Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ruimtevoor haar en haar twee kinderen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 28 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige partners, [eiseres] en [gedaagde]. De vordering van [eiseres] was gericht op de ontruiming van het gehuurde door [gedaagde], na de beëindiging van hun affectieve relatie. [eiseres] had het gehuurde verlaten en woonde tijdelijk bij haar moeder met haar twee kinderen. Ze vorderde dat [gedaagde] het gehuurde binnen drie dagen zou verlaten, met de argumentatie dat [gedaagde] zonder recht of titel in het gehuurde verbleef, aangezien hij de huurovereenkomst niet had ondertekend.
De kantonrechter oordeelde echter dat de huurovereenkomst wel degelijk tussen [eiseres] en [gedaagde] was gesloten, ondanks het feit dat [gedaagde] deze niet had ondertekend. De rechter concludeerde dat [gedaagde] rechtmatig in het gehuurde verbleef, omdat hij samen met [eiseres] de huur had betaald en de huurovereenkomst was aangegaan. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, omdat deze een grondslag miste. Bovendien werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde].