ECLI:NL:RBLIM:2015:8430

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
4439885 CV EXPL 15-8585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de eisers, bestaande uit [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3], een vordering ingesteld tegen Weller Wonen, de gedaagde partij. De eisers vorderen een verbod op de ontruiming van hun woning, die is bevolen in een eerder vonnis van de kantonrechter, en stellen dat de executant misbruik maakt van haar bevoegdheid. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die is ontbonden vanwege een betalingsachterstand van € 1.435,97. De kantonrechter had de eisers veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis van 19 augustus 2015. De eisers stellen dat er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand voor hen creëren, en dat de executie van het vonnis niet kan doorgaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de executie op een juridische of feitelijke misslag berust, en dat de omstandigheden die zij aanvoeren niet voldoende zijn om de executie te schorsen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen, en dat zij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 600,-.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4439885 CV EXPL 15-8585
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2015
in de zaak van:

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
3.
[eiser sub 3],
allen wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.G.M.M. van Montfort, advocaat
tegen:
de stichting
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd Raadhuisstraat 21B,
6444 AA Brunssum,
gedaagde partij,
gemachtigde P.M.F. Otten, gerechtsdeurwaarder.
Partijen zullen hierna aan de zijde van eisende partij afzonderlijk [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] genoemd worden (tezamen [eisers] c.s.), en aan de zijde van gedaagde partij Weller Wonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 september 2015
  • de akte overlegging nadere producties aan de zijde van [eisers] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 1 oktober 2015, waarbij namens [eisers] c.s. [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] zijn verschenen, bijgestaan door
mr. Van Montfort en namens Weller Wonen mw. [naam] is verschenen, bijgestaan door mr. Paffen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 19 augustus 2015 (zaaknummer: 3819937 CV EXPL 15-996) heeft de kantonrechter de tussen [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] enerzijds en Weller Wonen anderzijds bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) ontbonden en [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis.
2.2.
Ter zake de ontbinding van de huurovereenkomst heeft de kantonrechter overwogen dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] , door een betalingsachterstand van
€ 1.435,97 berekend tot en met mei 2015 te laten ontstaan, ernstig tekort zijn geschoten in hun uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, hetgeen - daar er geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld - de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt.
2.3.
Ten aanzien van de hoogte van de huurachterstand is het navolgende overwogen:
“3.6. Ten aanzien van de verrekening van de betalingen met de proceskosten kan de kantonrechter Weller niet volgen.
Nu de proceskosten eerst bij het einde van een procedure (kunnen) worden vastgesteld kunnen eerdere betalingen hier niet mee worden verrekend. Wel strekken de betalingen conform artikel 6:44 BW in eerste instantie op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
3.7.
Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter toewijzen:
  • huurachterstand tot en met mei 2015 € 3.121,93
  • buitengerechtelijke incassokosten 255,74
  • minus deelbetalingen1.914,69-/-
Totaal € 1.435,97 (…).”
2.4.
[eisers] c.s. zijn voornemens hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van
19 augustus 2015.
2.5.
Weller Wonen heeft het vonnis van 19 augustus 2015 aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] laten betekenen met de aanzegging dat, indien de ontruiming niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, gerechtelijke ontruiming zal plaatsvinden op
15 september 2015, vanaf 11.00 uur.
2.6.
Vanwege omstandigheden die buiten onderhavige procedure zijn gelegen, is Weller Wonen tot aan de mondelinge behandeling van dit geding nog niet overgegaan tot gerechte-lijke ontruiming.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. vorderen na wijziging van eis dat de kantonrechter, oordelend als voorzieningenrechter, Weller Wonen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal:
Primair
verbieden om de ontruiming van de woning hangende het hoger beroep voort te zetten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Weller Wonen in strijd handelt met het vonnis;
verbieden om [eiseres sub 2] te ontruimen uit de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Weller Wonen in strijd handelt met het vonnis;
veroordelen tot betaling van de proceskosten.
