Op 16 oktober 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante uit Maastricht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 7 januari 2015, welke bij uitspraak van 26 maart 2015 niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, omdat zij stelde dat zij de aangetekende brieven van de rechtbank niet had ontvangen, noch een afhaalbericht had gekregen.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2015, waar het UWV niet aanwezig was, heeft de rechtbank de argumenten van de opposante gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposante in eerdere correspondentie had aangegeven dat zij de aangetekende brieven niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de aangetekende verzending, de brieven de opposante niet hadden bereikt. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak ten onrechte zonder zitting was gedaan en dat de opposante alsnog in de gelegenheid moest worden gesteld om haar gronden van beroep in te dienen.
De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat. Tevens heeft de rechtbank het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de opposante, vastgesteld op € 490,00. De rechtbank merkte op dat de opposante ook zonder termijn van de rechtbank in staat was om haar gronden in te dienen, en dat zij daarvoor in ieder geval vier weken de tijd had vanaf het verzenden van het beroepschrift.