen sprake van publieke parkeerplaatsen) in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernorm zoals die door de raad van de gemeente Maastricht is vastgelegd in de Beleidsnota parkeren d.d. 17 april 2007, van de toe te voegen functies.”Eiser leidt daaruit af dat de op die nota gebaseerde en ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geldende Nota Parkeernormen 1997 van toepassing is. De rechtbank volgt eiser daarin echter niet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor het bouwplan op deze locatie het inmiddels vervallen artikel 8, vijfde lid, en het eveneens vervallen, artikel 9 van de Woningwet nog van toepassing zijn, nu het bestemmingsplan is vastgesteld vóór 29 november 2014 (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2634). Genoemde bepalingen van de Woningwet houden in dat de bouwverordening voorschriften van stedenbouwkundige aard kan bevatten, maar dat deze buiten toepassing blijven als deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan. Een voorschrift van stedenbouwkundige aard als zojuist bedoeld is neergelegd in het door verweerder toegepaste artikel 2.5.30 van de gemeentelijke bouwverordening, inhoudende -samengevat- de verplichting om in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te voorzien alsmede de mogelijkheid om daarvan ontheffing te verlenen. Uit de hiervóór geciteerde tekst van genoemd planvoorschrift blijkt evenwel niet waar, hoe en hoeveel parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd. Voor zover de geciteerde bepaling van het bestemmingsplan al niet wegens strijd met de rechtszekerheid onverbindend moet worden geacht, is deze derhalve niet te beschouwen als een uitputtende regeling waardoor, bij toetsing aan artikel 9 van de Woningwet, artikel 2.5.30 van de gemeentelijke bouwverordening buiten toepassing zou moeten blijven. Verweerder heeft dat voorschrift dan ook terecht bij de beoordeling van de vergunningaanvraag betrokken. Niet in geschil is dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit bij de toepassing van dat voorschrift de Nota Parkeernormen 2011 als beoordelingskader hanteerde en dat de Nota Parkeernormen 1997 daarbij geen rol (meer) speelde. Het betoog van eiser dat de Nota Parkeernormen 1997 had moeten worden toegepast, faalt dan ook.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 8 december 2014 voor zover daarbij aan de verleende omgevingsvergunning de voorwaarde van storting in het parkeerfonds is verbonden;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiser te
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2015.