ECLI:NL:RBLIM:2015:7982

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
C/03/209992 / KG ZA 15-429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens verblijf zonder recht of titel in een woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, [eiser sub 1], [eiseres sub 2], en [eiseres sub 3], en gedaagde, [gedaagde]. De eisers vorderden de ontruiming van de tweede verdieping van een pand in Maastricht, waar gedaagde zonder recht of titel verbleef. De procedure begon met een dagvaarding op 17 augustus 2015, gevolgd door verschillende e-mails en een mondelinge behandeling op 17 september 2015. De eisers stelden dat gedaagde nooit huur had betaald en schade aan het pand had veroorzaakt. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij een huurovereenkomst had met de vader van [eiser]. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat er geen bewijs was van een geldige huurovereenkomst. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming en een dwangsom van € 100,00 per dag bij niet-naleving. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 1.195,19 werden begroot, plus nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/209992 / KG ZA 15-429
Vonnis in kort geding van 18 september 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. drs. A.L. van den Bergh LLM.,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. I.J.L. Daemen.
Partijen zullen hierna [eiser] (enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2015, met producties,
  • de e-mail van 16 september 2015 (16.20 uur) van de zijde van [gedaagde] , met producties,
  • de e-mail van 16 september 2015 (16.50 uur) van de zijde van [eiser] , met producties,
  • de e-mail van 17 september 2015 (08.57 uur) van de zijde van [eiser] , met producties,
  • de mondelinge behandeling van 17 september 2015,
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert
  • [gedaagde] te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis de tweede verdieping van het pand aan de [adres] , althans de [adres] te ontruimen en ontruimd te houden, bezemschoon, met al de zijnen en als het zijnde en dit ter algehele en vrije beschikking van [eiser] te stellen, onder afgifte van de sleutels, op verbeurte van een dwangsom van € 1000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
  • [eiser] te machtigen om bij gebreke van het ontruimen en ontruimd houden van de tweede verdieping van het pand aan de [adres] , althans de [adres] , de ontruiming te doen bewerkstelligen met de sterke arm van politie en justitie op kosten van [gedaagde] ,
  • [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de kosten van betekening, executie en ontruiming.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning op de tweede verdieping van het pand aan de [adres] te Maastricht verblijft, en dat, als er al sprake zou zijn van een huurovereenkomst, hetgeen niet zo is, [gedaagde] nooit enige huurbetaling heeft gedaan en voorts bovendien zich niet als een goed huurder gedraagt, omdat hij schade aan de het pand heeft veroorzaakt en de sloten zonder medeweten van [eiser] heeft (laten) vervangen.
[eiser] stelt recht op en spoedeisend belang bij de gevraagde maatregel te hebben.
2.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat hij wel degelijk een huurovereenkomst met de vader van [eiser] is aangegaan, waartoe bewijs in geding wordt gebracht in de vorm van een kopie van een huurovereenkomst en een verklaring van de tweede echtgenote van de vader van [eiser] en de verklaring van een bekende van de familie [eiser] , [naam] , die voor de vader van [eiser] de contacten met [gedaagde] legde en onderhield.
Gesteld wordt dat contant dan wel door storting op rekening de huurpenningen zijn betaald. Erkend wordt dat daarvan geen bewijs is, omdat er geen ontvangst- of stortingsbewijzen zijn. Erkend wordt voorts dat sinds januari 2015 geen huurbetalingen zijn verricht met de reden dat de rekening waarop werd betaald zou zijn geblokkeerd. [gedaagde] stelt dat dit geld wel is gereserveerd. Erkend wordt dat uit eigen beweging de sloten zijn vervangen, omdat [gedaagde] zijn woongenot feitelijk was ontzegd doordat hij de woning niet meer in kon.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
3.2.
Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat de gewone burgerlijke rechter in kort geding niet bevoegd zou zijn kennis te nemen van de vordering, omdat het een huurkwestie betreft die tot de competentie van de kantorenrechter behoort, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de wet zich er niet tegen verzet dat een ontruimingsvordering bij hem wordt aangebracht en niet bij de kantonrechter in kort geding.
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering tot ontruiming zonder meer kan worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn van ontruiming wordt bepaald in overeenstemming met het door de rechtbank gehanteerde beleid terzake en dat de dwangsom om redenen van redelijkheid en billijkheid wordt beperkt en gemaximeerd, als in het dictum, en de vordering [eiser] te machtigen te ontruimen met de sterke arm wordt afgewezen. Dit laatste omdat op grond van de toepasselijke wet- en regelgeving de deurwaarder deze bevoegdheid reeds heeft.
3.4.
