Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2015 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
strijdig gebruik). Voorts is er gelet op het samenstel van activiteiten - het opslaan van fourage en hooi, de stalling van tractoren en diverse landbouwmachines, het houden van twee paarden, het gebruik van diverse bijgebouwen en open terreinen en dat dit al zo’n 12 maanden duurt - sprake van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer (Wm), zonder dat daartoe een melding in de zin van artikel 8.40 van de Wm is gedaan (
inrichting). Daarnaast stelt eiser dat het westelijke en noordelijke deel van de monumentale hoeve in gebruik is voor primaire woonfuncties, hetgeen zich niet verdraagt met de aanduiding ‘bijgebouwen’ op basis van het vigerende bestemmingsplan (
gebruik bijgebouwen).
strijdig gebruikvan een loods toegewezen voor zover het betreft de stalling van landbouwvoertuigen en -werktuigen (rode kiepkar) ten behoeve van het agrarisch bedrijf van de zoon van derde-partij. Volgens verweerder zijn de andere activiteiten in de loods als hobbymatig te beschouwen en niet in strijd met de bestemming ‘Wonen’. Dat geldt volgens verweerder ook ten aanzien van de noordelijke vleugel wat betreft het houden van twee paarden en de opslag van hooi/stro hiervoor alsmede het hebben van enkele tractoren en machines voor het onderhouden van percelen. Verweerder heeft het handhavingsverzoek op dit punt afgewezen. Dat heeft verweerder ook gedaan ten aanzien van de omliggende terreinen en de binnenplaats wat betreft het stallen/parkeren van diverse landbouwwerktuigen, aangezien die niet zijn aangetroffen dan wel deze daar niet permanent staan. Nu de aangetroffen bouwstoffen worden gebruikt voor de bouw van een overkapping en tuinkamer is er geen reden deze aan te merken als afvalstoffen en op basis daarvan tot handhaving over te gaan. Nu verweerder niet uitgaat van agrarische bedrijfsvoering maar van hobbymatig gebruik, ziet hij ook geen reden tot handhaving over te gaan ten aanzien van de verkeersbewegingen ter plaatse. Ten aanzien van de
inrichtingheeft verweerder geconcludeerd dat hiervan geen sprake is waar het gaat om de landbouwvoertuigen en
gebruik bijgebouwenvan de hoeve betreft heeft verweerder geen reden gezien tot handhaving over te gaan, omdat niet gebleken is dat er sprake is van primaire woonfuncties.
strijdig gebruikthans van mening te zijn, op basis van inkomsten uit toeslagrechten en het aantal hectaren grond, dat de activiteiten die derde-partij ( [namen derde partij] uitoefent worden aangemerkt als bedrijfsmatige agrarische activiteiten. Daarbij is volgens verweerder geen sprake van strijd met het (overgangsrecht van) bestemmingsplan [naam] , omdat er geen sprake is van toename van activiteiten sinds 2010. Ten aanzien van de
inrichtingheeft verweerder op 4 maart 2013 een melding op basis van artikel 8.41 van de Wm ontvangen, waardoor er geen sprake meer is van strijd met deze wet en het daarop gebaseerde Activiteitenbesluit. Op basis hiervan wordt het primaire besluit van 8 januari 2013 ingetrokken voor zover dit ziet op de agrarische activiteiten in strijd met het bestemmingsplan en in strijd met de milieuwetgeving en wordt geconcludeerd dat verweerder geen handhavingsbevoegdheden toekomen, waardoor het handhavingsverzoek van eiser alsnog wordt afgewezen.
strijdig gebruikstelt verweerder zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt dat op de peildatum van 9 april 2010 op de locatie [naam percelen] agrarische activiteiten plaatsvonden, waardoor het geconstateerde (huidige) agrarische gebruik onder het overgangsrecht zou vallen. Verweerder heeft dit op geen enkele wijze aangetoond met foto’s, rapporten of anderszins. Reeds hierom is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb en komt dit voor vernietiging in aanmerking. De gegevens over de bedrijfsvoering (opbrengsten e.d.) over de jaren 2009 t/m 2010 zeggen niets over het al dan niet plaatsvinden van agrarische activiteiten op de locatie [naam percelen] en dat geldt ook voor tot de bedrijfsvoering behorende landbouwmachines, omdat die vaak op een andere locatie ten behoeve van het bedrijf van de zoon werden gebruikt. Ook stelt eiser dat hiermee niet vast is komen te staan dat de vermeende agrarische activiteiten vanaf de peildatum niet zijn gewijzigd, hetgeen in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.
inrichtingis eiser van mening dat de melding van 14 november 2013 op grond van het Activiteitenbesluit niet volledig is geweest, omdat de toegang(sweg) naar het vrijstaande gebouw ten noordwesten van de hoeve niet is meegenomen terwijl dat wel noodzakelijk is om dit gebouw te bereiken. Voorts is er ook opslag van landbouwmachines en -materialen buiten het vrijstaande gebouw en dus buiten de begrenzing van de inrichting (zoals gemeld), waardoor in strijd wordt gehandeld met artikel 8.41 van de Wm juncto artikel 1.10, eerste en tweede lid, van het Activiteitenbesluit.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op het gedeelte van het bestreden besluit ten aanzien van de inrichting;
- draagt verweerder op om voor voormeld onderdeel van het bestreden besluit een
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1470,-.
.