3.3.1Heropening van het onderzoek ter terechtzitting
Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek op de terechtzitting van
28 oktober 2015 ten aanzien van de op de dagvaarding met het parketnummer 03/721313-13 aan de verdachte verweten feiten onder 1A, 1B, 2 en 3, niet volledig is geweest. De rechtbank zal daarom ter zake van die feiten de heropening van het onderzoek ter terechtzitting gelasten.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat het dossier wordt aangevuld met een proces-verbaal, waarin gerelateerd wordt welke uitrusting (kleding) de in de tenlastegelegde feiten 1A en 1B genoemde medewerkers van de politie droegen tijdens hun optreden op de parkeerplaats naast [coffeeshop] te Heerlen op 22 augustus 2013. In het bijzonder dient hierbij aandacht te worden geschonken aan onderdelen van de uitrusting (kleding) waaruit zou kunnen blijken dat het ging om medewerkers van de politie. Er dienen duidelijke foto’s van de gedragen uitrusting (kleding) aan het dossier te worden toegevoegd. Eventuele bijzondere kenmerken zoals logo’s en teksten op de voorzijde, rugzijde, boord, armen en dergelijke dienen op de foto’s in detail zichtbaar te zijn. De foto’s dienen vergezeld te gaan van een beschrijving van de kenmerken, waaronder afmeting, kleur en soort materiaal (bijvoorbeeld wel of niet reflecterend). Eventuele verschillen per politieambtenaar dienen nadrukkelijk te worden aangegeven, met vermelding waarin deze verschillen dan bestaan. Daarenboven wordt de officier van justitie opgedragen te bewerkstelligen dat ter zitting kan worden beschikt over een exemplaar van de relevante kledingstukken.
De rechtbank acht het eveneens noodzakelijk dat het dossier wordt gecompleteerd met een DVD/gegevensdrager waarop de beelden van de verschillende camera’s (nr. 4-6-11 en 14) van [coffeeshop] zijn vastgelegd. Deze DVD/gegevensdrager dient tevens de software te bevatten waarmee de vastgelegde beelden kunnen worden bekeken.
Tevens dient het procesdossier te worden aangevuld met een goede kopie van de tekeningen (situatieschetsen) gemaakt door verbalisant [slachtoffer 5] tijdens zijn verhoor door de rijksrecherche (pagina 114 en volgende). De tekeningen (situatieschetsen) waarover de rechtbank nu beschikt zijn van een zeer slechte kwaliteit en daardoor onleesbaar.
Uit het dossier blijkt dat - uiteindelijk - het door de verdachte bestuurde voertuig tot stilstand is gekomen, onder andere tegen de rechtervoorzijde van het politievoertuig, merk Seat Altea, kenteken [kenteken 1] . Dit laatste voertuig werd hierbij beschadigd. Aan de verdachte wordt in de tenlastelegging onder feit 3 de vernieling en/of beschadiging van bedoeld politievoertuig verweten.
De rechtbank heeft geconstateerd, dat in het door de VOA ter zake van het gebeuren op de parkeerplaats van [coffeeshop] opgemaakte proces-verbaal (bijlage 4 van het rijksrecherchedossier, pagina 50 tot en met 86), het betreffende voertuig in het geheel niet voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat - alsnog en bij aanvullend proces-verbaal - de betrokkenheid van de Seat Altea bij het gebeuren van 22 augustus 2013 op de parkeerplaats van [coffeeshop] dient te worden gerelateerd, dan wel dient te worden toegelicht waarom dit voertuig in het geheel niet voorkomt in het proces-verbaal van onderzoek van de VOA. De rechtbank wil worden voorgelicht over de schade aan de Seat Altea in relatie tot de snelheid van verdachtes voertuig op het moment van het botsen met de Seat Altea.
De rechtbank merkt op dat voorafgaand aan het onderzoek op de zitting van 28 oktober 2015 reeds gevraagd was om aanvulling van het dossier op een aantal van de hiervoor aangegeven onderdelen. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2015 was nog steeds niet aan de verzoeken voldaan. Niettemin heeft de rechtbank de strafzaak op deze zitting behandeld en vervolgens het onderzoek ter terechtzitting gesloten. Tijdens het beraad in raadkamer is de rechtbank vervolgens gebleken van de noodzaak om het dossier op de geschetste onderdelen te doen completeren.
Met betrekking tot de aan verdachte onder 1, 2 en 3 verweten feiten op de dagvaarding met parketnummer 03/721313-13 heeft de verdachte het verweer gevoerd niet te hebben geweten dat de mannen op de parkeerplaats medewerkers van de politie waren. De verdachte heeft verklaard niet te hebben gehoord dat geroepen werd “politie, politie”. Hij had enkel gehoord dat werd geroepen “eruit, eruit”. Verdachte heeft naar voren gebracht niet te hebben gezien dat het om medewerkers van de politie ging. De verdediging heeft in dit verband een beroep gedaan op putatief noodweer en psychische overmacht aan de zijde van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat ten behoeve van de toetsing van de aannemelijkheid van laatstbedoelde verweren nader onderzoek dient plaats te vinden. Dit onderzoek dient plaats
te vinden in de vorm van een reconstructie van de gebeurtenissen in de vroege avond van
22 augustus 2013 op de parkeerplaats bij [coffeeshop] [adres 1]
Zoals hiervoor reeds aangegeven zal de rechtbank heden het onderzoek in de strafzaak
tegen de verdachte heropenen voor wat betreft de op de dagvaarding met parketnummer 03/721313-13 onder 1A, 1B, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Op een vervolgzitting zal dan
de officier van justitie respectievelijk zullen de verdachte en zijn advocaat in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen te maken aangaande de organisatie en de uitvoering van de reconstructie. De rechtbank zal vervolgens hierover een beslissing nemen.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2015 ten aanzien van de op de overige aan verdachte tenlastegelegde feiten wel volledig is geweest. De rechtbank zal ten aanzien van die feiten bij vonnis van heden uitspraak doen.
3.3.2De overige feiten
Feit 4 (03/721313-13)
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft gepleegd op de wijze zoals hierna is vermeld onder punt 3.4. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangiftevan [aangever 1] , en
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
Feit 5 (03/721313-13)
De rechtbank heeft niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte het onder 5 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld onder punt 3.4. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangiftevan [aangever 2] , en
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
Feit 1 t/m 6 (03/866138-15)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld onder punt 3.4. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangiftevan [aangever 3] (namens [gedupeerde 1] ),
- de aangiftevan [aangever 4] (namens [gedupeerde 2] ),
- de aangiftevan [aangever 5] (namens [gedupeerde 3] ),
- de aangiftevan [aangever 6] (namens [gedupeerde 4] ),
- de aangiftevan [aangever 7] (namens [gedupeerde 5] )
- de aangiftevan [aangever 8] , en
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
Feit 7 (03/866138-15)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde auto zelf heeft gestolen. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen en zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 7 tenlastegelegde feit (te weten: heling). De steler van een goed kan immers niet gelijktijdig de heler van datzelfde goed zijn.
Feiten 8 en 9 (03/866138-15)
Op 22 augustus 2013 heeft [aangever 9] , namens [gedupeerde 6] ,
via internet aangifte gedaan van diefstal van 10,6 liter diesel. Blijkens de aangifte zou deze diefstal zijn gepleegd op 21 augustus 2013 (omstreeks 22.37 uur), door twee personen die reden in een Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
Op 21 augustus 2013 heeft [aangever 10] , eigenaar van tankstation [gedupeerde 7]
, aangifte gedaan van diefstal. [aangever 10] heeft verklaard dat een medewerker had gezien dat op 21 augustus 2013 (omstreeks 23.06 uur) een Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , het tankstation kwam opgereden en stopte bij pomp 3. In deze auto zaten twee personen. De bijrijder had brandstof getankt voor een bedrag van € 50,05. De bestuurder van de Volkswagen Golf en de bijrijder waren vervolgens weggereden zonder de brandstof te betalen. Bij de aangifte is een uitdraai uit het kassasysteem gevoegd, waaruit blijkt dat er op
21 augustus 2013 (omstreeks 23.06 uur) 36,03 liter diesel is getankt bij pomp 3.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 augustus 2013, samen met een ander, in een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , naar [gedupeerde 6] is gereden om brandstof te stelen. Hij - verdachte - was de bestuurder van de Volkswagen Golf. Zijn bijrijder is uitgestapt en heeft getankt. Daarna zijn zij zonder te betalen weggereden. Verdachte heeft verklaard dat zij later die dag hetzelfde hebben gedaan bij [gedupeerde 7] .
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte de onder 8 en 9 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.