Subsidiar
verbieden om gedurende een periode van drie maanden na uitspraak van dit vonnis de ontruiming van de woning voort te zetten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Weller Wonen in strijd handelt met het vonnis;
verbieden om gedurende een periode van drie maanden na uitspraak van dit vonnis [eiseres sub 2] te ontruimen uit de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Weller Wonen in strijd handelt met het vonnis;
veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan hun primaire en subsidiaire vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub a. en b. leggen [eisers] c.s. ten grondslag dat, nu Weller Wonen geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar executiebevoegdheid, zij bij de executie van het vonnis van 19 augustus 2015 op het onderdeel van de ontruiming, misbruik maakt van haar recht. Ter onderbouwing hiervan stellen [eisers] c.s. enerzijds dat het ontruimingsvonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, en anderzijds dat de executie, op grond van na het vonnis voorgevallen en aan het licht gekomen feiten en omstandigheden - met name dat alternatieve huisvesting voor [eisers] c.s. ontbreekt, dat het voor [eiseres sub 2] medisch noodzakelijk is om huisvesting te hebben en dat [eisers] c.s. inspanningen hebben verricht om de huurachterstand in te lopen en een betalingsregeling overeen te komen - een klaarblijkelijke noodtoestand zal doen ontstaan. Als grondslag van de primaire en subsidiaire vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub b. hebben [eisers] c.s. daarnaast gesteld dat het vonnis van 19 augustus 2015 geen recht of titel vormt om Wessel-Kennis te ontruimen.
3.3.
Weller Wonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak. Het geschil tussen partijen is een executiegeschil als bepaald in artikel 438 Rv, zodat de kantonrechter, oordelend als voorzieningenrechter, bevoegd is om er kennis van te nemen.
4.2.
Met partijen stelt de kantonrechter voorop dat in een executiegeschil met betrekking tot een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, schorsing of staking van de tenuitvoer-legging van het vonnis bevolen kan worden, indien de executant - mede gelet op de belang-en aan de zijde van de geëxecuteerde - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan, artikel 3:13 BW. Van een dergelijke situatie kan volgens vaste jurisprudentie sprake zijn, indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel indien de executie op grond van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
De door [eisers] c.s. aan hun primaire en subsidiaire vorderingen ten grondslag gelegde stelling dat de kantonrechter in de bodemprocedure een misslag heeft begaan, door in zijn vonnis een onjuiste berekening te maken van de huurachterstand tot en met mei 2015 en/of de gedane betalingen onjuist toe te rekenen, slaagt niet. In de rechtsoverwegingen 3.5. tot en met 3.7. van het vonnis van 19 augustus 2015 heeft de kantonrechter gemotiveerd uiteengezet hoe hij tot het oordeel is gekomen dat er tot en met mei 2015 een huurachterstand van € 1.435,97 bestond. De enkele omstandigheid dat deze motivering voor [eisers] c.s. onbegrijpelijk is en de hieraan verbonden oordelen hen niet bevredigen, kan niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een juridische of feitelijke misslag in dat vonnis. De bij conclusie van repliek gespecificeerde en - bij gebreke van conclusie van dupliek - niet betwiste huurachterstand stond vast. Uit het vonnis van
19 augustus 2015 kan ook niet worden afgeleid dat de kantonrechter, bij de berekening van de huurachterstand, de door [eisers] c.s. verrichtte deelbetalingen in mindering heeft gebracht op de proceskosten. Die betalingen zijn in overeenstemming met artikel 6:44 BW eerst in mindering gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten en daarna op de oudste achterstallige huur.
4.4.
Voor wat betreft de vraag of na het vonnis aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] een noodtoestand doen ontstaan, kunnen alleen feiten en omstandigheden die ten tijde van de procedure bij de kantonrechter niet bekend waren noch konden zijn in overweging worden genomen. Feiten en omstandigheden die gedaagden verzuimd hebben aan te voeren of die in de vorige procedure reeds aan bod zijn gekomen, kunnen derhalve niet betrokken worden bij het antwoord op de vraag of executie moet worden geschorst.
4.4.1.
Dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] na de executie van het vonnis van 19 augustus 2015 zonder huisvesting komen te zitten, is een aan het ontruimingsvonnis inherente omstandigheid, die al (impliciet) door de kantonrechter in zijn oordeel in de bodemprocedure is betrokken. Deze omstandigheid kan derhalve geen grond voor schorsing opleveren. Dat de ontruiming [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] zwaar treft als gevolg van de medische situatie van [eiseres sub 2] , levert naar het oordeel van de kantonrechter evenmin een rechtsgeldige grond voor schorsing op. De medische situatie had - gelet op het feit dat [eiseres sub 1] al sinds een half jaar mantelzorger van [eiseres sub 2] is - reeds in de bodemprocedure aan de orde gesteld kunnen worden en vormt dus geen novum in vorenbedoelde zin.
4.4.2.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 3] hebben verder aangevoerd dat zij zich na het vonnis van 19 augustus 2015 ingespannen hebben om hun financiële situatie op orde te brengen, een betalingsregeling voor de huurachterstand te treffen en de lopende huur bij vooruitbetaling te voldoen. Deze omstandigheden hebben op zichzelf niet het gevolg dat er bij de ontruiming een noodtoestand zal ontstaan.
Niettegenstaande deze inspanningen bestond overigens tot op de dag van de mondelinge behandeling in dit kort geding nog altijd een huurachterstand van drie maanden. Reeds daarom kan niet worden geoordeeld dat Weller Wonen misbruik van bevoegdheid maakt door de executie voort te zetten.
4.4.3.
Ten slotte is het vonnis van 19 augustus 2015 uitvoerbaar bij voorraad verklaard, hetgeen meebrengt dat Weller Wonen tot executie bevoegd is hangende het (overigens nog niet ingestelde) hoger beroep.
4.5.
Ten aanzien van de executie van het vonnis jegens [eiseres sub 2] wordt voorop gesteld dat een veroordeling tot ontruiming ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen derden die bij de procedure waarin de ontruiming is bevolen geen partij waren. Dit kan echter anders zijn ten aanzien van een derde die jegens de executant een eigen recht heeft, zoals een huur- of gebruiksrecht.
4.5.1.
[eiseres sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij jegens Weller Wonen een eigen woonrecht heeft. Zij ontleent het recht om in het gehuurde te wonen aan haar kinderen, [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] . Ook als Weller Wonen met de inwoning zou hebben ingestemd, vormt die instemming nog geen eigen titel op grond waarvan [eiseres sub 2] de bewoning zou kunnen voortzetten na de ontbinding van de huurovereenkomst tussen Weller Wonen enerzijds en [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] anderzijds. Het belang van [eiseres sub 2] kan in de beslissing in beginsel slechts als belang aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] worden meegewogen, hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.4.1. is gebeurd.
4.5.2.
Voor zover het belang van [eiseres sub 2] al als eigen belang in de te nemen beslissing kan worden meegewogen, heeft te gelden dat Weller Wonen geen misbruik maakt van haar bevoegdheid om het tegen [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] gewezen vonnis tot ontruiming ten uitvoer te leggen, door mede [eiseres sub 2] te doen ontruimen. Immers heeft [eiseres sub 2] nagelaten om feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel kunnen rechtvaardigen dat Weller Wonen, gelet op de belangen aan de zijde van [eiseres sub 2] , geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan.
4.6.
Het voor overwogene leidt tot de conclusie dat er geen feiten en omstandigheden zijn die aan de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 augustus 2015 in de weg staan. De vorderingen van [eisers] c.s. zullen derhalve worden afgewezen.
4.7.
[eisers] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Weller Wonen worden tot op heden begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. hoofdelijk, des dat voor zover één van hen betaalt ook de anderen zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van Weller Wonen tot op heden begroot op € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG