ECLI:NL:RBLIM:2015:9763

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
03/700653-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling, veroordeling tot mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 17 november 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 21 november 2014 een kennis op straat heeft mishandeld. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl deze weerloos op de grond lag, meerdere keren tegen het hoofd en lichaam geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken rib en een gebroken rugwervel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het beroep op noodweerexces werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet gerechtvaardigd was in zijn handelen, dat niet voortvloeide uit een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700653-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 november 2015,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 november 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
(primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (subsidiair) hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . De kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] door hem met een ongeschoeide voet te schoppen is niet aanmerkelijk te achten.
Wat betreft de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 21 november 2014 ging de politie naar de [straatnaam] in Geleen, omdat daar iemand mishandeld zou worden. Ter plaatse zagen de verbalisant twee personen; één van hen droeg een grijze trainingsbroek, een zwart T-shirt en zwarte sokken. Dit bleek later [verdachte] , verdachte, te zijn. Naast verdachte zat een man op de grond die een grijze trui met capuchon en een lichtkleurige spijkerbroek droeg. [2] Dit bleek [slachtoffer] [3] [slachtoffer] te zijn. Toen de politie aan de verdachte vroeg waar degene die [slachtoffer] had mishandeld heen was gevlucht, antwoordde hij “dat ben ik, ik heb dat gedaan”. [slachtoffer] werd met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [4] Daar hoorde de politie van het verpleegkundig personeel dat [slachtoffer] een gebroken rib, een gebroken rugwervel, een kleine klaplong en meerdere kneuzingen over het hele lichaam had. Ook zag de politie dat [slachtoffer] ’ beide armen vanaf de schouders tot aan de handen rood/blauw waren gekleurd. [5]
[getuige] heeft verklaard dat zij zag dat een jongen met donker haar een andere jongen aan zijn capuchon trok en de capuchon over het gezicht van deze jongen trok, waardoor deze jongen ten val kwam. Vervolgens schopte de jongen met donker haar tegen het hoofd en de zij van de jongen die op de grond lag. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 november 2014 met [slachtoffer] , een kennis van hem, in botsing raakte. [slachtoffer] , duwde daarna verdachte met beide handen tegen zijn borst. Verdachte duwde [slachtoffer] terug. [slachtoffer] sloeg verdachte hierna en raakte hem ter hoogte van zijn linkeroog. Vervolgens riep [slachtoffer] “kut Marokkaan” en “rot op naar je eigen land”. Hierdoor werd verdachte boos. Hij heeft [slachtoffer] vervolgens meerdere keren tegen het gezicht geslagen. Ook heeft verdachte [slachtoffer] meerdere keren tegen het lichaam geschopt. Hij had op dat moment geen schoenen meer aan, omdat die al op een eerder moment waren uitgegaan. [7]
Poging tot zware mishandeling of mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg?
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt en geslagen, ook toen [slachtoffer] op de grond lag. Verdachte heeft aangevoerd dat hij “zich niet kan voorstellen” dat hij [slachtoffer] ook nog heeft geschopt toen die al op de grond lag. De plaats van het letsel bij [slachtoffer] (zijn bovenarmen en schouders) in combinatie met de verklaring van [getuige] leiden de rechtbank tot de conclusie dat dit wel degelijk is gebeurd.
Vervolgens is de juridische vraag of dat een poging tot zware mishandeling of mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg oplevert.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de verklaring van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij de bedoeling had om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag resteert of het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen.
Het slaan en met name schoppen tegen het hoofd kan, zeker als het slachtoffer op de grond ligt, in beginsel zwaar lichamelijk letsel opleveren. Het is echter niet zo dat schoppen tegen een hoofd altijd zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Of de kans op zwaar lichamelijk letsel als aanmerkelijk moet worden aangemerkt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de kracht en de manier van het schoppen en het soort schoenen dat bij het schoppen wordt gedragen. In dit geval staat niet vast dat verdachte schoenen aanhad heeft gedragen toen hij [slachtoffer] schopte. Het kan niet worden uitgesloten dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, [slachtoffer] zonder schoenen heeft geschopt. De politie constateerde namelijk ter plaatse dat verdachte slechts sokken droeg. Uit het dossier wordt ook weinig duidelijk over de kracht en de manier van het schoppen. Daarbij komt dat de kracht en de manier van het schoppen ook niet aan de hand van het letsel van [slachtoffer] kunnen worden gereconstrueerd, nu een daarop toegesneden geneeskundige verklaring in het dossier ontbreekt.
De rechtbank kan dus niet vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij zal verdachte dus vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het meermalen met kracht slaan en schoppen tegen het lichaam en het hoofd, [slachtoffer] heeft mishandeld. Uit de informatie die de politie van het verpleegkundig personeel ontving, blijkt dat bij [slachtoffer] een gebroken rib, een gebroken rugwervel, een kleine klaplong en meerdere kneuzingen over het gehele lichaam werden geconstateerd. De rechtbank kwalificeert dit letsel als zwaar lichamelijk letsel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Ten aanzien van subsidiair:
op 21 november 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam te schoppen en te slaan, onder meer terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib en een gebroken rugwervel en een klaplong en meerdere blauwe plekken en diverse kneuzingen ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsman is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer] verdachte een duw tegen zijn borst gaf, hem sloeg en hem vervolgens heeft beledigd met de woorden “kut Marokkaan” en “rot op naar je eigen land”. Op dat moment was er volgens de raadsman sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en heeft verdachte, die door het verbale geweld in een hevige gemoedsbeweging verkeerde, klaarblijkelijk in een waas [slachtoffer] geslagen en geschopt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ook indien aangenomen moet worden dat verdachte zich aanvankelijk terecht mocht verweren tegen het duwen door [slachtoffer] en het slaan door [slachtoffer] tegen het gezicht van verdachte, dan moet bij een beroep op noodweerexces worden beoordeeld of de grenzen van de noodzakelijke verdediging terecht zijn overschreden. In dat geval moet die overschrijding het onmiddellijke gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging, die door de fysieke aanranding is veroorzaakt.
Verdachte heeft echter verklaard dat hij boos werd toen [slachtoffer] tegen hem zei “kut Marokkaan” en “rot op naar je eigen land”. Op dat moment ging de “knop om in het hoofd” van verdachte, waarna verdachte [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en geschopt. De rechtbank is van oordeel dat dit slaan en schoppen van [slachtoffer] , ook en met name toen die [slachtoffer] op de grond lag, niet kan worden aangemerkt als een onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, die door de aanranding (schouderduw, duw tegen de borst en/of klap tegen het linkeroog) is veroorzaakt. De hevige gemoedsbeweging werd volgens verdachte zelf namelijk veroorzaakt door de beledigende opmerkingen van [slachtoffer] . Artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt echter dat een verdachte zich slechts mag verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Een belediging valt daar niet onder. Het beroep op noodweerexces verwerpt de rechtbank daarom.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat volstaan kan worden met het opleggen van een taakstraf als bepleit door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een kennis die hij op straat tegen kwam meerdere keren tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Toen het slachtoffer weerloos op de grond lag heeft verdachte hem nog meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt.
Het slachtoffer heeft bij deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel opgelopen; onder meer een gebroken rib, een gebroken rugwervel en een klaplong opgelopen. De mishandeling vond bovendien plaats op de openbare weg. Verschillende mensen hebben gezien wat er is gebeurd. De rechtbank neemt verdachte dit extra kwalijk omdat dit gevoelens van onveiligheid in de samenleving aanwakkert.
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk Overleg Strafrecht (LOVS) is géén oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van dit feit. Wel zijn in het LOVS oriëntatiepunten vastgesteld voor het bestraffen van mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbende en voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van één of meer kopsto(o)t(en) en/of schoppen/trappen tegen het hoofd. Deze strafbare feiten worden - indien aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten - bestraft met respectievelijk een taakstraf voor de duur van 120 uren dan wel een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal daar ten voordele van verdachte rekening mee houden. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer zijn jeugdige leeftijd (19 jaar).
Het feit en het letsel dat daardoor bij [slachtoffer] is veroorzaakt,zijn dusdanig ernstig dat de rechtbank - hoewel zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie - aansluiting zoekt bij het oriëntatiepunt dat is vastgesteld voor het bestraffen van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van één of meer schoppen en trappen tegen het hoofd. De op te leggen straf is dan ook hoger dan die door de officier van justitie is geëist.
De ernst van het feit, het handelen van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan - in het bijzonder het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer terwijl deze weerloos op de grond lag - rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een taakstraf van een aanzienlijke duur. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte (zijn leeftijd) en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, niet passend.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Een taakstraf van een kortere duur, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, niet geïndiceerd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2015.
Buiten staat:
mrs. Holthuis en Van Delft is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 november 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen, onder meer terwijl deze
[slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 21 november 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan, onder meer terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib en/of een gebroken rugwervel en/of een klaplong en/of een of meerdere blauwe plekken en/of diverse kneuzingen ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2014149184, gesloten d.d. 23 november 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 29.
2.Proces-verbaal van bevindingen, als weergegeven op de pagina’s 13 en 14 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014.
4.Proces-verbaal van bevindingen, als weergegeven op de pagina’s 13 en 14 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen, als weergegeven op pagina 19 van de doornummering.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , als weergegeven op pagina 9 van de doornummering.
7.Verklaring van verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2015.