In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de eisers, bestaande uit [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3], een vordering ingesteld tegen Weller Wonen, de gedaagde partij. De eisers vorderen een verbod op de ontruiming van hun woning, die is bevolen in een eerder vonnis van de kantonrechter, en stellen dat de executant misbruik maakt van haar bevoegdheid. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die is ontbonden vanwege een betalingsachterstand van € 1.435,97. De kantonrechter had de eisers veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis van 19 augustus 2015. De eisers stellen dat er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand voor hen creëren, en dat de executie van het vonnis niet kan doorgaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de executie op een juridische of feitelijke misslag berust, en dat de omstandigheden die zij aanvoeren niet voldoende zijn om de executie te schorsen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen, en dat zij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 600,-.