Terzake de ontruiming overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
3.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. In de administratie van (de vader van) [eiser] (of van zijn tweede echtgenote) is geen huurovereenkomst aangetroffen. De door [gedaagde] in geding gebrachte huurovereenkomst is valselijk opgemaakt, omdat de vader van [eiser] geestelijk en physiek niet in staat was zijn belangen zelf te behartigen op de in de overeenkomst vermelde datum. De verklaring van [naam] terzake wordt betwist. In ieder geval, zo stelt [eiser] , is niet gebleken dat [gedaagde] rechten aan de huurovereenkomst kan ontlenen, omdat zijn naam en handtekening ontbreken. Bovendien is er nooit huur betaald.
3.6.
Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de overgelegde kopie van de beweerdelijke huurovereenkomst tussen de vader van [eiser] en [gedaagde] , alsmede de overgelegde verklaringen niet blijkt dat met [gedaagde] is gecontracteerd, zodat hij zonder recht of titel gebruik maakt van de woning.
Uit de door [gedaagde] overgelegde huurovereenkomst blijkt immers met geen woord dat hij de huurder van de woning is; zijn naam en handtekening ontbreken en de verwijzing naar de werkgever is, naar zijn eigen zeggen, niet correct. De wijzigingen die in de overeenkomsten door weglakken, doorstrepingen of aanvullingen zijn aangebracht bevestigen voorts weliswaar wat in een tweetal overgelegde verklaringen wordt beweerd terzake de gang van zaken rondom het tot standkomen van de overeenkomst, de hoogte van de huur en dergelijke, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat aan deze twee verklaringen niet het gewicht kan worden gehecht dat [gedaagde] daaraan wenst te hechten. In de overgelegde verklaring van de tweede echtgenote van de vader van [eiser] ontbreekt immers iedere verwijzing naar [gedaagde] als huurder en de verklaring van [naam] is, gelet op de betwisting terzake de gezondheidssituatie van de vader van [eiser] , ongeloofwaardig. Uit niets blijkt bovendien dat [naam] optrad als zaakwaarnemer van de vader van [eiser] of diens tweede echtgenote, noch dat hij handelde met toestemming of instemming van de vader van [eiser] of diens tweede echtgenote.
3.7.
Voorts – en deels ten overvloede – is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bovendien bijzonder merkwaardig is dat er geen enkel financieel spoor is dat er huurpenningen zijn betaald door [gedaagde] op grond van de beweerdelijke huurovereenkomst. Van contante betalingen noch van stortingen op de in de overeenkomst aangewezen bankrekening is enig bewijs. Gelet op de betwisting van het feit dat die bankrekening geblokkeerd zou zijn, is het voorts nogal ongeloofwaardig dat [gedaagde] vanwege die blokkering per januari 2015 opgehouden zou zijn de huurpenningen te betalen. [gedaagde] heeft voorts geen enkele reden gegeven op grond waarvan moet worden aangenomen dat het opschorten van de huurbetalingen gerechtvaardigd zou zijn, zodat, indien er al sprake zou zijn van een huurovereenkomst, [gedaagde] reeds meer dan drie maanden zonder recht of reden de huurpenningen niet betaald heeft, hetgeen op zich reeds een toerekenbaar tekortkomen in het nakomen van zijn verplichting tot huurbetaling uit de huurovereenkomst oplevert dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.8.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] . Deze worden begroot op € 1.195,19 (waarvan
€ 94,19 exploot van dagvaarding, € 285,00 griffierrecht en € 816,00 salaris advocaat).
De nakosten alsmede de kosten die de deurwaarder blijkens het proces-verbaal van ontruiming, indien daartoe moet worden overgegaan, heeft moeten maken, worden toegewezen als in het dictum.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de tweede verdieping van het pand aan de [adres] , te Maastricht, althans de [adres] te Maastricht te ontruimen en ontruimd te houden, bezemschoon, met al de zijnen en al het zijne en dit ter algehele en vrije beschikking van [eiser] te stellen, onder afgifte van de sleutels, op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
4.2.
machtigt [eiser] om bij gebreke van het ontruimen en ontruimd houden van de tweede verdieping van het pand aan de [adres] , te Maastricht, althans de [adres] te Maastricht dor [gedaagde] , de ontruiming te doen bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] , welke kosten moeten blijken uit het alsdan op te maken proces-verbaal van executie en ontruiming van de deurwaarder,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.195,19, alsmede in de nakosten ad € 131,00, indien slechts aanschrijving geschiedt en geen betekening van dit vonnis, en ad € 199,00 indien wel betekening van dit vonnis plaatsvindt,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Groen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB